GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Voor Kinderen.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Voor Kinderen.

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

BROOD OP HET WATER.

XII.

TERUG.

In den loop van den dag zag ik den mij nbekenden jongen man het kamp verlaten. ijn gezicht stond alles behalve vroolijk, en lles behalve vriendelijk was de blik, dien hij p mij richtte.

Ik begon mij in het leger der Zigeuners meer op mijn gemak te gevoelen, en hoe vreemd het ook klinke, het speet mij eenigszins, toen de vond begon te vallen en de tijd van vertrekken aderde. Ik zag nog even, hoe de jonge tnan terugkeerde, nu met wat opgeruimder voorkomen. Kort daarop verscheen de hoofdman weder en ging met mij naar zijn tent. Ik vond daar zijn vrouw, de koningin der Zigeuners, met het kind op haar schoot en een gezicht stralend van blijdschap. De kleine zag er al weer beter uit dan eenige uren geleden. Hij toonde eetlust, en uit alles bleek mij, dat het kind waarschijnlijk morgen geheel hersteld zou zijn. Het had God behaagd op bijzondere wijze de middelen te zegenen, die ik had aangewend. Dat schenen de ouders ook te gevoelen. Zij zeiden mij hartelijk dank, en de moeder weende van - vreugd toen wij spraken over het gevaar in den afgeloopen nacht en de heerlijke uitkomst nu verkregen. De vader dankte mij herhaaldelijk ook voor het vertrouwen, dat i k in hem getoond-, had, door met hem mee te gaan en dat wel bij nacht en ontijd. »God zegene U's zoo eindigde hij, ïvoor de hulp die gij on? ; hebt verleend.

Het verblijdt mij te hoorc ii's zei ik, dat ge toch wel gelooft, dat God ons zegenen kan. Dat heeft Hij, dunkt mij, ook aa'n u en uw huis dezen dag bewezen. Vergeet ii-Iet er Hem voor dank te zeggen, en denk onk n-og eens aan ons gesprek van vanmiddag.

Dat zal. ik zeker* antwoordde hij 'ernstig. ïMaar nu wordt het tijd ora te vertrekken. Kom mee*.

Ik nam afscheid van moeder en kind, pii Roderik, een voorhangsel oplichtende, bracht mij in een soort van zijvertrekje van de tent. Toen haalde hij uit zijn mantel twee bankbilletten te voorschijn, die sainen een vrij aanzienlijke som vertegenwoordigvien, en bood mij die aan met de woorden: »Ik hoop dat ge het zoo goed vindt; meer staat niet in mijn macht.

Dat is veel te veel*, sprak ik, het geld afwijzend. »Gij hebt mij een geheelen dag ontroofd, diensten van mij gevraagd, en het is billijk dat ge daarvoor betaalt. Meer is evenwel niet noodig.

»Maar ik ben u zoo veel verschuldigd, meer dan ik ooit betalen kan*, was zijn antwoord. »Gij zult mij een groot genoegen doen door het geld aan te nemen. "Vindt gij het te veel, dan zult gij er wel raad mee weten voor de armen.

Daar viel niet veel tegen in te brengen. Zoo aanvaardde ik dan het geld en wilde hem nu vaarwel zeggen en vertrekken. Doch hij hield mij terug.

«Wacht nog een oogenblik* zeide hij. > Ik zal u weg brengen en houd het ten goede, gij moet weer worden geblinddoekt*.

»Waarom«? riep ik ontstemd, »gij gelooft nu toch wel, dat ik u niet zal verklappen*.

»Dat is het ook niet, maar, ziet gij, het is beter dat gij eerlijk kunt zeggen niet te weten waar wij zijn. Dat kan u veel moeite sparen*.

Ik moest erkennen dat hij gelijk had. Daarbij wist ik reeds bij ervaring, hoe nutteloos het zijn zou wat hij voorstelde te weigeren. Ik stemde dus toe, en hij verliet mij voor een oogenbUk. Ik hoorde hem in de tent naast mij druk praten met iemand wiens stem mij bekend voorkwam, al kon ik ook geen woord verstaan van hetgeen zij zeiden. Daarna kwam koning Roderik terug, en geleidde mij door het kamp, waar velen mij groetten, naar het bosch.

Ik vond daar twee gezadelde paarden gereed staan. Het weer was nu zeer veranderd. De storm was geheel voorbij, en de maan scheen liefelijk op de boschpaden. Hoe gaarne had ik de terugrit zoo gemaakt, dat ik alles op mijn gemak beschouwen kon, te meer daar het mij nieuw en vreemd was. Want des avonds te paard door een bosch te rijden, komt zeker bij stadsmenschen weinig voor.

Ik werd weder geblinddoekt, nadat ik was opgestegen. Toen begon de terugtocht die vrij wat gemakkelijker was dan de heenreis. "\\'e hadden al den tijd, en ik maakte daarvan gebruik om ons gesprek van hedenmiddag te vervolgen. Gelukkig scheen dit Roderik aangenaam te zijn. Ik trachtte hem zoo goed ik kon duidelijk te maken, hoe verkeerd hij en zijn volk deden door geheel op te 'gaan in de dingen van - dit leven, en zich om God en Zijn dienst niet te bekommeren, sjuist in uw zwervend bestaan* zei ik, jhebt ge Hem zoo eiken dag noodig.

»Da, tis zoos, zei Roderik zuchtend. »Wij hebben velen tegen ons en onze vrienden zijn weinige. Het zou wel heerlijk zijn, als God ook waakte voor ons Zigeuners. Maar ik ken uw God niet, en wat zal het mij baten of ik tot Hem roep ? Onze voorouders hadden ook goden, maar die hebben ons volk niet beschermd of gered*.

Ik dacht aan de woorden van • den Apostel: Die tot God komt moet gelooven, dat Hij is en een Belooner is dergenen die Hem zoeken.

«"Vriend*, zei ik tot den hoofdman, »ik kan u God niet laten zien. Uw vroegere afgoden waren zichtbaar, maar den waren God die in den hemel woont, heeft niemand ooit aanschouwd. Wie 'Hem dienen wil en dus tot Hem komt, zal ondervinden, dat die God leeft, en ook dat Hij rijkelijk loont al degenen die Hem zoeken*.

> Maar«, vroeg Roderik, die veel meer belangstelling toonde, dan ik had durven hopen, »hoe zal ik bidden tot God als ik in het geheel niet weet, wie Hij is, of Zich over mij bekommert? «

sDaar hebt ge gelijk aan« antwoordde ik, »maar al heeft nooit iemand God gezien, toch kunnen wij Hen-i kennen, omdat Hij ons op vele wijzen heeft doen weten~wie en wat Hij is. Ten laatste heeft Hij zijn Zoon gezonden, Jezus Christus, wiens naam ge zeker meermalen gehoord hebt. Hij is de Zoon van God, en kon daarom toen Hij op aarde was zeggen: die Mij gezien heeft, die heeft den Vader gezien.

»Ik wilde wel dat ik Hem ook nog zien kon*, zei Roderik. ; »Want hoe zal ik al deze dingen weten ? «

»0p dezelfde wijs als ik« was mijn antwoord. »Wat God gedaan heeft om Zich aan ons te openbaren staat duidelijk in het Heilige boek dat de Bijbel heet, en dat wij eiken dag lezen. Zelfs zijn daarin vier boeken die alleen van Christus spreken. Zulk een boek heet Evangehe d. i. Blijde Boodschap, omdat het zulke heugelyke dingen verkondigt.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 11 januari 1914

De Heraut | 4 Pagina's

Voor Kinderen.

Bekijk de hele uitgave van zondag 11 januari 1914

De Heraut | 4 Pagina's