GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

De beteekenis der wetsidee voor rechtswetenschap en rechtsphilosophie - pagina 99

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De beteekenis der wetsidee voor rechtswetenschap en rechtsphilosophie - pagina 99

Rede bij de aanvaarding van het hoogleeraarsambt aan de Vrije Universiteit te Amsterdam

2 minuten leestijd Arcering uitzetten

98 natürlich auch Wirklichkeiten der Art, wie Staat, Sitte, Recht, Religion. Damit verfallen der Ausschaltung alle Natur- und Geisteswissenschaften mit ihrem gesammten Erkenntnisbestande ebenals Wissenschaften, die der natürlichen Einstellung bedürfen". In deze "Ausschaltung", in deze ntÎ:1toXf' openbaart zich bij Husserl, zij 't al in anderen zin dan bij Kant, de doorgaande tendenz van het humanistisch kennisideaal, de "souvereine vrijheid" van het bewustzijn tegenover het objectief gegevene te handhaven. Wanneer dan in de phaenomenologie al het uitgeschakelde (de "Wirklichkeitsthese", maar evenzeer de "Wertthese") weder "zwischen Anführungszeichen" terugkeert en Husserl de mogelijkheid staande houdt, in de Reflexion het "gegenständlich gegebene" adaequaat te vatten, dan stuit hij op de onoplosbare antinomie tusschen subject en Gegenstand, welke aan de geheele idealistische transcendentaal-philosophie inhaerent is, en die met name door den vader der moderne kritische ontologie Nicolai Hartmann in zijn Grundzüge einer Metaphysik der Erkenntnis (2e Aufl. 1925) en door Walter Ehrlich in zijn scherpzinnig geschrift Kant und Husserl (1923) met groote klaarheid is blootgelegd. Husserl blijft ook in zijn phaenomenologie in een eidetisch-logicisme bevangen, dat in het metaphysisch kennisideaal van het humanisme is gefundeerd. De gezichtsvelden, die alleen bij de "natuurlijke bewustzijnsinstelling" gehandhaafd blijven, zijn bij Husserl uitgeschakend en keeren in de phaenomenologie "re vera" niet meer terug. Want Husserl's "Regionen", regionale categorieën , regionale axioma's en wezenswetten liggen allen binnen het genivelleerde vlak zijner logische "Eidetik". Zij vallen alle onder de in het rationalistisch humanisme alleen souvereine sfeer der "Denknotwendigkeiten". En het is een bewijs van de innerlijke zwakheid van Husserl's phaenomenologie, wanneer zij de grondvraag van alle kritische philosophie, hoe ervaring van den Gegenstand mogelijk is, met een beroep op het inderdaad metaphysisch dogma der doorgaande correlatie tusschen noesis en noema eenerzijds, noema en Gegenstand anderzijds uit den weg gaat (Zie Ideen S. 265 fig.). Vooral bij Sander's stelling, dat het recht in de "zijnssfeer" zou liggen, moet dit gebrek aan kritische bezinning inderdaad fataal worden. De vraag, hoe een juridische werkelijkheid naast een causaal bepaalde natuurwerkelijkheid mogelijk is, een vraag, die geen enkele idealistische kentheorie mag voorbijgaan, wor<it door Sander hooghartig ter zijde gesteld! Waarlijk niet een bewijs voor de gefundeerdheid en bezonkenheid van zijn theorie! Van dit gebrek aan gefundeerdheid en bezonkenheid getuigt ook de snelheid, waarmede zich <ie principieele standpuntswijzigingen bij Sander opvolgen en het onkritisch eclecticisme waarmede hij achtereenvolgens de meest uiteenloopende wijsgeerige opvattingen aan zijn rechtstheoretische beschouwingen weet te accomodeeren. 28 B) Sander's jongste radicale standpuntsverandering (de vierde in korten tijd!) heeft zich reeds spoedig na de uitgave van zijn strijdschrift Kelsen's Rechtslehre (1923) voltrokken. Men zie zij n geschriften: Othmar Spanns U eberwindung der individualistischen Gesellschaftsauftassullg, Archiv für So zialwissenschaft und Sozialpolitik (Bnd. 53, Heft 1 S. 11-80); Der Gegenstand der reinen Gesellschaftslehre ib. Bnd. 54 Heft 2, S. 329-423; Zum Problem der Soziologie des Rechtes (Bnd. 55 Heft I) Staat Ilnd Recht als Probleme der Phänomenologie und Ontologie (Zeitschr. für öffentl. Recht, Bnd. IV, 1924 S. 788/ 9) en tenslotte in zijn: Das Verhältnis von Staat und Recht. Eine Grenzauseinandersetzung zwischen allgemeiner Staatslehre, theoretischer Rechtswissenschaft und interpretativer Rechtsdogmatik in " Archiv des öffentl. Rechts" (N. F. Bnd. 10, 1/2 Heft, 1926 S. 153 fig.). Deze standpuntswijziging is in zooverre belangwekkend, dat Sander thans de Marburgsche "Erzeugungsmethodik", die aanvankelijk zijn geheele rechtstheorie stimuleerde, radicaal heeft prijsgegeven. Deze standpuntswijziging bewijst, dat Sander zelf de onhoudbaarheid van een verbinding der functionalistisch-Iogicistische philosophie der Marburgerschool met de ontologische en phaenomenologische methode heeft ingezien . Daarmede valt nu echter tegelijk het "functionalistisch" gevatte continuïteitsideaal met zijn antinomische postulaten: de eenheid van staat en recht, het primaat der volkenrechtsorde, de

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 15 oktober 1926

Inaugurele redes | 114 Pagina's

De beteekenis der wetsidee voor rechtswetenschap en rechtsphilosophie - pagina 99

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 15 oktober 1926

Inaugurele redes | 114 Pagina's