GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

De bevooroordeeldheid der exegese - pagina 21

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De bevooroordeeldheid der exegese - pagina 21

Rede gehouden ter viering van den 68sten verjaardag der Vrije Universiteit

3 minuten leestijd Arcering uitzetten

(bl. 68); 1 : 17 (bl. 69), vgl. ook bl. 48, 49; Mayer op Joh. 1 : 1 (bl. 144, 148, 152, 154, 155); De Wette op Joh. 1 : 1 (4e dr., 1852, bl. 2 en 3). Bewuste, theoretische, dogmatische bevooroordeeldheid vindt men allereerst bij de liberale school, die geen wonderen wil aanvaarden en dus alle wonder wegverklaart, vgl. Dugmore, a. w., bl. 92vlg., of (een meer moderne vorm) uitspreekt, dat wel Mattheüs, Paulus of wie ook dit of dat geloofden, doch dat het daarom nog niet geloofwaardig is. Men kan zeggen, dat juist deze dogmatische gebondenheid der liberale exegese de ogen voor de bevooroordeeldheid heeft geopend. Maar ook verder is er veel theoretische, materiële bevooroordeeldheid. Men kan met Joach. Jeremias (RGG, 1, 2e dr., kol. 1532) een ideehistorische, mythologische, litterair-kritische, godsdiensthistorische onderscheiden. J. Wach, Das Versteken, 2, Tubingen, 1929, bl. 254, is zelf van oordeel, dat de exegese afhankelijk is van de waarde, die de uitlegger aan het object toekent en schrijft bl. 165 vlg. over Lücke, dat deze het mystieke, het dogmatische, het kerkelijke, het historische, het wijsgerige en het religieuspractische uitgangspunt verwerpt en pleit voor het beginsel van de Christelijke philologie. Als we concreet worden, blijkt, dat men zijn exegese door allerlei eenzijdige of van te voren vaststaande stellingen, richtlijnen, gedachten heeft laten beheersen. Zo zou vaststaan, dat Jezus en de apostelen de paroesie nog binnen hun eigen levenstijd hebben verwacht, zie De Verwachting der toekomst vam, Jezus Christus. (Men vergelijke ook de merkwaardige uitlatingen, van F. Buri, Zwr Diskussion der ausgehliehenen Parusie, Theol. Zeitschr., 3, 6, Nov. Dec. 1947, bl. 425 tegen O. CuUmann). Zahn laat den brief aan de Romeinen aan Joden-christenen gericht zijn, omdat hij moeite heeft met de praedestinatie, zie Zahn op Eom. 9 : 13. Om dezelfde reden is soms van 7rporiToifi!X(Tcu, Ef. 2 : 10 iets gemaakt, dat het moeilijk kan zijn. Zahns avondmaalsopvatting is van invloed op zijn exegese van het Kapernaietisch "eten. Joh. 6 (bl. 351), die van Delitzsch op zijn verklaring van Hebr. 1 : 1—4. We zouden nog vele voorbeelden kunnen noemen. Het gebodene is voldoende om te bewijzen, dat ook bij de mannen van de historische school de bewuste dogmatische bevooroordeeldheid niet steeds ontbreekt. Ten slotte nog dit. Vooral in Nederland is het voorgekomen, dat men, hetzij dan theoretisch of practisch, ophield met consequent exegetiseren, wanneer men daardoor Jezus kwijt zou raken, aan wien men zich innerlijk door het geloof verbonden wist, zie nader noot 35. Volkomen te verstaan en zelfs tot op zekere hoogte (niet in zoverre hier invloed der ervaringstheologie werkte) goed te keuren, maar dan ook een bevooroordeeldheid, die men als zodanig moest erkennen. *<>) Hermeneutiek, bl. 121. 11) Men zie R. Bultmann, Ueber das Probl. einer theol. Exegese d. N. T., Zwischen den Zeiten, 3, 4, 1925, bl. 334vlg.; F. Büclisel, Zu R. BultmanTis Johannes-Kommentar, Allgem. Evang. Luth. Kirchenz., 71, 31, 5 Aug. 1938; E. Fascher, Vom Versteken des Neuen Testaments, Giessen, 1930, bl. 46 vlg.; 54; dan Existentieele Exegese? 12) Nederl. Theol. Tijdschr., 1. 3, Febr. 1947; 1, 6, Aug. 1947; 2, 3, Febr. 1948. 1^) Hermeneutiek, bl. 20vlg.; Algem. Canoniek, bl. 28vlg. 1*) Voor het feit, dat bij alle mensen het verstaan op dezelfde wijze toegaat en dat we door dit aan te nemen, een vooroordeel hebben bij het uitleggen, zie men b.v. W. Dilthey, Gesammelte Schriften, 5, Leipzig, 1924, bl. 317; W. Geesink, De dogmat. grondsl. v. d. V. U. te Am^t., Amsterdam, 1904, bl. 24 vlg.; Miskotte, a.w., bl. 52; C. G. Wilke, Hermeneutik d. N. T., 1, Leipzig, 1843, bl. 23vlg.; Wach, a.w., 1, bl. 261 (W. von Humboldt); 2, bl.

19

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van woensdag 20 oktober 1948

Rectorale redes | 28 Pagina's

De bevooroordeeldheid der exegese - pagina 21

Bekijk de hele uitgave van woensdag 20 oktober 1948

Rectorale redes | 28 Pagina's