GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Voor Kinderen.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Voor Kinderen.

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

IN VREEMDE HAVEN.

VI.

Plannen.

Eer acht dagen verloopen waren, kon men zeggen, dat de kapitein en Hendrik reeds de beste vrienden waren geworden. Oom Karel maakte geen onderscheid tusschen zijn neven en het vreemde kind. Zelfs scheen de laatste hem het meest aan te trekken. Vaak nam hij Hendrik mee op zijn wandehngen, waarbij de jongen dan meestal op wat lekkers onthaald werd. Als oom met zijn familie eens uit tijden ging mocht Hendrik altijd mee. Zijn overigen tijd besteedde de jongeling aan het boerenwerk, vooral op het land. Hij deed dat niet als bij Helpman al zuchtende, maar met lust en ijver. Het is niet alleen de vraag of men werkt, maar ook hoe.

Toch ging ook hier het werken op het land bij Hendrik niet vlot. Niet dat hij lui was, maar hij zou liefst ander werk gedaan hebben. Daar kwam bij dat oom — zooals ook hij nu den kapitein noemde — over den landbouw ongeveer het zelfde dacht als Hendrik. «Het is een goed werk, nuttig én onmisbaart zei hij meermalen, «maar het trekt mij niet aan. Je moet daar een mensch voor wezent. De kapitein kwam dan ook zelden of nooit bij Hendrik wanneer deze in het veld bezig was. Eens toen zij samen een lange wandeUng deden en de kapitein van allerlei verteld had dat hij in overzeesche landen had gezien, voegde hij er bij:

«Ja jongen 't is waar wat we op school al leerden.

Als iemand verre reizen doet Dan kan hij wat verhalen-

Zou je er ook geen lust in hebben ? t De anders wat doffe oogen van Hendrik begonnen te glinsteren terwijl hij zei: «Of ikt, «Maar dan moet je hier niet op de boerderij blij vent.

«Dat kan ik toch niet. Ik ben hier maar voor een poosje. Zoodra er een goed kosthuis open is, word ik daar weer uitbesteedt. «Ik zou je toch niet raden boer te worden als je er bepaald geen zin in hebt. Dat geeft maar verdriet. Waarom wordt je geen zeeman zooals ik ? "

«Ik heb er nooit over gedacht", zei Hendrik. «Maar buitendien als de diakens het niet willen gebeurt er toch niets van". «Nu", zei oom, «denk eens over mijn vraag, dan spreken we wel nader. En als je er meer van wilt weten kom dan maar bij me".

De woorden van den kapitein maakten op Hendrik dieper indruk dan hij zelf wel wist. Hij dacht er over na, sprak er onder geheimhouding over met Kris, en al meer gevoelde hij lust in het plan door oom geopperd. Nu zijn ouders dood waren had hij niets meer dat hem bepaald aan het dorp bond. Daarbij kwam, gelijk ik reeds zei, zijn afkeer van het boerenvak en eindelijk de begeerte om te reizen en vreemde landen te zien en te betreden.

Maar er waren ook bezwaren, en nog 'andere dan bij de diakens. Onze Hendrik wist niet beter te doen dan gebruik te maken van de bereidwiUigheid van oom om hem in te Uchten over veel dat hij te vragen had. Dat was wijs gehandeld, maar nog wijzer en beter was dat Hendrik zich tot den Heere wendde, om van Hem raad en leiding te vragen. Dat was hem in huis en op school geleerd en werd hem nu tot een zegen.

Na verloop van een maand was de zaak al een heel eind opgeschoten. «Oom" en «neef waren het eens geworden. Zoodra de eerste nu met zijn schip uitvoer, zou hij den laatste meenemen op een reis naar de West, welke tocht over ettelijke weken zou beginnen. De diakens hadden voor de reis toestemming gegeven. Wat Kris, zijn vader en moeder en de andere huisgenooten betreft, allen speet het dat Hendrik voorlang zou heengaan. - Maar vader zei terecht: «Een ieder zyn zin. Laat onze vriend maar eerst eens beproeven, hoe hem het leven op zee bevalt. En zoo ja, waarom zou hij op zee niet evengoed God kunnen dienen en verheerlijken als aan land ? "

De tijd naderde, dat kapitein Klaver uit zou zeilen. Veel was in gereedheid te brengen, ook voor Hendrik, die nog nooit gereisd had en wel allerminst in een schip. Doch alles kwam in orde en de dag van vertrek werd bepaald, «wind en weer dienende", wat bij een zeilschip nog wat meer zeggen wil dan bij de stoomvaartuigen uit onzen tijd. Doch:

«Tusschen mond en beker Is nog veel onzeker" zegt terecht een oud spreekwoord, 't Zou ook hier blijken.

Twee dagen voor de kapitein en zijn jeugdige vriend zouden afreizen, ging de eerste in de avondschemering nog een paar afscheidsbezoeken brengen aan bekenden, die hij tijdens zijn verblijf had opgedaan.

Toen hij terugkeerde was het reeds vrij donker. Zoo kwam het dat de kapitein een kuil in den weg niet zag, er onverhoeds in trapte en een buiteling voorover maakte, zoodat hij met een smak te recht kwam op de knoestige wortels van een boom. De pijn hierdoor veroorzaakt was zoo hevig dat de man een luiden schreeuw gaf. Dat was echter zijn geluk, want nu hoorden hem een paar mannen die voorbij gingen, en die hem zeker in den donker niet zouden gezien hebben. Nu waren zij spoedig bij hem. Zi slaagden er met veel moeite in hem op de been te helpen en naar zijn verblijf te brengen, dat gelukkig vlak bij was. Hier vertelden ze wat zij wisten; het overige voegde oom zoo goed en kwaad als het ging er bij. Toen hij in de helder verlichte kamer zat, bleek het dat hij maar enkele wonden bekomen had en wel aan het hoofd, die echter weinig of niet bloedden. Doch waar allen van schrikten was de doodelijke bleekheid van zijn anders zoo kleurig en fleurig aangezicht. Weldra klaagde hij over zware duizeUng en zou van zijn stoel gevallen zijn, als zijn broer hem niet gegrepen had. Deze geholpen door zijn vrouw en de twee oudste jongelui haastten zich den gevallene naar bed te brengen, terwijl de twee jongeren werden uitgestuurd om den geneesheer te halen. 't Was reeds bijna nacht toen de dokter verscheen. De valwonden waren, zeide hij, van weinig beteekenis, maar met den val zelf stond het anders. Het kon geruimen tijd duren eer de kapitein weer hersteld was. De eerste dagen moest hij volstrekt rusten. En zoo geschiedde het dan, dat de man op den dag dat hij gemeend had uit te varen, bedenkelijk ziek lag, buiten staat aan iets te denken, ja ter nauwerndod bewust waar hij was.

De mensch wikt, God beschikt. Dat ervoer ook Hendrik reeds jong.

Dat de kapitein niet spoedig zou beteren was duidelijk. Er konden maanden verloopen eer het zoo ver was. Intusschen werd het nu de vraag wat Hendrik doen zou. Alles was voor zijn vertrek gereed. Hij had eigenlijk geen thuis meer, en met oom viel thans niet te raadplegen.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 20 juni 1920

De Heraut | 4 Pagina's

Voor Kinderen.

Bekijk de hele uitgave van zondag 20 juni 1920

De Heraut | 4 Pagina's