GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

1911-1912 Orgaan van de Christelijke Vereeniging van Natuur- en Geneeskundigen in Nederland - pagina 76

2 minuten leestijd Arcering uitzetten

68 men sedert 1837 dat koude tijdvak ijstijd of ijsperiode. Aan de enorme gletschers van dezen ijstijd werden en worden al de diluviale of pleistoceene ') vormingen in de Alpenlanden toegeschreven. Bij het afsmelten van deze gletschers werden rivieren en waterstroomen gevormd, die eerst zand en grint en later ook klei over de vlakte verspreidden. Zulke stroomen zoet water bereikten zelfs reeds voor de komst van het Noorsche gletscherijs ons land en vormden hier het reeds genoemde Rijndiluvium. Overigens hebben de Alpengletschers weinig of niet bijgedragen tot vorming van het noord-Europeesche pleistoceen en zullen daarom verder onbesproken blijven. Het is wel duidelijk dat de diluviale gletschers, die van de Alpen neerdaalden, nog maar dwergen waren, vergeleken met de Skandinavische reuzengletschers, gelijk TORELL zich die voorstelde. Het succes van TORELL'S hypothese was verbazend; algemeen werd zij aangenomen en de grootste geologen, waarvan we slechts noemen de Duitschers HERMANN CREDNER (geb. 1841), ALBRECHT PENCK

(geb.

1858)

en

FELIX

WAHNSCHAFFE

(geb.

1851), den

Franschman ALBERT AUOUSTE DE LAPPARENT (1839—1908), den Engelschman JAMES GEIKIE (geb. 1839) en den Nederlander JAN LoRiÉ (geb. 1852) beijverden zich haar te ontwikkelen en te bevestigen. Wijl er b.v. in de Harz op eene hoogte van 500 meter nog zwerfblokken gevonden zijn, moet het Noorsche ijs aan zijn zuidelijk uiteinde op zijn minst ook eene dikte van 500 meter gehad hebben en verder noordwaarts zeker meer dan 1000 meter dik geweest zijn. Het gletscherijs van de Sognefjord in Noorwegen zou zelfs eene dikte bereikt hebben van 2000 meter. De Noord- en de Oostzee waren door deze ijsmassa's geheel gevuld. Op vele plaatsen in noord-Europa bestaat het diluvium niet uit eene enkele keileemlaag of grondmoreene, maar uit twee zulke aardvormingen, die door zand en puin van elkaar gescheiden zijn en waarvan de benedenste laag de dikste is. Ook deze onderste formatie is echter niet altijd homogeen, maar vertoont hier en daar eene splitsing in twee of soms in meer lagen, die horizontaal boven elkaar gelegen zijn. Zoo kwam men er toe om aan te nemen, dat het Skandinavische gletscherijs zich nu eens ver zuidwaarts uitstrekte en dan weer een tijd lang in noordelijke richting terug1) Dit woord werd het eerst in 1830 door LYELL gebruikt.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van maandag 1 januari 1912

Orgaan CVNG Geloof en Wetenschap | 174 Pagina's

1911-1912 Orgaan van de Christelijke Vereeniging van Natuur- en Geneeskundigen in Nederland - pagina 76

Bekijk de hele uitgave van maandag 1 januari 1912

Orgaan CVNG Geloof en Wetenschap | 174 Pagina's