GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Voor Kindenen.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Voor Kindenen.

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

HET GOEDE DEEL.

XXIX.

VREUGD EN VOORZORG.

Was alzoo voor Nederland 't gevaar afgewend, geheel anders stond het ongelukkig in Duitsch land. Daar duurde de ellende nog ahijd voort en kwam het niet tot vrede, vóór de beide partijen zoo goed als uitgeput waren.

Niet lang na de gebeurtenissen, waarvan wij spraken in 't begin van het vorige hoofdstuk, was het huwelijk van graaf Otto van Rothenfels met jonkvrouwe Ada van Groenbeuvel met veel feestelijkheid voltrokken. Dit gebeurde in het zelfde Rhenen, waaraan voor Otto, gelijk wij weten, zooveel herinneringen verbonden waren, en welks predikant, volgens vroegere afspraak, het huwelijk inzegende. Eigenlijk bestond daarin destijds de sluiting van het huwelijk. Een burgerlijk huwelijk, gelijk men het thans noemt, waarop het kerkelijk huwelijk volgt, bestond toen niet. Wilde men later weten waar en wanneer iemand getrouwd was, dan kon men dat nazien in de zoogenaamde trouwboeken, die door den koster van de kerk werden bijgehouden.

Niet lang na hun huwelijk vertrokken Otto en zijn vrouw naar Duitschland met de stellige belofte als het eenigszins kon, .de familie in Nederland weer eens te komen opzoeken. Gaarna bad Ada haar ouders voor een poos meegenomen naar Neurenberg, waarheen de reis ging. Maar de oude heer, die, na een leven in den krijg, reeds lang lijdend was, gevoelde zich niet in staat de lange reis te doen. Trouwens, als men weet dat de beste, schoon niet de kortste weg, ruim twee weken tijds kon vorderen, en dat de plompe reiswagens van dien tijd nu juist niet veel gemak boden, is 't begrijpelijk, dat menigeen tegen zoo'n reis opzag. Daarbij was het reizen in Duitschland toen lang niet altijd veilig, en moest men soms zelfs een gewapend geleide mede nemen.

Ongehinderd en in gezondheid mocht het jonge echtpaar Neurenbe'-g bereiken, waar oom Koenraad hen hartelijk in zijn gastvrije woning ontving. Niet minder hartelijk was het wederzien tusschen moeder en zoon. En toen de laatste zijn jonge vrouw aan de oude gravin voorstelde, zei deze: „De Heere zij geloofd, die, nu mijn man werd weggenomen, mij een dochter gegeven heeft, die Hem vreest".

Te Neurenberg werd nogmaals het huwelijksfeest gevierd, en wel veel prachtiger en schitterender, dan in Nederland had plaats gehad. Er verschenen vele heeren en dames van den hoogen adel, aanzienlijke burgers uit Neurenberg, en ook een aantal der vroegere medeleerlingen van Otto, die hij uitdrukkelijk had genoodigd. Velen echter verschenen niet: de oorlog had hen reeds hier en daarheen verstrooid. Gaarne zou men het feest op de goederen van Rothenfels zelf gevierd hebben, doch de voorzichtigheid verbood dit, wijl er allicht iets voor kon vallen, dat de Regeering min aangenaam was, en men wist, dat er scherp werd toegezien. De graaf zorgde echter, dat het zijn onderhoorigen aan feestelijk onthaal niet ontbrak, al was er dan ook geen sprake van een blijde inkomst van den nieuwen bezitter, gelijk vroeger.

Onder de velen, aan wie bericht van het huwelijk was gezonden, behoorden ook de burgemeesters of de besturen van vele plaatsen in de Palts. Opzettelijk had Otto gezorgd, dat het bericht ook te Amberg bekend werd, de zetel van de nieuwe regeering. Immers, 't was de groote vraag, hoe deze laatste zijn komst op zou nemen. Hij was een trouw dienaar geweest van den nu verdreven keurvorst Frederik; had dezen in Bohemen ten dienste gestaan en was een aanhanger van het Protestantsch geloof, dat door de nieuwe regeeting zoo fel gehaat werd. Zou het niet gewaagd zijn op Rothenfels vast verblijf te kiezen?

De uitkomst was aanvankelijk echter beter, dan men had durven denken. Tot antwoord op het bericht kwam niet alleen een brief van gelukwensching, maar ook werd te verstaan gegeven, dat men zijn terugkeer op het vaderlijk erfgoed met genoegen zien zou. Blijkbaar wilde de regeericg, die welbeschouwd door de Jezuïeten werd geleid, nog eens beproeven, wat er met zachtheid op de ketters te winnen was, eer men harde maatregelen nam.

Zoo betrokken dan de jonge graaf en zijn vrouw het oude slot van Rothenfels, waar ook Otto's moeder nu haat intrek nam. Wat Magister Becker betreft, die trouw op zijn post gebleven was, ook hem werd vergund ^zijn werk voort te zetten als „Evangelisch huisgeestelijke". Hij mocht dus vrij prediken voor allen die op het slot woonden, of in dienst van den graaf stonden.

Enkele jaren gingen voorbij. Twee kinderen kwamen het huisgezin vermeerderen, en zoowel Otto als zijn vrouw mochten zich verheugen in de liefde hunner onderhoorigen. De nieuwe gravin wist, al was zij dan ook een vreemdelinge, aller hart te winnen. Van buitenaf scheen men met rust te zullen worden gelaten, en Otto hoopte reeds, dat althans voor hem en de zijnen het gevaar voorbij zou zijn. Magister Becker echtet, die meet jaien en levenswijsheid bezat, vertrouwde de zaak niet en zei meermalen: „'t Is nu stilte, maat er kan een storm volgen".

Intusschen deed men wat men kon, om althans de onderhoorigen van Rothenfels bij het Woord Gods en het voorvaderlijk geloof te bewaren. Nu en dan werden in het geheim samenkomsten gehouden, waarin de leeraat voorging en de kleine gemeente onderwees, bemoedigde en sterkte. Zooveel mogelijk bezocht hij de verspreid wonende boeren, die allen trouw waren gebleven aan de leer der Hervorming. In de gezinnen werd dagelijks trouw gebruik gemaakt van den Bijbel en het liederenboek, , die echter daarna altijd weer zorgvuldig werden verborgen. Want elk oogenblik kon een priester komen en, als hij ze zag, de kettersche boeken wegnemen.

Een tijd lang ging het zoo voort, doch het zou anders wotden.

Op een herfstavond begaf de predikant, doot een det jageta van het kasteel vergezeld, zich op weg naat ten boerenwoning, die een half uur ver lag. Toen zij die bereikten, was het reeds geheel duister geworden. Slechts een enkel lichtje voor een venster deed vermoeden, dat hier een woning lag.

De twee wandelaars wisten echter ook in den donker wel den weg. Zij gingen het huis voorbij, langs de schuur achterom, en tikten daar zachtjes aan een deur. Een luikje daarin werd geopend, en het licht van een lantaarn viel op den predikant en zijn metgezel. Een oogenblik later werd de deur geopend en beiden traden binnen.

BRIEEWISSELING.

Op verschillende vragen hopen we eerlang weer antwoord te geven. Al wat inkwam, tot vóór een paar weken, is afgedaan.

HOOOENBIRK.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 24 november 1912

De Heraut | 4 Pagina's

Voor Kindenen.

Bekijk de hele uitgave van zondag 24 november 1912

De Heraut | 4 Pagina's