GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

1909-1910 Orgaan van de Christelijke Vereeniging van Natuur- en Geneeskundigen in Nederland - pagina 170

2 minuten leestijd Arcering uitzetten

164 blijken, dat „les causes naturelles" uitgesloten zijn en uit keukenafval of haarden moet blijken, dat de mensch er leefde. Dit klemt te meer, als men ziet, dat onder de pseudomorphoses niet enkel eolithen zijn, maar ook goed geslaagde nabootsingen van industrieele typen uit het palaeolithicum ,,parfaitement definis et connus comme tels dans leurs milieux normaux en dehors de toute possibilité d'erreur". „A combien plus forte raison doit- on se niontrer circonspect a l'égard des manifestations les plus élémentaires de l'activite humaine, et se montrer exigeant avant de fonder sur leur constatation si problématique des theories dépassant si forraidablement ce qui est acquis d'une maniere definitive et en toute evidence". De aanhangers der afstammingsleer moeten het bestaan van eene eolithische voorperiode der palaeolithische industrie wel als een postulaat der logica aannemen. Ze ondervinden hierbij echter ook weer nieuwe moeilijkheden. Als immers de gevonden eolithen werkelijk menschenwerk waren, zou de industrie zich vanaf het oligoceen tot het quaternair niet ontwikkeld hebben. „Daher sieht Penck in dem Vorliegen tertiairen Eolithen nicht einen Beweis für das hohe, bis ins Oligozan reichende Alter der Menschheit, sondern nur ein Problem, dessen Losung von weiteren Untersuchungen abhangig sei". i) Penck wil eerst de Leibesreste der Eolithenverfertiger zien, vóór hij vol geloof schenkt aan het ouderdomsgetuigenis dezer steenen. Ja ook Boule, die vast gelooft aan het bestaan van den tertiairen mensch, meent, dat men hiervan wel ergens op aarde de zekere bewijzen zal vinden, maar die moeten dan andere bewijskracht hebben dan de eolithen thans. Wij kunnen dus gerust zeggen, dat de oudste bekende industrie niet verder teruggaat dan de oudste gevonden menschenresten. Bij deze oude resten, b.v. van den Homo mousteriensis vindt men echter ook steeds een groot aantal viiursteenwerktuigen. Gewoonlijk wordt door de archaeologen ondersteld, dat onze kennis van den quaternairen mensch begint in de interglaciaalperiode, die gevolgd werd door de laatste ijsperiode. De fauna onderging met het klimaat ook groote veranderingen. In de warme interglaciaal1) cf. Moritz Hoernes, I. c. p. 200.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 januari 1910

Orgaan CVNG Geloof en Wetenschap | 204 Pagina's

1909-1910 Orgaan van de Christelijke Vereeniging van Natuur- en Geneeskundigen in Nederland - pagina 170

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 januari 1910

Orgaan CVNG Geloof en Wetenschap | 204 Pagina's