GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Voor Kinderen.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Voor Kinderen.

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

UIT KWAAD TOT GOED.

XVII.

ELK ZIJN WERK,

We verlieten Jan Velders, nadat hij van zijn goeden vriend, den oud-regent van het Diaconie weeshuis, de toezegging had ontvangen, dat deze voor hem zou doen wat hij kon.

De oude heer hield trouw zijn woord. Hij kwam kort daarop Velders eens bezoeken, en deed allerlei vragen. De smid lei nog eens en uitvoerig bloot hoe het met zijn zaken stond. Ten slotte sprak de ander:

{ „Als ik je een raad mag geven, dan is het deze: Scheid er met de smederij zoo dra mogelijk uit. Het geeft toch niets meer. Zelfs voor een jongen heb je geen week werk meer, en je wordt op zoo'n wijs doodarm". o

„Maar wat moet ik doen? " vroeg Velders; D ..ik heb toch mijn gezin om voor te zorgen." „Dat zullen we zien", was het antwoord, „maar met verlies werken, gaat toch op den duur niet."

„'t Is toch hard mijnheer" zei juffrouw Velders, die ook tegenwoordig was, „zoo'n oude zaak te moeten opgeven. Grootvader had de smederij al van zijn vader geërfd, maar nu moet de heele zaak weg."

„Ja juffrouw", zei mijnheer, „maar denk ook eens wat voor tijden we beleven. Menschen die vroeger in weelde leefden, moeten 't nu zuinig aanleggen. Er zijn welgestelde lui genoeg, die nog maar bij uitzondering suiker in de kcfHe gebruiken. Ik zelf rook een gemeen soort tabak, die toch peperduur is. Hoeveel menschen hebben, net als ik, de stad moeten verlaten. U begrijpt ook, natuurlijk niet uit weelde. Men zegt, dat de stad al een zevende deel inwoners minder heeft dan vroeger. Eigen rijtuig ziet men haast niet meer. Bij mij in de buurt - — dat zul je wel gezien hebben, Velders — staat de eene buitenplaats naast de andere te koop." Ja, dat heb ik gezien", zei Velders, „'t is ook geen wonder, dat in zoo'n toestand er niets te verdienen valt. Iedereen zuinigt uit. Ik weet twee gewezen scbildersbazen, die nu blij zijn dat ze als knechts nog werk hebben."

„Juist dien weg wou ik u ook aauwijren", zei de bezoeker, „al valt het hard. Doe de smederij van de band, dan kun je kleiner en goedkooper-wonen, en hebt als knecht veel minder zorg en geregeld je loon".

Al was het niet gemakkelijk toe te geven, toch moesten Velders en zijn vrouw ten slotte erkennen, dat de gegeven raad nog de beste was. Alleen merkte onze smid op, dat het ver van gemakkelijk zou wezen, zelfs als knecht op het oogenblik werk te vinden.

„Daar heb ik ook aan gedacht", was het antwoord. „Maar ik weet wel raad. In het huisje dat ik nu bewoon is allerlei nog te doen; dat kon je, meen ik, best opknappen. Ondertusschen zal ik zien of ik je niet een baantje, als smid of zoo, kan bezorgen aan de stad of op de werf. Daar is ook wel 't vet van den ketel en aan handen geen gebrek, maar ik heb toch hoop dat ik iets voor je kan doen."

't Liep gelijk de oude heer zich had voorgesteld. Velders, na nog vruchteloos beproefd te hebben zijn zaakje verkoopen, sloot den winkel en ging in de buurt op een paar bovenkamers wonen, wat aan huur nog wat uitwon. Toch kostte het hem en vooral zijn vrouw veel zoo ' te scheiden, van het laatste, dat hem aan vroegere "welvaart herinnerde. Maar Jan sprak tot Betje: „De Heere heeft gegeven, de Heere heeft genomen, de naam des Heere zij geloofd.'* En de vrouw, al weende zij, antwoordde: „Je hebt gelijk. Hij zal het wel maken". *

« * Nadat Velders een week of drie in de Meer allerlei karweitjes had verricht, gelukte het zijn beschermer voor Jan wat te vinden en wel aan den Stadstimmertuin.

De stadstimmertuin was een plek grond, waarop, zooveel dat kon, de timmerwerken voor de stad noodig, werden uitgevoerd. Zij lag tusschen de Onbekende gracht en het Weesperplein, tot, nu een jaar of wat geleden, de plek is ontruimd, om met huizen bebouwd te worden. Dat het een tuin heette was. niet omdat er zooveel groeide — want het hout dat er verwerkt werd kwam niet uit den timmertuin — maar beteekende eenvoudig, gelijk vroeger altijd, een omheinde of afgeschoten piek. Zoo kent men te Amsterdam nog de Houttuinen, de Teertuinen, gelijk de Rijstuinen te Rotterdam,

Nu was 't zeker vreemd, dat een smid bij het timmeren werd aangesteld. Maar gij moet weten, dat in den droevigen Franschen tijd iedereen die werk zocht, maar aanpakte wat hij krijgen kon en al blij was iets te verdienen. Doch daarbij was Velders niet juist aangesteld als timmerman, maar als „Jan-draag-an", als verrichter van allerlei werkzaamheden, die elk verstandig mensch doen kon. Hij moest toezien bij het laden en lossen van hout, oud timmerwerk in ontvangst nemen, zorgen dat alles zijn behoorlijke plaats kreeg, boodschappen verrichten enz. Voor dit alles en veel meer, zou hij ontvangen de som van zeven gulden in de week. Nu kon men teen met dat geld vrij wat meer doen, dan nu ea waren vooral de huishuren veel lager dau thans, maar toch kostte een tarwebrood b.v, 16 ets, of, gelijk men toen zei, vijf en twintig duiten. Evenwel èn Velders èa zijn vrouw waren overblij, toen de man het postje kreeg, en dankten den man die 't hun bezorgd bad recht hartelijk. Trouwens, er waren een kleine honderd liefhebbers voor het baantje geweest! En zoo konden dan man en vrouw den Heere prijzen, die het hun nog wel maakte. Want zij hadden geleerd met den apostel te zeggen: als wij voedsel en deksel hebben, wij zullen daarmee vergenoegd zijn,

Zooals ik reeds vroeger zei, was het gezin in den loop, der jaren vermeerderd: thans telde het zes leden. Het oudste kind was A»gje, die nu een jaar of twaalf oud was, en moeder al aardig in de huishouding hielp. Nu dat kwam goed, want vreemde hulp kon vaa zeven gulden in de week niet betaald worden. Op steun van anderen viel niet te rekenen, want menigeen die vroeger een goed vast inkomen hadden, leed nu zelf gebrek. Daarbij was het voor Velders die er terecht een hekel aan had anderen lastig te vallen, een groote ramp, toen zijn vriend uit de Meer kwam te sterven. Want tot dezen, zijn vroegeren „Vader" van het Weeshuis had hij altijd vrijmoedig durven gaan en — zelden vergeefs.

Eindelijk na drie lange jaren kwam er een keer in den droeven toestand van ons land. Napoleon had den tocht naar Rusland ondernomen, dat hij de wet zou stellen, maar dat het graf van zijn leger worden zou. Moskou ging op in vlammen, en al als hun rook vervloog Napoleons hoop om ook in Europa als heerscher te gebieden. Vuur en ijs streden tegen hem en zijn prachtig leger was daartegen niet bestand. „De held van Europa kwam terug als een vluchteling, nauwelijks herkend aan de oorten van zijn paleis, "

BRIEFWISSELING,

P, R, te R. — „De Plaatsvervanger of de ocht naar de Steengroeve" door J. de Liefde, s een zeer schoon, diepzinnig, zinnebeeldig vttaal, waarin o. a, de voorbeschikking en uitveriezing zeer duidelijk wordt voorgesteld. Het oek heeft vele uitgaven beleefd, en wordt og vaak gelezen.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 11 september 1910

De Heraut | 4 Pagina's

Voor Kinderen.

Bekijk de hele uitgave van zondag 11 september 1910

De Heraut | 4 Pagina's