GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Voor Kinderen.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Voor Kinderen.

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

III.

EEN EIGEN TUINTJE.

(Vervolg.)

Een brief en een bezoek.

»En als mijl! jongens, ze zijn jong. Mijnheer, en houden zoo zielsveel van hun zusje, dan eens boos werden op Job, omdat hij ons Geertje zoo plaagde, en hem wiidea afrojiselen, dan verbood mijn man hun dit. Hij maakte hen ook opmerkzaam op het slechte voorbeeld, dat de jongen in zijn - ouders heeft. Ik praat eigenlijk maar door, alsof Mijnheer ons gelijke was; neem het mij niet kwalijk, als 't u blieft.

»Neen, vrouw Bolder, ik neem het niets kwalijk, doch nu moet je mij Geertjes tuintje, daar Job tumult over maakte eens toonen.

»Er is letterlijk niets meer van te zien. Als Mijoheer meê wil gaan, zal ik ü het hoekje aanwijzen.

Zoo, zoo! Hoe is het geweest en wie had het aangelegd? <

De baron verneemt wat wij reeds weten over 't ontstaan, vernielen en bestelen van het hoekje gronds.

»Je man, zal je van avond wel vertellen wat er Maandag gebeuren zal; ik wil je nu groeten en denk, dat ik je betere buren zal geven; dag vrouw Bolder.

»Dag mijnheer, dank U voor de eer van uw bezoek en voor uw goedheid».

III.

De verrassing.

De ouders van vrouw Bjlder bewoonden een kleine boerderij onder Nijkerk. De drie Bolders kwamen er graag; welk buitenkind haalt zijn kost niet op, als 't op een boerderij vertoeft, als is 't maar een boerderijtje.

Geertje, liefling der grootouders, genoot dubbel van een week bij hen. Zij, 't sprekend evenbeeld barer moeder looverde voor de nog krasse oudjes den tijd hunner jeugd terug. De kleine meid leek zoo in alles op hun eenig kind, dat zij niet laten konden allerlei genoegens voor ons Geerije te bedenken.

De dagen vlogen om. Geen zweem van verdrietigheid vertoonde zich op het liet gezichtje, lot Geertje op een middag met Grootje van ten buurvrouw naar huis gaande, eensklaps vroeg, „Grootmoe is het al tijd voor heifstasters ? "

„Ja, Geertje, ze hebben reeds knopjes, die staan in dat mooie perk voor het raam waar je zat. Waarom viaag je dat? ".

In plaats van dadelijk te antwoorden, pmkte het meisje een paar tranen weg. Grootje herhaalde haar vraag.

De baas van »De Essenburg" gaf mij asterzaadjes voor miJQ tuintje en die zou ik nu hebben, maar die - Job, die nare jongen .... die

Verder kwam ze eerst niet, want haar verdriet kwam weer boven.

Ze bereikten »Landiust". Grootvader had al > water voor de koffie gekookt en toen die klaar was, en het drietal om de tafel zat, zei Grootvader: »Vertel nu eens wat is er met je tuintje, en wie is Job f"

Heel geduldig luisterden de oudjes töe. Zij begrepen best, dat het kind zooveel jonger dau haar broers, dol op bloemen, zonder een enkel buurmeisje van haar leeftijd, veel verdriet had over de ondeugendheid van dien bengel.

Toch vond Grootvader het zijn plicht, Geertje er op te wijzen, dat zij deze, voor haar echte beproeving geduldig moest dragen. «Lieve Geertje, als de Heere God dit verdriet niet noodig voor je vond, zou Hij het met toegelaten hebben. iZcker moet mijn kiene liiflmg daardoor geduld en vergevingsgezindheid leeren, " voegde Grootje er bij.

De eene week dijde uit tot twee; want Groot-, vader moest, toen pas naar stad.

Wel, wel Geerije, wat ben je lang weggebleven", riep de bode, toen Grootvader haar bij zijn wagen bracht, szeker heb je weer veel plezier gehad. Wou je iiiet weg!"

»Neen, Harmen, maar Grootvader moest van daag pas in Harderwijk bij den kaaskooper terugkomen en dat wist hij eerst niet».

»Ik heb je mooie briefkaart gezien, die je aan den bovenmeester gestuurd hebt. En jij zult wat zien als je thuis komt. Kijk maar niet zoo verschrikt; 't is niets naars hoor!* »Wat is er dan, Hiirmen, toe zeg het mij maar eventjes.»

Harmen had zich verpraat; dat gebeurt meer boden en vrachtrijders. Zij worden op het land meest gehouden voor brengers van ihet laatste nieuwst. Harmen gaf Geertje toch een antwoord. »De Blekkes zijn verhuisd naar den rand van het Lsuvenumsche bosch».

Wat zeg je? Heerlijk, dolletjes! dan kan Job mijn tuintje niet meer bestelen of vcrnklea! O, Harmen wat ben ik blij! En als moeder alleen thuis is, kan Job niet meer vies, nat stroo op het waschgoed gooien. Wat ben ik blij, o zoo blij !<

Groote oogen zet Geertje op, toen de jongens haar bij Harmens deur kwam(-n afhalen en Kobus ook al zei: »0, Geert, je zult zoo opkijken als je thuis komt!»

»Ja, ja, Kobus! ik weet het al. Die nare Job is weg, het huisje is Itêg, hè ? «

»Ja, de andere maand komt er de timmerman van tien jonker, in wonen. Die heeft het zoo opgekapt; en Teunis, de schilder van den jonker, niet minder. Ons huisje is ook nieuw geverfd. Hoe vindt je dat ? <

Vader en moeder ontvingen Geerije, alsof ze veertien maanden, ten minste veertien weken, in plaats van veertien dagen was uitgebleven.

Aan het omhelzen, vertellen en vragen onder de vijfuursche boterham leek geen eind te komen.

»Kom meid, nu, vóór we lezen en danken, en dan na je lange reis naar bed hoor! eerst even meegaan», zei Bolder.

Hij nam Geertje bij de hand met de woorden : »Je oogen s\ijf dicht tot ik zeg: doe open!»

Moeder en de jongens stapten ook m' ê de keuken uit, om van Geertjes vreugd te genieten.

„Dogen open!".

DaaV stond ze voor een keurig geschilderd, wit hekje waarop met sierlijke groene letters:

„Geertjes Tuintje".

Het vroeger hrekje vergroot en afgerasterd, was in een allerliefst tuintje herschapen. Aan weersdj'ien van een met kiezel bestrooid paadje ten bloemperkje. Daar bloeiden late rooFJes en knopten herfstasters. Achteraan een haagje van frambozenstruiken besloot het geheel.

Het kind lijkt sprekend op riit oogenblik op de koningin van Secheba; er was in haar geen geest meer!

„O, vader! O, moeder! O, jongens! wat heerlijk, wat rijk! zou Juliana's tuintje net zoo mooi wezen ? ".

Alle vier proest en van het lachen. „Maar kleinje", zei Kobus »waardenkje nu toch aan ? En je vraagt niet eens wie wat alles zoo in orde gemaakt heeft".

Vader en moeder wijzen haar omhelzing af, moeder met de woorden: „Neen, kind, dat is ons werk niet".

„Dan van Kobus alleen ? Hij kan toch geen hek maken en schilderen".

„Neen, Geertje! God gaf den jonker in zijn hart, om jou zulk een groot geschenk te geven. Morgen na de zondagsschool mag je hem gaan berlanken".

Geertje, het bewonderen nog niet moe, schoof het grendeltje van het bekje, eo stapte 'haar eigen tuintje binnen, voor ze met vader en moeder in huis ging. En 's avonds bij 't naar bed gaan vergal ze niet den Gever aller goede gaven ook voor deze lijke gift te danken.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 19 oktober 1919

De Heraut | 4 Pagina's

Voor Kinderen.

Bekijk de hele uitgave van zondag 19 oktober 1919

De Heraut | 4 Pagina's