Zedelijkheid en recht - pagina 10

6

Zoo, M. H., verging het mij met het probleem der verhouding van zedelijkheid en recht. Geroepen aan onze Universiteit, onder meer, te doceeren èn de ethika èn de geschiedenis der wijsbegeerte, tot welke laatste de^ van de geschiedenis der moraalphilosophie in engeren zin, niet te scheiden geschiedenis der rechtsphilosophie behoort, kwam ik, op die twee gebieden, met dit probleem meer dan eens in aanraking. Toen heb ik, onder den u zooeven door mij beschreven drang, een bescheiden poging tot oplossing gewaagd. Als ik zeg gewaagd, dan is dat niet maar een oratorische wending. Ik wist toch maar al te goed, wat gevaren aan dit ondernemen verbonden zijn, inzonderheid voor mij, den in rechtsleer niet geschoolde. Wat dit laatste betreft, meen ik echter althans éen gevaar al terstond te kunnen afwenden. Ik bedoel dat van bij de beoefenaren der judirische wetenschap in verdenking te komen van zucht tot drijven van allotria. Tegen dat gevaar toch kan ik mij dekken door te verwijzen naar de behoefte, die voor mij, op het gebied van eigen studievak, aan een oplossing bestond. En zoo vraag ik dan uw welwillende aandacht voor het probleem der verhouding van zedelijkheid en recht.

Wat de vraagsteUing betreft^ waarop het ook bij dit probleem allereerst aankomt, moet, om het niet van meet af te embrouilleeren, in het oog gehouden, dat het gaat over de verhouding van wat ik zou

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Printen