GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Voor Kinderen.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Voor Kinderen.

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

UIT HET OOSTEN.

DE DIEREN.

Tot de meest geachte en hoogst nuttige huisdieren behoorde in het land Kanaaa.... de ezel.

Dat klinkt ons vreemd, die gewoon zijn om op den ezel laag neer te zien, ja zijn naam als een scheldwoord te gebruiken. Hoe anders dal in het Oosten is, blijkt wel daaruit, dat onder de sultans van E^iypie er een voorkomt met den bijnaam de ezel. En die naam was hem tot zijn eer gegeven. Hoe dat zoo komt, zal ons straks duidelijk worden.

De ezel wordt vaak in de Schrift vermeld, en altijd als een begeerd bezit. Van Job wordi gemeld dat hij vijfhonderd ezelinnen bezat. Job leefde in Abrahams tijd. Toen Jacob, de kleinzoon van Abraham, behot fie'bad aan koren, liet hij dat op ezels uit Egypte halen. Bileam, de ziener, reed op een ezelin. Een van Isreis richters had dertig zonen, rijdende op ezelinnen, gelijk er uitdrukkelijk bij staat. Toen Kis, de vader van Saul, eenige ezelinnen vermiste, liet hij het er niet bij, maar zond zijn zoon en zijn knecht uit in het land om de verloren dieren ie zoeken. De profeet uit Bethel, tijdens Jerobeam, liet zijn ezel zadelen toen hij een reis moest doen. Op een ezel deed de Hcere Christus Zijn intocht in Jerusalem. Wij zien dus, dat de ezels onder Israël veel in gebruik waren, en daarom hooggeschat.

Dat nu was geen wonder.

Vooreerst leverden de ezelinnen kostelijke melk die veel gebruikt werd. Dan was de ezel gezocht als rijdier en lastdier beide. Zelfs koningen en grooten bedienden zich van een ezel om er op te rijden. Vooral waren witte ezels daartoe gezocht. Ook de muilezel, een bastaard van den ezel, werd veel gebruikt. D-geschiedenissen van Salomo en Abralom leercn ons hier meer van. (Ia onze Statenvertaling wordi de muilezel gemeenlijk muil geiioemd).

Nu dient hierbij - niet vergelen, dal paarden in het land Kanaan vóór den tijd van Salomo weinig gebruikt werden. Deze vorst voerde hen in voor zijn leger. Maar overigens was de ezel het gewone rijdier en ook het lastdier, als de «/rachi niet te zwaar was.

De ezel in het Oosten is esn heel ander dier dan bij ons. Hier te lande en "elders gaat het traag daar heen; hij loopt stijf, is niet mooi en soms koppig en lang niet zoo geacht als in hei Oosten. Iemand een ezel ie noemen vereert nem niet, al zegt ook het spreekwoord:

Een ezel stoot zich in 't gemeen

Niet tweemaal aan denzelfden steen.

Hij staat nu eenmaal in een min gunstigen naam en een mooi dier zuUen wel weinigen hem vinden.

Als de ezel zich verdedigen kon, zou hij zeggen: «Hoort eens, vrienden, gij moet billijk zijn. Ik kom uit een warm land vol bergen en bosschen en kan in uw kil, vlak Noorderland niet aarden. Hier glimt mijn huid niet, hier wordt ik niet 'enig zoodat ik hollen en draven kan, hier moet ik trekken en fjouwen. Ik ben in een vreemd land in de verdrukking. Geen wonder dat ik er niet aantrekkelijk uit zie."

Wij zagen trouwens reeds vroeger dat de ezel in het Oosten een gansch ander dier is dan bij ons. tiij ziet er moot uit, is vlug en wakker en komt het paard zeer nabij. Daarbij in de berglanden van het Oosten is de ezel veel meer bruikbaar dan het paard, en staat veel vaster op smalle, steile paden. Over den wilden of woudezel spraken we al. Hij is bekend om zijn ontembaarheid. Een ezel voor lomp, traag te houden of hem te minachten, komt bij den Oosterling niet op.

O-er andere dieren hopen we binnenkort te spreken. P

Gezocht en gevonden.

Op een mooien zomerroorgen ging een jongmensch, wiens kleeding den werkman aanduidde, den weg op die van een klein gehucht naar een groot dorp leidde, ongeveer twee uur ver.

Da zon scheen liefelijk, de bloemen verspreidden geur en de boomen gavea schaduw, 't Was al leven en heerlijkheid in de natuur. Maar toch kon men den jonkman aanzien dat hij niet vroolijk was, terwijl hij, zijn mandje met gereedschap dragend, langzaam voortstapte als iemand die geen haast of weinig fust heeft.

En voor het laatste was bij den jongen werkman alle reden. Hij was van beroep timmerman en had eenige jaren dat vak uitgeoefend in het ge huchi waar hij nu vandaan kwam. Beter gezegd, hij had zijn bestaan gevonden als timmerman op • Woudvieugd», een zeer groot buitengoed, waar bijna altijd wat te timmeien viel of iets anders te doen. Alles was goed gegaan, en de jonge timmerman rekende er vrij zeker op zijn kosi op «Woudrust» gekocht te hebben, toen de heer van het buiiengoed plotseling stierf. Nakomehngen had hij niet, en de erfgenamen besloten het prachtige landgoed te vetkoopen. Zoo kwam het "in handen van iemand, die er groote plannen mee had, en allerlei liet veranderen of verbouwen. Voor onzen timmerman was bij al het werk g^en plaats, omdat de bouwers hun eigen volk gebruikten, en zoo kreeg de jonge timmerman een paar maanden na den dood van zijn heer bericht, dat over vier weken zijn werk op «Woudvieugd» ophield. Hij kreeg gedaan voor goed.

Thans was de dag aangebroken waarop hij het gehucht zou verlaten waar hij nu een jaar of zeven een onderkomen had gevonden bij goede, hartelijke menschen, die hem na den dood zijner ouders met liefde en vriende ijkheid hadden opgenomen. Gaarne zou hij dan ook gebleven zijn, maar dat ging niet. Want het gehucht was klein, en de bevolking arm, zoodat er weinig of geen werk was voor onzen timmerman. Hij had dan ook bijna uitsluitend zijn brood verdiend op «Woudvieugd». Thans echter was het uit. Ergens elders werk te vinden was hem, spijt alle moeite nog niet gelijkt. En zoo ging hij dan de wijde wereld in, niet wetende wat dié hem brengen zou.

’t Was gelukkig voor Hendrik Vermaas — zoo heette hij — al konden of ^vilden de menschen hem niet helpen, dat hij niet alleen of zonder steun was. Hij was een kind van vrome ouders, die hem in de leer en vermaning des Heeren hadden groot gebracht, en Hendrik had reeds jong een open oor en een ontvankelijk hart betoond voor al de goede woorden die hem uit ds Schrift en door vader en moeder toegekomen waren.

Zoo kon hij dan, al was het niet blijmoedig, dan toch gemoedigd den langen weg opgaan, onzeker waarheen hem die brengen zou.

Het woord kwam hem voor den geest: Wentel uw weg op den Heere, en vertrouw op Hem; Hij zal het maken. En zoo wilde hij ook doen.

Na een uur loopens begon hij het warm te krijgen, en voelde zich vermoeid, wal geen wonder was daar hij van den vroegen morgen af afscheidsbezoeken in het gehucht gebracht had.

Hij zette zich neer in het gras aan den weg, om een der boterhammen te nuttigen die goede vrienden hem hadden meegegeven. Hij had nu een uur gewandeld, en juist wilde hij na gerust te hebben zijn weg vervolgen, toen hij in de verte iemand zag naderen, die van den zelfden kant kwam als hij. Hij wachtte even om te zien of het ook een bekende was, met wien hij op kon wandelen.

(Wordt vervolgd.)

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 14 maart 1920

De Heraut | 4 Pagina's

Voor Kinderen.

Bekijk de hele uitgave van zondag 14 maart 1920

De Heraut | 4 Pagina's