GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

'Hier leert de natuur ons zelf den weg' - pagina 50

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

'Hier leert de natuur ons zelf den weg' - pagina 50

Een geschiedenis van Natuurkunde en Sterrenkunde aan de VU

2 minuten leestijd Arcering uitzetten

een ‘troebele horizon’. de zoektocht naar een fysicus

stig rustig jongmensch van goeden wetenschappelijken aanleg en Gereformeerde overtuiging’. De senaat zette de commissie opnieuw aan het werk en D. H. Th. Vollenhoven vroeg ‘in het bijzonder met het oog op het zevental dat voor natuurkunde werd genoemd, meer licht, en een bepaalde volgorde’.4 De commissie won informatie in over de wetenschappelijke kwaliteiten van genoemde personen bij onder meer de hoogleraren L. Bouman, L. van der Horst, A. D. Fokker en L. S. Ornstein en op 30 november 1928 lag het tweede rapport van de benoemingscommissie ter tafel. De commissie concludeerde hierin dat ‘wat hun bekwaamheid [in de natuurkunde] betreft, het wel voornamelijk de heren Oosterhuis, Penning en Woltjer zijn op wie de aandacht moet gevestigd worden’.5 Sommige senaatsleden betwijfelden of de principiële kant wel genoeg aan bod was gekomen in de beoordeling. Hoogleraar in de rechtsfilosofie H. Dooyeweerd vroeg zich af: ‘begrijpen zij althans dat geen wetenschap neutraal kan zijn?’6 Toch werd uiteindelijk besloten om aan curatoren te adviseren Oosterhuis, op dat moment werkzaam bij Philips in Eindhoven, aan directeuren ter benoeming voor te dragen. In april 1929 sprak de senaat opnieuw over de benoemingen.7 Met Oosterhuis was inmiddels een gesprek gevoerd en er had een briefwisseling plaatsgevonden. Dit had echter tot niets geleid. Uit een brief van 4 maart 1929 wordt duidelijk wat hem ervan weerhield op de benoeming in te gaan. In de eerste plaats zag hij in zichzelf niet de geschikte persoon om – naast het onderzoek en onderwijs in de natuurkunde – ook de wijsgerige vragen aan de orde te stellen: ‘Moet van een hoogleeraar aan de Vrije Universiteit niet verwacht worden, dat hij de gave bezit om de principieele zijde goed naar voren te brengen?’ Een tweede punt dat hem zorgen baarde betrof het feit dat een vu-hoogleraar geacht werd een standpunt in te nemen in allerlei ‘vragen die men zelf nooit [...] gesteld zou hebben’ – waarbij hij onder andere dacht aan ‘de kwesties, die de laatste jaren onze Gereformeerde Kerken verontrustten’. Hij veronderstelde dat het niet mogelijk zou zijn een afwijkend standpunt in te nemen in dergelijke kwesties en wanneer dit toch gebeurde, dat verstrekkende gevolgen kon hebben. De persoonlijke overtuiging was dan immers rechtstreeks verbonden met het vak dat werd beoefend en ‘leidt dit tot een conflict, dan moet men, als eerlijk man, niet alleen zijn werk en zijn idealen, maar ook zijn maatschappelijke positie afbreken’.8

49

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 januari 2005

Historische Reeks | 281 Pagina's

'Hier leert de natuur ons zelf den weg' - pagina 50

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 januari 2005

Historische Reeks | 281 Pagina's