GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Rustig toezien.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Rustig toezien.

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

Rnstig zal ik toezien aan mijne plaats, als stralende tiilte boven het zonnelicht, als een dauwwolk in oogsthitte. , Ies. 18:4¹)

Rnstig zal ik toezien aan mijne plaats, als stralende tiilte boven het zonnelicht, als een dauwwolk in oogsthitte. , Ies. 18:4 ¹)

Er izijn niet veel menschen, die het spreken van den hemel hebben verstaan.

Er zijn no'g minder menschen, die het zwij'gen van den hemel, van den stralcken, blauwen hemel, hebben verstaan.

O, de Kwijgende lucht!

Jesaja kent den. hemel. Hij ho'ort hem spreken. Maar hij hóórt hem O'Ok 'Z, wijgen.

Hebt gij het «wijgen van de blaUwe luchten wel eens vernomen met stille o-ntzietting ? Zie, wanneer in feilen aomerdagbiand de velden te smachten liggen, dan komt de grO'ote stilte over Gods wijde landen.

En de mensch, die naar buiten gaat en, de hand onder 't hoofd, zich geeft aan die stilte, hij wo-rdt één en ai o-or, naarmate geluiden versterven; hij wordt enkel 'O'og, wanneer .zacht verglijdend de veelheid der dingen .zich aan zijn blik onttrekt. Nu begint hij; de diepten te .zien in het effen blauw en de stilte te hooren in de luidlooize schepping. Ja, hóóren doet hij de stilte. Want grO'Ot en diep moge de stilte zijn van deii nacht, waarvan iemand zegt:

Stil, wees stil: op .zilvren voeten Schrijdt de stilte do'or 'den nacht. Stilte, die der goden groeten Overbrengt naar lage wacht.. .

Wat niet .ziel tot .ziel ko'n spreken Do'Oi' der dagen ijl gegons. Spreekt üit overluchtsche streken. Klaar als ster in licht zou breken. Zonder smet van taal of teeken God • in elk van ons.

Maar dieper dan vo'or dazen mensch de stilte van den nacht is, is voor Jesaja de stilte van den dag, welks ijl gegO'ns hem ontweken is. Hij kent „het in Palestina O'm den middagtijd soms waar te nemen lichten van den hemel, dat O'p het oog den indruk maakt, als bevond het zich nog boven de zon; en dat als tiit hemelsche verte o.p de aarde schijnt neer te izien". 2) Stil, wees stil; langs gouden wegen daalt die stilte dO'Or den dag. Ook Jesaja — is hij geen dichter bij de gratie Gods? — voelt die stilte, die broedend hangt 'O'ver de velden. En als iemand zegt:

de hooge luchten, de hemelluchten, de tintelhchtluchten, de blaUw-en-wit-liichten trilltachten; 'O'f spreekt van het hoogheilige, luchtige, goudluchtere licht, dan is Jesaja nóg dieper ingedro'ngen in de spraak van de zwijgende hemeldiepten. Deze profeet-dichter, die in de natuur .zijn God verneemt, hij kent de dagen, waarop hij zijn oog boort in de trillende lucht; en achter die luchttrillingen, en achter die luchtige dansen voor wimperende oogen achter al wat te peilen is, voelt hij den hemel wijd-open boven zich liggen, den .zinderen den hemel met zijn zwijgende diepten, waaruit hitte, laaiende hitte, fel zich Uitgiet zonder eenig gerucht.

En als hij de zion ziet, de brandend-felle, dan droomt hij langs haar heen, en boven haar üit; hij ziet ze gloeien in eeuwige stilte en achter, boven, buiten haar veiTU'Oedt hij de rnaatlooize verten van lichtenden ether; dat is de KwiJgende spraak van geluidloioze Ruimte. Zoo veiTneestert de dag door ontzaglijk zwijgen. Al wat de menschen doen ho'oren, 't is voior die z.wijgende ethersferen, V'O'or die stille R'uimtegebieden nog minder dan voor hèm het m'uggengoizoem en luchtengetril. Eigenlijk is er vo'or de ziel, die luistert, maar één ding: het bo'Oge .zwijgen; de strakke hitte. O; de gloeiende, stralende, „laaiende hitte, boven zonnegloed!”

O, de zwijgende lucht! En 'O', de beweeglo-oze wolken!

Hebt gij ze gezien, de wolken, het ragwerk van wolken, den melkweg van dampen in gloeiende dagen, als wanneer de O'Ogst moeizaam wordt binnengehaald? Neen, niet de drijvende, niet de varende wolken, met haar tooverend weefgespin en vormengespeel, maar die

andere, die hoogere, die allerbovenste, fijnste, schier onbeweeglijke kroezige wolkjes, die daar blijven hangen aan awijgenden hemel, uren lang? Die. hooggevangen izijn in beklemmende stilte? Niet de wolken van regen, maar de ijle krulweefsels van hlinkenden dauw in strakke onbeweeglijkheid?

Hebt gij ze wel gezien, hebt gij ze wel gehoord?

Ach, dan hebben ze u ook verteld wat ze Jesaja hebben doen hooren; dit is het, dat nü ook zóó vreeselijkstil kan, aijn O'iLze zwijgende God.

Stil, wees stil. Er is een menschelijk gevoel, dat in de stilte van den nacht Gods groetenis verneemt. Maar de stilte van den dag, de stilte, die Jesaja heeft aangehoord, daar is de xlngst in, want ze brengt geen groet van God hem aan; ze zegt dat God vergeten heeft genadig te zijn, dat Zijn vredegroet schijnt weggezonken in grondeloos zwijgen.

O, de .zwijgende l'uchtl O, de zwijgende God!

Want daar in lager wacht, in de stad der menschen, mogen zorg zijn en gebrek, schuld en boete, liefde en haat, de zwijgende, laaiende hemel is bij dit al strak-ionbewogen en plooit een kleed van stilte, van klaaglooize, iachlooze stilte. En de tobbers op het veld van oiogst mogen , zdch bemoeien met zwoegenden arbeid, de wolkjes zeilen, of neen, rusten hoog boven hun sterfelijk hoofd.

En — meer dan die wolken, meer dan die stille luchten, is hier.

Ja, is Hij er wel ? Is Hij hier wel ? Is God, onze God, hier wel, Jesaja?

Zie, in de volkerenwereld botst het; het gist er en het schuurt; 't is oorlog en oorlogsgerucht. Assur dreigt, het dreigt naar alle zijden. Wat z; ult gij nu zeggen, o Jesaja, aan de zwoegers van Ethiopië, hoe z'ult gij ze troosten, in hun angst voor Assyrië's horden? Wat izlult gij zeggen tot hun bemoeienissen, om Ethiopië en Juda samen mobiel te maken tot den stormloop tegen AssUr? Zoudt ge over dat krijigsgerucht wel een gerucht, een orakel van uw God kunnen bemachtigen? Is Uw God, Jesaja, geen zwijgende God? Ttekt Hij Zich van Ethiopië's zorg en gebrek, van Jeruzalems schuld en boete, van aller menschen liefde en haat, wel iets meer aan dan de awijigende ethersferen in dit geluidlooize Heel-al? Is er in uw God, o Jesaja, wel iets meer beweging te krijgen dan in die ho'Oge kroeswolkjes in laaihitte van hondsdagen?

Och, laat Jesaja maar zwijgen van zijn troosteloozen God. De Ee'uwige Zelf is hem al voor; — o, dat Hij zich daarop beroemt, wee nu onzer! — de Eeuwige Zelf .z: egt het immers: rustig, rustig aanschouw Ik, stil ben Ik en Ik zie toe op al Uw moeite van mijn hooge woning Uit; Ik doe gelijk die roerloozte luchten. Ik, de Eeuwige, woon in de ongenaakbare steilte van onlaakbare stilte.

Er zijn niet veel menschen, die het spreken van Giod hebben verstaan.

Er zijn nog ixdnder menschen, die het zwijgen van God, van den straklcen, roerloozen God hebben verstaan. [

Maar o als wij het hebben geproefd.....

Dan worden we zoo bang. Want we begrijipen dan Jesaja maar al te goed. Ook bij ons de moeizame larbeid, de dreigende diood, oorlog, moord, gloeiende haat en pralende zonde. En daarbij een zwijgende God' En daarbij die eöuwige rust van den Geweldige, Die niet eens omziet naar de voetbank Zijher voeten! Want gelijk Ass'ur zich in zoaide ontwikkelt en de schrik van Azië ook de bedreiging van Jeruzalem wordt, zonder dat van hoven God aan AssUr ook maar raakt, zóó zien ook wij van rondom de zonde ontwaken en de wereld dreigen de kerk; en wie speurt iets van een God, die regeert; wie .ziet beweging in den troon, vanwaar onze hulp moet komen?

Dat „is het raadsel van den lijdzamen God.

Dat is de zomerbenaUwing over de geesten der profeten!

Maar wat izajt ge onr'ustig in mij, o mijn ziel?

Meer dan de wolken, meer dan de luchten is hier. Want die wolken zijn stil en roeren zich niet, want ze kunnen ook niet; ze spreken niet en daarom zwijgen ze toich eigenlijk ook niet. Hun stil zijn is moeten. Maar mijn God, Hij moge dan stil zijn. Hij ziet dan tóch. Hij aanschoiUwt dan toch. Hij zwijgt wel, en dan laat Hij Ass'ur maar begaan, en dan laat Hij ons maar schrik van rondom. Maar H ij kan z, wijgen, omdat Hij te spreken weet. Zijn stil^zijn is willen. Zijn zwijgzaamheid is toch niet in eeuwigheid, even zoo min als het roerloos hangen van de wolken, en van de aomerluchten; Zijn zwijgen bereidt Zijn spreken. Want al kr'uit niet het zwerk, al ligt het zoo stil als het doode leven, mijn God zit niet immer stil. En daarom: Uit zomerdagbrand wekt Hij den storm en scheurt straks het onweer; alle trillende luchten wachten op wat immer komen moet — den donder en den slag, het viuur en het licht, den bliksem en de beweging, het iiumoer en de daad.

En al zou ook Zijn zwijgen vele tijden verduren, toch is daar Gods daad, Gods werkzaamheid, Gods uitgaande energie, ook in de benaluwende stilte van den zomerdag. Want die bnoedende hitte wekt het leven in de korenaar, doet de vruchten zwellen, en de druiven rijpen;

en in den daverenden middaggloed ontplooit de Zomer trotsch zijin glorievanen!

Dat is de kracht van den zomergloed, dat is de aomerdaad van den achter wolken en boven zon in zwijgen verhulden God.

De lucht is Vuur en vlam; geen adem stoeit door 't roerloos veld, dat , zich in zongloed 'bakert, in gBOOtschen zomerbrand, die gloeit en schroeit, : en 't koeren rijpt, in 't branden rijp [geblakerd!

Ga nu Uit, Jesaja, tot Ethiopië's ontrusten, en zeg hun: Zóó weet mijn God te zwijgen in rustig krachtendoen, totdat de vruchten rijp zijn, AssUrs vruchten alle rijp gestoofd voor den oogstdag van den z, wijgzamen Held. En di% oogstdag zal niet immer toeven. Straks zijn de druiven van Assurs donkere schoonheid en zwoelen lust rijp gebrand. Maar dan zal ook het mes erin gezet worden; niet door Ethiopië's grooten, niet door Jeruzalems krijgers, maar dooir Jesaja's God. De oogst zal .zijn niet voor de veelbezigen, die G«ds. rust vervloekten wel duizendmaal, doch voor den Held, die het sterkst was in zijn zwijgen. Zwijg nu stil voor Hem, Ethiopië; want Jesaja's hooge God moge niets anders schijnen te zijn dan een God van permissie, van zwijgzaam toezien. Hij volbrengt toch Zijn daad. Zijn activiteit. En als in 't lest Zijn oogstmes van Assurs wijnbergen de druiven snijdt en in de ranken kapt, dan bereidt Hem Ethiopië geschenken (vs. 7) en in Zijnen tempel zegt Hem een ieder eere!

Leer gij nu, O' wereldmensch van deze eeuw, van dezen ouden dichter-profeet de les van den brandenden, stillen aomergloed. Nog weet God te zwijgen en wij, die, zweetende zwoegers, denken te vergaan, wij verstaan Zijn fusten niet. Maar nóg werkt ieder uur zóó zeker Gods werk, als in den verlaten geblakerden hof elk oogenblik van stilte er een van zegenende, wijl rijpende stilte is. Daar is in elk één ondeelbaar oogenblik yan Gods permissie óók de uitstraling' van Zijn energie, van Zijn in-werking op deze wereld, waarvan óók eens de druiven rijp gebrand zullen zijn voor den oogst.

O mensch, oogster van de aarde, verwijt uw God niet, dat Hij Oogster wil .zijn zonder daad, dat Hij maait wat Hij niet zwoegend als gij gezaaid heeft.

Want deze Oogster werkt aldoor. Gij moogt nog sluimeren vóór 'uw oogsten; maar de Oogster in den hemel sMmert niet; in de uren van uw slapen en wachten maakt Hij juist rijp den oogst der aarde. Gij maait wat Hij gerijpt heeft.

Een Oogster, die niet wachten kan, een God, die niet zwijgen kan, onze ziel heeft in hen geen behagen; en geen einde kroiont hun werk. Want zwijgen en wachten is óok werken.

Leer dan van den zomer en wordt wijs. In de tijden van zwijgen worden vruchten gerijpt. Als God niets aan Ass'ur schijnt te doen, dan doet Hij het meest eraan. Het grootste werk is het stilste werk. Gij nu, wie zijt gij?

Welke vrucht rijpt in Uw levenshof?

Alle rank, die blonde vruchten draagt voor Assurs zondefestijn, wordt eens afgesneden. De dreiging van den zwijgenden God is er reeds, al blijft Hij achter diepe hemelfcolken verstoken. Dat n'u beve, die Assurs bergen bewoont en bewondert!

Maar alle rank, die in Christus vrucht draagt.... God moge ver van haar bloeien schijnen te zijn, haar groeien is toch altijd voor Hem.

De Oogster komt, de Zwijger spreekt te Zijner tijd en de hof, die den Liefste niet zag komen, wordt eens door Hem betreden.

Zomerbrand werkt zomerzegen.

Zomerbenauwing wiordt zomerverblijding.

Leer van den iziomer, zie naar de lucht, hoop op God en wees wijs tot zaligheid.


1). Vertaling Dr J. Ridderbos, De Profeet Jesaja, Kanroen, J. H. Kok. 1922.

2). .a. w. bl. 113.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 8 september 1922

De Reformatie | 4 Pagina's

Rustig toezien.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 8 september 1922

De Reformatie | 4 Pagina's