GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

De noodzakelijkheid eener christelijke logica - pagina 50

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De noodzakelijkheid eener christelijke logica - pagina 50

Rede ter gelegenheid van den 52sten Dies Natalis der Vrije Universiteit

2 minuten leestijd Arcering uitzetten

40 lijk is geweest, kan althans een vergelijking geen kwaad. De meeningen van deze school waren verwant met de theorieën der natuurphilosophen, nader met de subjectivistische. EMPEDOCLES en DIOGENES VAN APOLLONIA zijn hier de groote mannen, een citaat van ANAXAGORAS wordt in den geest van HERACLITUS aangevuld en in de kentheorie staat de eigen methode, die met tamelijk willekeurige analogieën werkt, op den voorgrond: ook de onderscheiding tusschen den „logos" in den zin van actieve berekening en de „anangkè" als dwingend waarnemingsbewijs, duidt in dezelfde richting 68). Zelfs indien ARISTOTELES deze denkbeelden in z'n jeugd zou hebben gedeeld — wat door niets bewezen wordt en ook niet strookt met z'n toetreding tot PLATO'S kring —, zouden ze zich nóg slecht hebben verdragen met de atmosfeer der Academie, in welke hij ongeveer tegelijk met EuDoxus werd opgenomen: PLATO was allerminst voorstander van de natuurphilosophie met haar ongebonden gebruik van beelden en analogieën, en ARISTOTELES, hoewel iets vrijer tegenover de analogie staande, toont later dit onderwijs met instemming te hebben gevolgd: bij hem en THEOPHRASTUS is de analogie tusschen plant en dier (en mensch) niet toegestaan, en die tusschen dier en mensch in dienst van de classificatie gesteld 69). Met levendige belangstelling zal ARISTOTELES het onderwijs in de Academie hebben gevolgd. Of het beroep op den „tritos anthroopos", door PLATO in den Parmenides behandeld en afgewezen, hem reeds toen heeft toegesproken? Waarschijnlijk acht ik dit niet: historisch was hier immers slechts een herinnering aan de nominalistische argumentatie van den Megaricus POLYXENOS 69a) gjj zakelijk niet meer dan één der beide leden der tweede aporie die PARMENIDES tegen de leer der „deelname" aanvoerde'^o),

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 20 oktober 1932

Rectorale redes | 124 Pagina's

De noodzakelijkheid eener christelijke logica - pagina 50

Bekijk de hele uitgave van donderdag 20 oktober 1932

Rectorale redes | 124 Pagina's