GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Voor Kinderen.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Voor Kinderen.

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

KERSTFEEST.

Komt, laat ons naar Bethlehem reizen — De liefde bevleugle onzen voet — En knielen voor 't Kindeke neder. En brengen 't een vroolijken groet 1 Halleluja !

O Jezus, Gij eeuwen begeerde. Die onze arme zondaren mint, U heeft ons de Vader verkoren I —• Gegroet zij het Hemelsche Kind!

Hij, die door het woord zijner almacht 't Heelal riep uit niet, en 't verscheen, Die heerscht hier op aard en daarboven. Hij wordt thans als onzer een.

O, Christus, Gij Koning des hemels. Waar liet Gij Uw scepter, uw kroon, De schare Uwer hemelsche knechten. Uw goudene koningskroon?

Wat bracht van den hemel U herwaarts? De liefde, die, Heere, U vervult, Wat heeft U geleid in de kribbe? Erbarmen met onze schuld.

O komtl Liat ons allen dan zingen Het Kindeke, in liefde zoo groot. Den Menschenzoon, 't Heil der wereld, Verlosser uit nood en dood! Halleluja!

Dit zeer oude Kerstlied werd in het Latijn geschreven. Het is echter nog niet verouderd, en klinkt lieflijk ook in onze taal, wijl het een goede tijding brengt.

AAN VRAGERS.

F. C. te W. schrijft:

Zou u mij het genoegen willen doen een verklaring te geven over de woorden geschreven in het boek van den Profeet Jesaja, hoofdstuk 43, vers 19.

In bet 17e vers van dit hoofdstuk verkondigt de Heere, wat Hij doen zal hun, die op de afgoden vertrouwen. Hij zegt: Maar die zich op gesnedene beelden verlaten, die tot de gegotene beelden zeggen: Gij zijt onze goden; die zullen achterwaarts keeren en met schaamte beschaamd worden. Dan lezen we in het i8e vers: Hoort gij dooven, en schouwt aan, gij blinden, om te zien.

Dat wil zeggen: Hoort, of zoo niet, vrees de straf die in vs. 17 is gedreigd. Weest niet doof voor het woord der profeten. Weest niet blind voor uw wezenlijk heil. Ea dan volgt in vs. 19:

Wie is er blind, dan Mijn knecht, en doof, gelijk Mijn bode, dien Ik zende? Wie is blind, gelijk de volmaakte, en blind, gelijk de knecht des Heeren?

De Heera toont hier aan, dat Hij terecht over blindheid en doofheid bij Zijn volk heeft geklaagd. Niemand is ÏOÓ blind als Zijn knecht. Wie dat h, zegt ons Jes. 41:8: aar gij Israel, mijn knecht, gij Jakob, dien Ik verkoren heb, het zaad van Abraham, Mijnen liefhebber. — Israel was ook de bode des Heeren, om Zijn kennis tot de volken te brengen. Het heet de volmaakte, wijl het boven alle volken bevoorrecht is.

Soms wordt Jes. 42 : 19 op Christus toegepast. Maar ten eerste laat het verband dat hier niet toe; ten tcFeede behooren tot Zijn vernedering niet doofheid en blindheid.

Wat wordt er bedoeld vraagt G. G. in Daniël 2:48 en 49 ? Wie kreeg na het geïag over Babel en waarom bleef Daniël aan de poort des Konings?

De twee teksten luiden: Toen maakte de koning Daoiël groot, en hij gaf hem vele groote geschenken, en hij stelde hem tot een heerscher over het gansche landschap van Babel, en eenen overste der overheden over alle de wijzen van Babel. Toen verzocht Daniël van den koning; en hij stelde Sadrach, Mesach en Abcd Nego over de bediecing van. het landschap van Babel; maar Daniël bleef aan de poort des kocings.

Daniël was door God in staat gesteld om den droom .les koaings over het beeld met het gouden hoofd uit te leggen. Daarvoor is de Vorst zeer dankbaar (zie vs. 46 en 47). Hij verheft nu Daniël, o. a. door hem aan te stellen tot landvoogd over het gewest Babel, het voornaamste ds rijks, waarin ook Babylon, de hoofdstad kg. Voorts werd Daniël de overste der wijzen, die bij den koning te Bibylon waren.

Na verzocht Daniël aan Nebukadne^ar; of hij zijn drie vtisuden, die met hem uit Juda waren weggevoerd, mocht aanstellen tot onder-landvoogden in het gewest Babel. Hij zelf bleef de hoofdpersoou, onder wien zij stonden.

Dat Daciël zoo deed, is alleszins begrijpelijk. Vooreerst loch kon hij onmogelijk zelf in persoon hte\ het groote landschap beheeren. Ondergeschikten waren daarbij noodig. Ea 't w».s natuuilijk, dat hij daartoe zijn vrienden koos, wier wijsheid reeds lang aan den koning bekend WÜS. Daarbij kwam, dat hij ais overste der wijzen sich nooit lang van Babel kon verwijderen. Hij was, zoo lezen wij, aan de poort des konings. Dit is een Oostersche wijze van sprekeu, die we ook vinden o. a. in het boek Esthe-, als gesproken wordt van Mordechai. Nog altijd Keet het paleis te Konstantinopel, waarin de Turksche regeeritsg zetelt, de verhevene Foue, d. i. poort of deur. Met dit woord wordt somtijds zelfs het geheele Turksche rijk aangeduid.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 24 december 1911

De Heraut | 4 Pagina's

Voor Kinderen.

Bekijk de hele uitgave van zondag 24 december 1911

De Heraut | 4 Pagina's