GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Voor Kinderen.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Voor Kinderen.

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

AAN VRAGERS.

Onse User W. te R. vraagt naar de beteekenis van het volgend gedichtje uit de zestiende eeuw.

Veel Undscher als een kind Dat vurig liep, graegen Vyfwouler b den hof ^ Te vangen al den dag, Venot op t valsche goud Hetwelk het bUnken zag Schoon rood op «rieken blauw Van Phoebi licht beslegen,

Dus in •wv_ il Du( In dén tijd mijis* Jeugds Uep ik in veel omwegen Mijn ijdel lusten na; 't Welle ik wel kUgen mag Dat ik zoo was verblind: En nu van al 't bejag Geen ander vang en heb Als rouw en schaamte kregen.

Want als ik nu ben kwijt Door 's hemels goedheid groot Den tooverlgen doek Die mijn sielsoog omsloot. Ik nu, doch spade zie Mijn dwaasheid waard 't bespotten:

Dat 's werelds lusten snoo Bedrieglijk maar en zQn, Blikwormen vuil, onrein Die 's nachts maar geven schyn, Of blinkend al van lood Nieuw aarden brooze potten.

Dit is een vers van Karel van Manderen, den vromen dichter-achilder. Dddelijkheidshalve hebben we het bier alvast gegeven in de tegenwoordige spelling. Het heet zooals de eerste regel Imdt. Den inhond zou men aldus kannen weergeven:

In mijn jongen tijd heb ik nog veel dwazer gedaan dan een kind dat den gebeelen dag in den tnin runddraafde om vlinders te vangen, wier vleugels, door 't zonlicht beschenen, een glans gaven als van goud, maar het was bedrog. Zao volgde ik ook op allerlei omwegen mijn ijdele begeerten na. Ik betreur, dat ik zoo verblind was. Van al wat ik najoeg heb ik niets verkregen dan schaamte en rouw.

Nu is door 's'Heeien goedheid detöovérdoék weggenomen, die de oogen mijner ziel sloot. Ik xie, schoon laat, hoe bespottelijk mijn dwaasheid was. Ik weet nu, dat de booze begeerlijkheden der wereld ons bedriegen. Zij zijn als onreine glimwormen die alleen 's nachts licht geven of zij blinken als het verglaassel van nieuwe aarden potten, die elk oogenblik kannen breken.

’t Is een mooi gedicht waaruit voor jonge lexers wel iets te leeren valt.

N. N. vraagt of de Joden ook andere feesten hadden dan Se van Godswege waren ingesteld, en'zoo ja, of dit geoorloofd was.

De oudste feesten der Joden, zooals Paschen en Pinksteren waren, gelijk we weten, door God ingesteld. Later kwamen er eenige feesten bij van menschelijken oorsprong.

Het eerste was Purim, ter nagedachtenis aan Ham^n's mislukten aanslag op de Joden, gelijk het boek Esther ons verhaalt. Het was een echt volksfeest, waarop het boek Esther werd gelezen, aalmoezen gegeven, maaltijden gehouden en het recht vroolijk toeging. Dit feest wordt nog gevierd in onze dagen.

Een tweede dergelijk feest wvs dat der iempe/wijding, vermeld in Joh. xo: aa. En het was het Feest der vernieuwing des Tempels te Jernztlem, en het was winter. Men herdacht dan hoe de tempel in de tweede eeuw vóór Chrislus, na de ontheiliging door de heidenen, weer was gewijd door Judas den Macca'beSr. Men noemde het ook Feest der lichten, wijl er uit vreugd veel lichten werden ontstoken. De vierisg geleek veel op die van het Loofbuttecfeest. Het giog ock bij het hierbedoelde feest vroolijk toe.

Ook het Nieuwjaaifeest schijnt geen kerkelijk feest geweest te zijn.

Iets ongeoorloofds lag in het houden dezer feesten niet. Het waren nationale gedenkdagen van groote en heugelijke gebeurtenissen. Dezulke te heidenken, mits op de rechte wijs, was aan de joden evenmin verboden als aan ons.

Een laatste vraag van denzelfden luidt: at geschreven staat in iKon. 4:3*. siet dat op de spreuken en verzen die in den Bijbel staan?

We lezen daar: En hij (Szlomo) sprak drie duizend spreuken; daartoe waren zijn liederen duicend en vijf.

Ongetwijfeld is van hetgeen deze tekst vermeldt het meetendeel reeds lang niet meer te vinden. Van de Spreuken hebben wij er hoogstens nog 600. Van de liederen zijn er ons niet meer dao vier bewaard gebleven, n.l.: et Hooglied en Psalm 71, 137 en 13a. Uit i Kon. 4:33 blijkt trouwens, dat koning Salomo nog vrij wat meer gesebreven heeft, hetwelk echter ook niet voor ons is bewaard gebleven.

De volken van het Casten van Europa heeten Slavische volken, Slaven. Staat dit in verband met het andere woord siaaf of dienstknecht ?

Het woord slaaf, onvrije knecht, komt uit het Hoogdttitsch, waar het Skiave heet. Het beduidt eigenlijk een Slavisch kiijgsgevangene. Oadiijds bad men In West Eutcpa veel te strijden tegen de Slavische volken, die ten Oosten woonden. Vele krijgsgev& cgenen werdeis gemaskt, die volgens de gewoonte van dien tijd, de knechten en aibeideis werden vanrde overwinnaars. Daar nu de meeste dier gevangenen Slaven of Slavoniers waren, kreeg sSlaaf allengs ook de beteekenis van „dienstknecht", maar dan een, die niet vrij is om heen te gaan.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 30 maart 1913

De Heraut | 4 Pagina's

Voor Kinderen.

Bekijk de hele uitgave van zondag 30 maart 1913

De Heraut | 4 Pagina's