GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

1920 Orgaan van de Christelijke Vereeniging van Natuur- en Geneeskundigen in Nederland - pagina 70

2 minuten leestijd Arcering uitzetten

64

B. De mogelijke soorten van causaliteit. Tegen de definitie bestaat als zoodanig geen bezwaar, evenmin als tegen de eerste stelling, die immers 't princiep van behoud van arbeidsvermogen beperkt tot het quantitatief bestaande. Ook de tweede definitie treft geen bedenking; alleen één opmerking: DRIESCH heeft 't over „Naturfactoren unraumhafter Art," en bedoelt daarmede factoren die in de natuur inwerken en toch onruimtelijk zijn. „Natur-faktor" kan óók beteekenen dat 't hierdoor aangeduide tot de (ruimtelijke) natuur behoort. Daarom leg 'k hier de beteekenis nog eens vast; critiek is dit allerminst: DRIESCH bedoelt ook 't woord in de eerst-genoemde beteekenis. Type 4 der causaliteitsmogelijkheden is voorloopig uitsluitend — evenals de andere — een denkmogelijkheid. Wanneer 'k nu zeg haar als zoodanig wel te kunnen aanvaarden stuit 'k allicht op 't bezwaar, dat de categorie van de causaliteit bij KANT, volgens bepaalde interpretatie, er toch alleen een is van de ruimtelijke natuur en 'k dus hier vanuit 't Kantiaansche standpunt van DRIESCH 'n tegenstrijdigheid zou moeten constateeren. Maar 'k geloof, dat de critiek, aangenomen dat bedoelde uitlegging van de desbetreffende plaatsen juist is, hier KANT en niet z'n bestrijders moet treffen. Houden we met KANT vast, dat de causaliteit alleen geldt op het terrein der verschijnselen, dan moet toch met RICKERT worden opgemerkt, dat de categorieën gelden voor 't terrein der ervaring in 't algemeen. Terwijl KANT dit dan ook soms beweert, vereenzelvigt hij elders echter deze ervaring met die der ruimtelijke O natuur-keninhouden, en vat dus de wetenschap op in den engeren zin van «öfüür-wetenschap, en dat nog wel in den geest in welken NEWTON haar opbouwde. Er is echter ook een innerlijke ervaring, een ervaring van onruimtelijk gebeuren: er zijn, om met DRIESCH (pg. 1) te spreken, ook „Seelen-Qegenstande"; Deze zijn nog niet verder door 't denken verwerkt dan dat ze als „gegeven" en als „bepaald-gegeven" werden opgemerkt. Deze innerlijke en uiterlijke keninhouden worden nu categoriaal verwerkt als werkelijk (in onderscheiding van: slechts in de voorstelling bestaande) door de categorieën der ervaring, of zooals RICKERT ze noemt door de ') De naluur-keninhoud staat hier als ruimtelijk tegenover den onruimttlijl<en, niet als feitelijk tegenover ideëel en normatief.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 januari 1920

Orgaan CVNG Geloof en Wetenschap | 98 Pagina's

1920 Orgaan van de Christelijke Vereeniging van Natuur- en Geneeskundigen in Nederland - pagina 70

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 januari 1920

Orgaan CVNG Geloof en Wetenschap | 98 Pagina's