GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Voor Kinderen.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Voor Kinderen.

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

VIJAND EN VRIEND.

XIIL

ZIJN EIGEN WEG.

Van toen af ging het met Kees snel achteruit, al scheen het juist andersom.

Hij had nu „doorgetast', zooals hij het noemde. De dominee wist nu, dat hij, Kees, Catechesatie en Kerk beide niet meer zou bezoeken. Baas Peter had gezien dat Kees het best builen hem kon stellen. Op het dorp trokken velen zijn partij vooral tegen de vromen. Op de fabriek werd hij meer en meer een gewild persoon, en al waren sommige werklui afgunstig op den jongen, bekwamen smid, zij verborgen het onder den schijn van vriendelijkheid.

Ik noemde daar baas Peter. Het was opmerkelijk, hoe Kees zijn vroegeren baas meer en meer haatte naar mate hij als jonge smid kans kreeg Peter klanten te ontrooven. Dat deed hij dan . ook waar hij kon, tot groot verdriet van den ouden - smid, die er echter weinig met anderen over sprak, maar het in des Heeren hand stelde, gelijk hij ook de vroegere zaak gedaan had. Toch hinderde het hem zeer, en dat was juist wat Kees bedoelde. Zoo gaat het trouwens bijna altijd. Licht en duisternis, godsvrucht en werelddienst gaan niet samen. De wereld toont ten slotte haar vijandschap jegens hen die God vreezen. Zij voelt wel dat deze beter zijn dan zij, en ook een blijde hoop en verwachting hebben die de wereld mist, en die ze hun niet gunt. Al het doen en laten der vrome is, om zoo te zeggen, in strijd met den handel en wandel der goddeloozen, en prikkelt deze tot boosheid.

Op een raooien wintermorgen was Kees met een vriend de deur uitgegaan, 't Was Zondag, velen gingen "ter kerk, en zoo zag Kees eensklaps baas Peter aankomen. Een gedachte kwam bij hem op, toen hij zag hoe de baas zich tegen het gure weer beschermde door een lange, zware winterjas, die blijkbaar al jaren heugde, maar toch nog best te dragen was.

Zoodra het tweetal dicht genoeg bij baas Peter was zoodat deze makkelijk kon verstaan wat door hen gesproken werd, zei Kees :

«Kijk, Willem, zou je niet zeggen dat die man daar zijn grootvaders jas aan heeft. Ja, ja, men moet maar zuinig wezen".

Baas Peter moest wel hooren wat er gezegd werd, en voor een oogenblik werd hij toornig. Schaamde zijn vroegere knecht zich niet zoo iets te uiten. Hij hield zich in, maar kon toch niet nalaten terwijl hij Kees strak en ernstig aanzag te zeggen :

«Je kunt wel ge'ijk hebben, jongmensch, maar vergeet niet, mijn grootvaders huis en land heb ik ook nog«.

Kets voelde den steek.-Hij had zoo gauw geen wederwoord en verdween zoo snel mogelijk, terwijl de baas naar de kerk ging.

Dergelijke plagerijen veroorloofde Kees zich meer. Hij was toch. zoo hij zich verbeeldde aan de winnende hand. Wie weet of hij mettertijd den baas niet zou «doodwinkelen», hem verdringen en zelf dorpssmid worden. Zoo iets was meer gebeurd.

Dat geld en goed hun die het bezitten of verkrijgen niet altijd zegen brengt, weten we allen. Niet zonder reden bad de vrome koning Agur die duizend jaar vóór Christus leefde : Geef mij armoede noch rijkdom Heere, maar voed mij met het brood van mijn bescheiden deel

In een schoolboek dat lang geleden veel gebruikt werd, vindt men het verhaal van zekeren boer Joris geheeten, die in zijn boerderij een wel niet rijk maar toch voldoend bestaan vond. Op zijn erf had hij een diepen, drogen put, die niet meer gebruikt werd.

Op zekeren dag wandelde hij op zijn erf, toen Jjn blik op den put viel. Wat kon er toch aan ontbreken, zoo vroeg hij zich zelf af, dat die put niet gebruikt wordt, nu al zeker vijftig jaar lang. Ik moet het toch eens onderzoeken.

Zoo gezegd, zoo gedaan. Hij liet werklieden komen, en deze vonden het nnodig den bodem van den put te onderzoeken. Bij het graven stieten zij op op een grooten, zwaien aarden pot, die stevig dichtgemaakt was.

De vondst werd naar boven gebracht, en nu bleek het dat de pot geheel gevuld was met goudstukken. Wie dié er in gedaan had, en wanneer de pot er verborgen was kon niemand zeggen, en is ook nooit uitgekomen. Waarschijnlijk was het gebeurd in oorlogstijd, om het geld aan het oog van den vijand te onttrekken. Wat betreft het gebrek aan den put, dat werd niet gevonden, en het nutteloos graven eindelijk maar gestaakt.

Doch miste het een, het andere was des te beter, tenminste zoo scheen bet.

Want toen boer Joris met de nieuw gevonden schat naar de stad ging, vernam hij daar dat de pot alleen aan goud wel voor eenige duizenden guldens waaarde bevatte. Die waarde werd echter bijna verdubbeld doordat de munten uit ouden tijd waren, en men er veel merkwaardige penningen onder vond. De boer verkocht het gevondene zoo duur mogelijk, en keerde naar huis, verblijd over zoo'n goeden dag.

Of die blijdschap duurzaam zou zijn, moest echter nog blijken. Want terecht slaat er in Ps. 119:

Doe mij op 't pad van Uw geboden treêo; Schraag op dat spoor mijn wankelende gangen;

Daar strekt zich al mijn lust en liefde heen. Ai, neig mijn hart en vurig zielsverlangen,

O Heer, naar Uw getuigenis alleen; Laat gierigheid mij in haar strik niet vangen.

Toen de boer eens naging, hoe rijk hij geworden was, kwamen allerlei gedachten bij hem op. Ik ben nu, zoo redmeerde hij, in eens een rijk man geworden. Waarom zou ik nog hard werken? Ik kan leven zooals ik wil en mijn genoegen er van nemen gelijk een groot heer.

Hij deed wat hij gezegd had. Zijn vrouw kreeg mooie, nieuwe kleeren waarin zij er uitzag als een dame. Hij zelf schafte eveneens een nieuw pak aan, kocht onnoodige, mooie meubelen, en liet eiken dag opdisschen meer en beter dan ooit vroeger, - Het werk liet hij aan de knechts over. En deze, wel wetende wat er gebeurd was, want velen hadden het gehoord, overhaastten zich ook niet met hun taak. Er was nu toch geen toezicht, en de boer, zoo redeneerden zij, was nu schatrijk en kon het best hjden dat ze wat bedaard aandeden.

Zoo ging het een jaar lang. Boer Joris en zijn vrouw leefden er vroohjk op los, en namen het er goed van. De vrouw verwaarloosde haar huishouden en de man zijn zaken. Behalve zij zelf zag iedereen, dat dit geen stand kon houden.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 16 februari 1919

De Heraut | 4 Pagina's

Voor Kinderen.

Bekijk de hele uitgave van zondag 16 februari 1919

De Heraut | 4 Pagina's