GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Judas’ verkiezing tot Apostel.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Judas’ verkiezing tot Apostel.

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

Een onzer lezers heeft er zich "aan gestooten, dat een predikant onlangs in een predikatie over de verkiezing' der twaalf apostelen beweerd had, dat onze Heiland niet zou geweten hebben, dat Judas hem later verraden zou, toen hij hem tot Apostel verkoos. Hij vraagt ons daarom in de Heraut mee te deelen, of deze uitdrukking wel juist is.

Nu schuilt hier blijkbaar bij onzen inzender een misverstand, want hij voegt er aan toe, dat deze uitdrukking in strijd zou wezen met de alwetendheid, die de Schrift aan Christus toekent. Natuurlijk hééft de bedoelde predikant er geen oogenblik aan gedacht, deze Goddelijke alwetendheid in twijfel te trekken, maar de inzender vergeet dat deze alwetentÜieid een eigenschap is van Christus-^Goddelijke natuur, en niet van zijn menschelijke natuur. Naar ('hristus' menschelijke natuur — en daarvan was hier blijkbaar alleen sprake •— leert de Schrift ons toch uitdrukkelijk, dat Christus niet alwete'nd was, Als kind wordt van hem getuigd, dat bij toenam niet alleen in lichaamsgrootte, maar ook in wijsheid (Luc. 2:53) wat dus op een vermeerdering van zijn kennis ziet; en dat deze kennis, hoe rijk ook, toch altoos beperkt in haar omvang is gebleven en nooit alwetendheid is geworden, blijkt uit wat Christus zelf verklaard heeft^ dat noch de engelen noch de Zoon des mènschen wisten, wanneer de dag des oordeels wezen zou (Mare. 13 : 32). Met een beroep op de alwetendheid, die Christus naar zijn Goddelijke natuur bezat, komt men hier dus geen stap verder. De Gereformeerde Kerk heeft tegenover de Luthersche Kerk altoos staande gehouden, dat de Goddelijke eigenschappen van Christus niet aan de menschelijke natuur zijn meegedeeld. De menschelijke natuur van Christus, zegt onze Belijdenis in Artikel XIX, heeft haar eigenschappen niet verloren, maar is een schepsel gebleven, hebbende begin van dagen, zijnde een eindige natuur. En evenmin als Christus naar zijn menschelijke natuur oneindig, alomtegenwoordig en almachtig is geweest, was Hij ook naar zijn menschelijke natuur alwetend. Wie dat zou beweren, zou in de oude ketterij vari Eutychus teirug vallen en feitelijk de waarachtige menschheid van Christus loochenen. Toch is met dit antwoord de vraag zelve nog niet opgelost. Even uitdrukkelijk toch ais de Schrift ons leert, dat Christus den dag des oordeels niet wist, leert de Schrift ons ook, dat Hij reeds lang vóórdat Judas een verrader werd, wist wie hem verraden zou. . Zelfs verklaart de Apostel Johannes in zijn Evangelie hoofdst. 6:61, dat de Heere Jezus van den beginne wist, wie hij was, die hem verraden zou. Dit van den beginne nu kan in het spraakgebruik van het Evangelie van Johannes moeilijk anders beteekenen, gelijk ook de meeste uitleggers toestemmen, dan van den beginne van zijn optreden af, of wil men, reeds voordat hij de Apostelen koos en tot zich riep. Vandaar, dat algemeen dan ook wordt aangenomen, dat de Heere Jezus, toen ; ': hij Judas tot Apostel koos, wel degelijkJgeweten heeft, dat deze hem verraden zou.

Hoe de Heere Jezus dit geweten heeft, wordt ons niet medegedeeld. Onze Kantteekenaren verwijzen bij dit woord naar Joh. 2:25, waar gezegd wordt, dat Christus niet van noode had, dat iemand hem getuigen zou van den mensch, omdat hij zelf wist, wat in den mensch was. Deze zoogenaamde hartenkennis, die Christus bezat, en die maakte, dat Hij terstond ieder, die met hem in aanraking kwam, tot in de geheimste schuilhoeken van zijn ziel doorzag, heeft Christus ook bezeten ten opzichte van Judas Iskarioth. En al kan natuurlijk niet aangenomen worden, dat Judas reeds toen hij zich aanmeldde om Christus discipel te worden, van het plan zwanger ging om Christus te verraden, toch moet Christus van het eerste oogenblik af doorzien hebben, dat Judas niet oprecht in hem geloofde en dat in zijn hart hartstochten .sluimerden, die tot deze daad hem brengen konden. En waar de Schrift, die voor Christus heel het plan van zijn lijden ontvouwde, hem ook openbaarde, dat een van zijn discipelen een verrader zou zijn, daar kon er voor hem geen twijfel overblijven, of Judas zou deze verrader worden. Op deze wijze kan dus, zonder aan Christus menschelijke natuur alwetendheid toe te kennen, toch zeer goed verklaard worden, hoe Christus van den beginne af weten kon, wie hem verraden zou. Maar het is ook mogelijk, dat Christus daaromtrent een bijzondere Goddelijke openbaring van den Vader ontvangen heeft, toen hij, gelijk Lucas meedeelt, voordat hij zijn discipelen koos, eerst naar den berg is uitgegaan om te bidden en daar den ganschen nacht overbleef in het. gebed tot God. Ook bij de keuze zijner discipelen bleef Christus getrouw aan het woord dat hij zelf gesproken heeft: k kan van mijzelven niets doen. Gelijk ik hoor. oordeel ik en mijn oordeel is rechtvaardig; want ik zoek niet mijnen wil, maar den wil des Vaders, die mij gezonden heeft. (Joh. 5 : 30).

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 8 februari 1914

De Heraut | 4 Pagina's

Judas’ verkiezing tot Apostel.

Bekijk de hele uitgave van zondag 8 februari 1914

De Heraut | 4 Pagina's