GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Voor Kinderen.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Voor Kinderen.

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

VIJAND EN VRIEND,

I.

IN DE SMEDERIJ.

't Was Zaterdagavond. ^''

Stil en vredig lag het dorp, waar oud en jong zich bereidde voor den komenden Rustdag. Huis en schuur en stal hadden hun weekbeurt gehad, die maken zou dat alles er straks recht Zondagsch uit zou zien.

Overal zag mea, hoe de kalmte van den Zaterdagavond de menschen verlokte tot andere bezigheden dan de gewone. De een deed boodschappen, de ander bracht zijn voortuintje in orde, en bij groepjes waren vooral de opgeschoten knapen van het dorp bijeen, en hadden het druk over alles en allerlei.

In de dorpssmederij stonden, al was het werk reeds lang gedaan, twee mannen nog druk te praten. De een was een man van een jaar of veertig, breed en zwaar van gestalte, forsch gebouwd maar goedig van uiterlijk. Zijn zware knuisten-pasten geheel bij zijn beroep, en waren er zeker voor een gedeelte het gevolg van. Al was hij ook de smidsbaas, toch droeg hij een eenvoudig werkpak. Echter zou iemand die hem in de schrandere oogen zag, al spoedig op de gedachte zijn gekomen dat die man gewoon moest zijn alles te regelen, te zorgen dat iedere knecht zijn werk had en dat de zaken goed liepen. En dat wou heel wat zeggen. Want onze smid had het druk van den morgen tot den avond. Hij verdiende tamelijk veel, maar het was niet met stilzitten.

Vlak 'bij hem stond op 't oogenbUk een jonge man, een der smidsgezellen die nog geen haast scheen te hebben, al was het loon uitbetaald en al de anderen vertrokken. In tegeasteiling met zijn' baas was hij mager en bleek, schoon niet zwak van uiterlijk' Zijn oogopslag boezemde zeker wantrouwen in, en over het geheel schenen knecht en baas nog in meer dan in het uitwendige te verschillen. Want dikwijls spiegelt de ziel zich af in de oogen, en vertelt het aangezicht wat in het hart woont.

Toen elk zijn weekloon had ontvangen, dacht ook onze jonkman met hen gelijk te vertrekken. Maar de baas tikte lj.eth bijna onmerkbaar even op den rug en-fluisterde:

„Wacht nog een oogenbHk. Ik wou je graag even spreken". En zoo vinden we pu die twee in de werkplaats bijeen.

„Kees", zoo begon de patroon, «ik heb maar een kort woord, doch hoop dat je hel zult ter" - harte nemen. Ik was vroeger altijd over je tevreden, maar in den laatsten tijd minder dan eerst«.

„Doe ik dan mijn werk niet goed net als de anderen? " vroeg Kees wat-knorrig.

„Niet zooals ik het wenschen zou. Je komt tegenwoordig telkens* te laat, en als het tegen den avond loopt, schijn je soms versuft en slaperig. En dat past niet voor een jong gezel. Zoo zwaar is het werk en zoo lang de werktijd niet".

„O, is het dat" zei Kees. „Maar ik kan het niet helpen als ik van 't werk moe wordt en mij verslaap, of tegen den avond slaap krijg".

„Dat mag wezen" zei de baas goedmoedig, „maar het kan ook anders zijn. Wie werkelijk vermoeid is, 'slentert niet 's avonds om tien uur noodeloos nog door het dorp en zit ook — laat ik het maar zeggen — niet tot elf uur 's avonds in de herberg. Zoodoende krijgt men geen nachtrust, en deugt over dag niet voor zijn werk'!. '

Hier zweeg de patroon. Doch toen de kn'ocht niet antwoordde, vervolgde de smid:

„Het spijt me van je. Kees, en daarom wil ik je intijds waarschuwen. Je hebt nu den voet gezet op een verkeerden weg, en staat aan het begin. Maar het spreekwoord zegt: Wacht u voor den eersten stap. Je loopt gevaar geen goed werkman, maar een dronkaar^ te worden, al vindt je een enkel glaasje nu en dan geheel

onschuldig. Tenslotte wordt de drank meester ovtr den drinker. Bovenal bedenk, dat God in Zijn Woord zegt, dat ge ook wel kent: > De wijn is een spotter, de sterke drank is woelachtig; al wie daarin dwaalt, zal niet wijs zijn».

«Maar» zei 'de knecht die in stilte erkennen moest dat zijn baas wel gelijk had, «zoo'n enkel borreltje als ik drink, kan toch jeen kwaad; ik ben toch geen dronkaard».

«Neen, maar ge zijt hard op weg om het te worden. Daarom wil ik je waarschuwen nu het nog tijd is. Allereerst in je eigen belang. Want gaat het zoo voort, dan loopt alles 'mis, en kan ten slotte niemand je meer gebruiken. Ik raad je blijf uit de herberg, zoek je genoegen thuis, en geef acht op wat God in Zijn Woord zegt. Als je beterschap belooft en je woord houdt dan doe jij mij genoegen en je zelf voordeel».

De knecht keek niet vriendelijk. Toch deed hij - zoo iets als de baas wenschte, rriaar het was met een zuurzoet gezicht, dat duidelijk toonde hoe weinig lust hij eigenlijk had toe te geven.

Kees was de oudste zoon uit een talrijk maar behoeftig gezin, waar zeven kinderen waren. Zijn vader, een boerenarbeider, had dikwijls moeite voor al die graage monden de kost te verdienen. Moeder hielp wakker mee om het stukje grond bij hun huisje te bebouwen, waarbij de kinderen haar van dienst waren. De zorg voor het huishouden nam haar tijd grootendeels in beslag. En zoo ging de eene dag na den anderen voorbij, in hard werken en zwoegen, waarbij ieder mee deed naar de mate ran zijn krachten. g m

Op school was Kees altijd een flinke leerling g geweest, die een goed begrip had en zijn best deed. Toen de jongen van school zou gaan, i had de meester hem willen houden om hem l voor onderwijzer op te leiden. De ouders met wien hij er over sprak, hadden er ook wel zin in. Maar alles stuitte af op één bezwaar: Kees zou wel kosteloos al het noodige leeren, maar ook de eerste jaren niets verdienen. En op verdienen hadden de ouders juist gehoopt, wijl het zoo noodig was.

Zoo viel dan het fraaie plan in duigen, schoon allen er voor waren. Kees zelf allermeest. Thans werd besloten dat de jongen bij het smeden zou komen. Dat was, zei vader, een goed' vak, en het bracht al dadelijk een daalder in de week op, en die was heel welkom, De smidsbaas die hem kende als eén vlugge, vriendelijke jongen had hem gaarne als leerling in dienèt genomen, om als hij goed oppaste een fiinken smid van hem te maken. Een ding had baas Peter — zoo heette de smid — graag gezien, maar ontbrak helaas. Het gezin waaruit Kees kwam, stond wel gunstig men was er vlijtig' vriendelijk en hulpvaardig, maar de vreeze Gods woonde er niet. Man en vrouw beiden, hoe braaf ook, leefden slechts voor en bekommerden zich slechts om de aardsche dingen. Dat er nog hoogere zijn, die we eerst moeten zoeken, kwam niet bij hen op, al stond het ook duidelijk in den Bijbel, waaruit vader eiken Zondagmorgen een hoofdstuk las. En hun kinderen volgden bij het opgroeien het voorbeeld hun ouders.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 13 oktober 1918

De Heraut | 4 Pagina's

Voor Kinderen.

Bekijk de hele uitgave van zondag 13 oktober 1918

De Heraut | 4 Pagina's