GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Voor kinderen

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Voor kinderen

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

BROOD OP HET WATER.

XV.

NIEUWE DINGEN.

De goede lieden begrepen al spoedig, dat wat ik hun voorstelde het wijst was. Op mijn verzoek beloofden zij geheimhouding van de zaak en ik ging voldaan heen. Aan den burgemeester werd door den dominé bericht gezonden, dat het ontvreemde geheel was teruggegeven, en hij niet wenschte dat van de zaak verder werk werd gemaakt, te meer wijl hij beloofd had te zullen zwijgen. Na eenige bespreking kwam ook deze zaak in orde.

Eenige dagen na mijn terugkeer uit de legerplaats der Zigeuners kreeg ik bezoek van Gijs Harms, den boerenzoon van wien vroeger gesproken is. Ik dacht, dat hij mij kwam roepen voor een zieke in het gezin; dit was echter niet zoo. »Dokter«, zei Gijs, »mag ik u even ophouden? Eergisteren was ik in het bosch een paar uur van het dorp. Op een open plek loopende, zag ik op den grond iets blinken. Meenend, dat het een geldstuk was raapte ik het op. Maar het lijkt niets op onze munt. Wilt u eens zien? « Hij lei het voorwerp op tafel en vervolgde.

»Ik dorst eerst niet bij u komen en ben naar den koster gegaan, die toch zoo wat van alles weet. Maar hij kon mij niet helpen, en wist niet wat voor een ding het was«.

Ik bekeek het meegebrachte nu nauwkeurig. Het was een blinkend stukje zilver, ongeveer zoo groot als een halve gulden, en langwerpig

van vorm. Er stonden allerlei figuren en teekens op, die allicht iets beduidden, maar die kon ik niet ontcijferen.

»Ik denk« zei ik na een poosje, sdatheteen penning is zooals sommige menschen voor sieraad dragen. Vroeger was dat meer in gebruik dan nu. Denkelijk is dit een oud familiestuk, dat afkomstig is uit den vreemde. Van wat er op staat begrijp ik niets. Waarschijnlijk heeft iemand door het bosch gaande dit sieraad verloren. Waar vondt gij hetf«

»0p een groote open vlakte«, zei Gijs, sver in het bosch en heel afgelegen. Rondom staan boomen en laag hout, zoodat het moeilijk is te vinden".

Ik liet Gijs maar voort vertellen. Want er kwam een gedachte bij mij op, die ik al meer vasthield, naarmate hij de plek duidelijk beschreef. Dat kón haast niet anders zijn dan de plaats waar de Zigeuners gelegen waren geweest, en Gijs nam mij als het ware de woorden uit den mond, toen hij veelbeteekenend vroeg:

»Weet gij wat ik denk, dokter? «.

»Nu wat dan ? «

> Ik denk dat die penning wel afkomstig kon zijn van de Zigeuners, die ik laatst daar in de buurt gezien heb. Gij weet wel, ik vertelde dat nog bij den put, maar de veldwachter wou het niet gelooven. Toch kon ik wel gelijk gehad hebben«.

> Zeker«, zeide ik, > want ook ik was daarvan ten volle overtuigd, al zeide ik dat natuurlijk niet ronduit.

Gijs vertrok. Een paar dagen later had ik een halven dag vrij, en besloot eens te gaan zien of ik het Zigeunerkamp ook kon ontdekken. Gijs had mij vrij nauwkeurig beschreven langs welken weg hij de open plek had bereikt. Daarop afgaande gelukte het mij met eenige moeit-3 de juiste richting door het bosch te vinden.

Aai'i rte plek gekomen, herkende ik die dadeüjk. Hier hadden Roderik en zijn volkje vertoefd. Maar van den Koning en zijn onderdanen was niemand meer te zien. Met wagens en paarden, met pak en zak waren zij verdwenen. WeUicht had het opperhoofd gemeend, dat ik toch niet geheel zou kunnen zwijgen. Hoe 't zij, ik hervond niemand van mijn kennissen.

Ze hadden, onwetend, wel gedaan met weg te trekken. Want Gijs Harms had natuurlijk van zijn vreemde vondst niet kunnen zwijgen, en evenmin van zijn vermoedens, 't Gevolg was natuurlijk, dat de veldwachter en anderen het spoor volgden door Gijs gegeven. Doch 't ging hun als mij, ze vonden niets. Wel werd er nog bij den put menig woord over de zaak gewisseld, vooral toen men hoorde, dat het zilver terecht was, maar ten slotte eischte toch ook hier weer wat anders de aandacht. De diefstal en de Zigeuners werden vergeten, vooral wijl de laatsten zich nergens meer in den omtrek lieten zien.

Veertien jaren verhepen. Een lange tijd, waarin veel kan veranderen, gelijk vooral een geneesheer op een dorp bemerkt. Hij toch weet beter dan de meesten, wie er komen en gaan, en wat lief en leed er in de gezinnen zich voordoet. Zoo althans ging het mij op ons dorp.

Mijn vriend, de oude predikant, was reeds verscheiden jaren geleden in vrede heengegaan, en zijn huisgenooten hadden toen de streek verlaten om voortaan in de stad te wonen. Ik verloor veel in hen. Toch was ik op het dorp gebleven, want ten eerste had de Heere er mij rijkelijk gezegend, zoodat ik geen betere standplaats verlangen kon. Ten andere woonde ik nu niet meer in, maar had een eigen huis en een eigen gezin. Van de Zigeuners had ik al dien tijd niets vernomen, ten minste niet van het troepje dat ik eenmaal ontmoet had. Nu en dan vroeg ik mij af, waar zij thans wel zwerven mochten, en of ik den koning en de koningin nog eens weer zou zien. De kleine kroonprins van vroeger kon nu ook al een jaar of zeventien oud zijn, en graag had ik de kennismaking nog eens vernieuwd.

In het dorp begon alles anders te worden Niet alleen kwam er een nieuw en jonger geslacht, maar ook de tijden veranderden. De dichtst bijgelegen stad, die anderhalf uur ver lag, wa door een spoorlijn met verschillende plaatsen verbonden geworden, en daardoor zeer vooruitgegaan. Op ons dorp, tot nu toe zoo moeilijk te bereiken, had men dit zeer wel opgemerkt, en al was er weinig kans, dat ook wij aan een spoorlijn zouden komen te hggen, we konden ons toch in beter verbinding stellen met de stad. Er zou een tram komen, een paardentram vooreerst Om de spoorlijnen daarvoor te kunnen leggen, moest vanzelf de weg verbreed worden. En zoo kregen we dan na een paar jaar een veel betere verbinding met de stad en door deze weer met andere plaatsen. Wel reed in het begin de tram slechts viermaal daags heen en even zooveel malen terug, maar het was toch een groote verbetering bij vroeger, toen er heel geen reisgelegenheid bestond.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 februari 1914

De Heraut | 4 Pagina's

Voor kinderen

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 februari 1914

De Heraut | 4 Pagina's