GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Buitenland

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Buitenland

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Duitschland. Invloed van den oorlog op de Duitsche Zending in Afrika.

Het Ev. Missionsmagazin geeft in zijn Januarinummer van 1915 een overzicht van hetgeen de oorlog op Zendingsgebied uitgewerkt heeft. Omtrent Afrika wordt het volgende medegedeeld: „De Bazelsche zending ontving uit Kameroen het bericht, dat Duala, de belangrijkste plaats aan de Vw^\. T ri een korte verdediging en na een hevige bcachieting door onderscheidene h oorlogsschepen, bezet is door Engelsche en Fransche troepen, geholpen door sterke afdeelingen zwarte soldaten. De daar aanwezige Duitsche zendehngen en Zendingskoopheden werden met al de aanwezige Duitschers — de eerste twee transporten omvatten 300 personen — gevangen genomen en per schip weggevoerd. Vijf geordende zendelingen, een met zijn vrouw, en twee zendingszusters mochten op de Goudkust blijven, waar zij over de Bazelsche stations verdeeld werden. Tien ongehuwde zendingskooplieden en een zendeling kwamen in het Fransche Dahome. Eenige andere leden der Bazelsche zending en de meeste Duitschers uit Kameroen, werden als gevangenen naar Engeland gebracht, waar de vrouwen verlof kregen om terug te keeren.

Het is diep te betreuren, dat onder de inboorlingen die bij het wegvoeren der Duitsche gevangenen 'met hoonende blikken toezagen, ook Christenen gevonden werden. Niet minder, dat in de voorafgaande maanden inlandsch helpers zich met anti-Duitsche beroeringen ingelaten hebben.

Ten deele is hun houding te verklaren uit de gisting op politiek gebied van den laatsten zomer.

Maar het is voortarig daaruit te besluiten, dat al de bekeerde negers anti-Duitsch zijn. Met zorg moet men denken aan de zoo snel omhoog gegroeide, nog niet gefundeerde gemeenten en aan de schare van ten deele nog zeer onrijpe leeraars, die tegenwoordig de leiding van de jonge zendingskerk in dat gebied hebben. De jongste spaarzame berichten zijn echter te dezen opzicht bemoedigend.

Hetgeen in Kameroen gebeurd is — inmiddels werden ook de stations Victorie, Jabasi, Edea en de regeeringszetel Buea genomen — kan op één lijst geplaatst worden met hetgeen te Tsingtau geschiedde. Maar Tsingtau was een sterk militair punt en daarom voor den vijand gevaarlijk. Doch voor het verloop van den wereldoorlog is het van geen belang, wie de kust van Kameroen bezit. Verwonderd vraagt men hier : waarom moest dit gebeuren f Men houdt het er algemeen voor, dat het blanke ras voor de zwarten hoog moet gehouden worden. Hier zijn blanken, en nog wel vertegenwoordigers van een volk, dat op deze plaats sedert 30 jaar voor de Europeesche cultuur strijden moest, door blanken gevankeUjk weggevoerd terwijl hunne huizen, de zendingshnfeèn uitgeisloten, gedeeltijk aan-de zwarten ter plundering werden overgegeven. De gevolgen voor de positie van de Europeanen in de tropen en voor de opvoeding van de zwarten, en daarom ook voor de Christeüjke zending, zijn heden nog niet te overzien.

De Noord-Duitsche Missie bericht in haar maandblad van December omtrent de voorvallen in Togo: Over het algemeen schijnen de veroveraars daar niet zoo brutaal te zijn opgetreden als in Kameroen. Het zendingswerk gaat op de Bremerstations, zoowel op Duitsch als op naburig Engelsch gebied, met eenige beperking door; gemeenten en leeraars hebben zich, voorzooveel uit de spaarzameHjke berichten blijkt, tot hiertoe goed gehouden. Zes zendehngen uit Bremen kwamen als gevangenen naar Dahome; vijf van hen schijnen diep in het binnenland dezer kolonie gebracht.

Van de overige Duitsche en Duitsch-Zwitsersche arbeidsvelden verneemt men weinig. Op de Goudkust schijnt de bewegingsvrijheid der Zendelingen nog weinig beperkt te zijn; zij die in Koemase werken, handen geruimen tijd ge: legenheid, ongeveer 110 Duitsche krijgsgevangenen geesteüjk en hchamelijk te dienen. Uit Zuid-Afrika heeft de BerUjnsche Zending (Berichten van December) een aantal particuliere mededeeUngen ontvangen, waaruit blijkt, dat eerst de zendelingen zacht, maar daarna van lieverlede harder behandeld zijn, waarbij ook de politieke reuk waarin een zendeling terecht of ten onrechte staat, invloed schijnt uit te oefenen. Zoo zijn een aantal zendelingen zonder vrouwen en kinderen, in het gevangenenkamp te Pretoria gesloten, terwijl anderen nog kunnen voortwerken.

Een groote verhchting is het, dat men den zendelingen veroorloofd heeft, geld van de bank te nemen; zij staan dus niet bloot aan de maatschappehjke vervolging, waardoor alle Duitschers lijden. — Uit Zuid-West-en Duitsch-Oost-Africa hebben wij nog niets vernomen. De Leipziger zendelingen in Britsch-Oost-Africa hebben zich volgens een bericht van November in eene goede behandeling te verheugen. Zij konden hun arbeid voortzetten, al werden zij in hun reizen beperkt. Het verkeer met de ambtgenooten in Duitsch-Oost-Africa was ook hun onmogelijk, "

Het «Missionsmagazin" schrijft ten slotte:

»Wij kunnen ons een zeer onvolledige voorsteUing maken van de Duitsche Zending onder het teeken van den wereldoorlog. Van groote zendingsvelden weten wij bijna niets. Ons ontbreekt een duidelijk beeld van de uitwerking van den oorlog op den zendingsarbeid en op de jeugdige zendingskerken. Wij zullen dit wel van lieverlede krijgen. Wij vernamen alleen iets omtrent het lot van de Europeesche zendelingen. Op hen drukt de oorlog in zijn volle zwaarte. Wij weten dat hun niets vreemds overkomt. Wat zij lijden, Ujden zij niet in de eerste plaats als zendelingen, maar als Duitschers, sommigen als Duitsche soldaten. Dit Hjden behoort nu tot den dienst, dien het vaderland eischt, en wij willen ons daarover niet beklagen. Vele zendehngen lijden zwaar. Vele hunner dragen dezen last eenzaam onder een vreemd, zoo niet vijandig volk; menigeen is zoo afgesneden van het vaderland, dat zij geen Duitsche krijgsberichten kunnen lezert. Er zijn onder hen mannen en vrouwen, die een rustdjd in hei vaderland dringend noodig hebben en nu onder verzwarende omstandigheden blijven moeten. Daarbij rust op hen de zorg voor een groot geworden zendingswerk, waarvan het voortbestaan nog nooit zoo twijfelachtig geworden is als tegenwoordig. Ook wij die hier zijn, dragen deze zorg mede. Daarom hebben onze zendehneen in dezen zwaren tijd te meer recht op onze Hefde en voorbede."

Frankrijk. Gevoelige verliezen in Protestantsche kringen.

In de Fransche Protestantsche wereld heeft men door den oorlog zware verliezen te boeken. De predikant Paul Vincent, de zeer gewaar deerde hulpprediker van zijn vader Philemon Vincent van de Avenue-du-Maine-kerk te Parijs, die van het begin van den oorlog medegestreden heeft, is in een gevecht bij Ypres gesneuveld ; een groot verlies voor Parijs en zijne onge weduwe. De predikant Buchsenschutz te Vanves werd te Bapaume gedood; diep betreurd door zijn weduwe en vier kinderen. De heer Guillon, die in de inwendige zending te Parijs arbeidt, heeft drie zonen aan het front. Niet minder dan twee en veertig predikanten en Evangelisten van Parijs en zijn voorsteden, dienen als soldaten in het Fransche leger.

Dat in den oorlog menige slagboom wegvalt, bUjkt uit het volgende : Het greep in een Fransch hospitaal plaats. Een van de gewonden was een Duitscher, wiens been gebroken was. De Fransche aalmoezenier wilde hem eenige troostwoorden toespreken, doch hij kende geen Duitsch. Toen den Duitscher gevraagd werd of hij protestant was, antwoordde hij: „Ja, ja Evangehst", en haalde toen een bijbel uit zijn zak. Een aalmoezenier van de Joden bood zich aan om als tolk dienst te doen, waarvan dankbaar gebruik gemaakt werd. Daarop werd een gesprek gevoerd over de woorden uit Joh. 14: »Mijn vrede geef ik u ... laat uwe harten niet ontroerd worden, wees niet verschrikt". Toen den gewonde de 23ste Psalm werd voorgelezen, kwamen de tranen hem in de oogen en toonde hij op roerende wijze zijn dankbaarheid*. Een Fransch soldaat stond op schildwacht bij een brug. Twee Duitschers kwamen met de handen omhoog tot hem en riepen: iWij zijn Christenen, wij zullen u niet dooden." De Fransche soldaat sprak: »Ik ben ook een Christen. Gaat mede." Zij gaven zich over. Zoo luidt het verhaal, waarin de twee Duitsche „Christenen" niet als bijzondere helden uitblinken.

De predikant Jean Meijer diende mede in het Fransche leger. Hij kreeg typheuse koortsen en stierf, eene weduwe en een kind nalatende. In de loopgraven was hij gewoon in zijn bijbel te lezen. Soms verzochten de soldaten hem, hun daaruit voor te lezen.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 7 februari 1915

De Heraut | 4 Pagina's

Buitenland

Bekijk de hele uitgave van zondag 7 februari 1915

De Heraut | 4 Pagina's