GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

De eisch der solidariteit.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De eisch der solidariteit.

14 minuten leestijd Arcering uitzetten

In onze dagen; " waarin de financiëele nood de verkregen arbeidsverruiming^ bedreigt, en vermeerdering .van werkduur en vernïindering van werkloon aangekondigd wordt, klinkt in luide klanken de socialistische lökstem tot de christelijke arbeiders, dat zij feitelijk aan die zijde thuis hooren, en zich met hun roode lotgenooten zoo spoedig mogelijk moeten vereenigen. Dit is, zoo roept men, een eisch van gemeenschap, en van solidariteit, en vooral doet die laatste leuze tegenwoordig fveer opgeld. Is nu die leuze waarachtig? Hooren arbeiders bij arbeiders, en patroons bij patroons, 9ïiverschillig van welke richting men is, en welk geloof men belijdt? ; 0p die vraag wordt het antwoord ons spoedig duidelijk, als we ons rekenschap geven van wat de eisch der solidariteit inhoudt. Het woord solidariteit is afgeleid van het latijnsche woord soli dus, dat dicht, vast, samengedrongen beteekent, en waarvan wij nog ons woord solide hebben, en het wil dus zeggen, dat de onderscheiden deelen niet los naast elkaar staan, doch zich aaneensluiten tot een vast geheel. Solidariteit tussohen menschen is dus de saamhoorigheid van de. menschelijke personen en de gemeenschap met elkander, en die is in het algemeen slechts te verklaren op de basis der Heilige Schrift.

In welk opzicht?

Wel, de Schrift leert ons, dat God de menschen niet als losse individuen naast en vreemd van elkaar geschapen heeft, doch als een geheel, want: „Hij heeft uit een bloede het gansche geslacht der menschen geniaafet". Wij hebben allen één vader. Wij zijn van één geslacht. Er is een onverbrekelijke band, die zich om • alle mlenschen slingert, en ons lotgemeen miaakt m|et den eersten Adam, en krachtens die schepping uit eén is_ er een groote, niet te loochenen verwantschap onder alle menschen.

Die verwantschap valt weg Mj de Evolutie-leer.

Dan toch staat aan het begin der historie niet een door God geschapen menschenpiaar, waaruit het gansche menschelijke geslacht zich organisch ontwikkelt, maar dan zijn door ontwikkeling üit het lagere losse indi'viduen tot menschen geworden, en is de eenheid onmogelijk m'eer te handhaven. De volkeren en rassen staan dan feitelijk los naast elkaar', en wel predikt men nog de een of andere gemeenschap, maar een principiëele grondslag om deze op te bouwen ontbreekt.

Diaai'om kan het ook niet bevreemden, dat buiten den kring der bijzondere openbaring, waar het scheppingsverhaal niet wordt gekend of geloofd, de solidariteit en saamhoorigheid van alle inenschen keer op keer is miskend. De Grieken b'.v. hielden zichzelf voor de echte en ware menschen, en zagen uit de hoogte neer op de barbaren, welke ze eigenlijk niet als menschen beschouwden. Bij de Indische volken kende men en kent men nóg vier klassen van mensohen, welke elk hun eigen oorsprong en geboorte hebben. In latere tijden zijn pr menschen geweest, die verschillende stamvaders der menschheid aannemen en tot op dit oogenblik zien velen in het groote rassenverschil en in de diepe klove, die.b.v. de beschaafde naties van de onbeschaafde scheidt, een onweerlegbare veroordeeling v^ de eenheid van ons mensohelijk geslacht.

Dit probleem is ook niet gernaHiielijk.

Dit verschil schijnt met de eenheid in strijd.

Bij deze groote en diepe differentie onder de! volken is de solidariteit schijnbaar niet te hand-j haven, want wat is het verschil in zeden en op.f vattingen, groot! Wat is het eene ras geestelijH ver van het andere verwijderd! Wat is de breuke f tusschen de rassen diep, en de afstand tusscheuj een hoogstaand cultuurvolk en een cultuurloozen I stam van binnen-Afrika is zoo wijd en groot, datl aan eenheid en verwantschap schijnbaar niet valt| te denken.

En toch is die gedeeldheid uit de eenheid voortgekomen.

Toch is er oorspronkelijk geen verwijdering ïïiaar 1 de nauwste gemeenschap, .en pas bij Babel vangt j het splitsingproces aan, dat de menschheid uit '^ *!lkaar geslagen en over de wereld verspreid heeft. Onze historie is mét de eenhteid begonnen, en die verwantschap is bij diepere beschouwing nog wel op te meAen. Er is eenheid in de m'ensdhelijke. structuur en lichaamsbouw. Er is eenheid in del inoreele beseffen, die de gansohe mensch|heid eigen zijn. Er is eenheid in de consciëntie en het gods-f besef. Er is eenheid ook in üe taal, welke het f bezit is van allen. De afstand tusschen cultuur-1 en natuurmensch moge groot zijn, maar hij is niets hij de klove tusschen mensch én dier, en de 1 werkelijkheid bevestigt de waarheid der Schrift, dat wij allen uit een bloede voortgekomen zijn.

Diaarorri staan de mensohen niet los naast elkaar.

Wij hebben allen met elkaar te maken.

De wet der solidariteit bindt ons, en de Kaïnstaal : Ben ik mijns broeders hoeder ? past in den j| mond van geen mensoh. Wij kunnen in koud ego-1' isme de heilige roeping tegenover den naaste ontkennen, en ons in de engte van zelfzucht, terugtrekken, dooh dan vergrijpen wij ons aan de j feaamhoorigheid, die de geheele menschheid tot een geheel maakt, en zijn ontrouw jegens den plicht, welke ons van Godswege werd opgelegd.

Die solidariteit nu werkt in alles 'door. |

Zij is een gemeenschap, die het leven bepaalt.

Zij doet zich gelden in zegen en vloek, in gerechtigheid en zonde, in schuld en straf, en op dit laatste terrein is er een 'eenheid, die benauwt. In den eersten 'mensoh zijn allen gevallen, en Adam's zonde is tot (allen doorgögaan, en 'nog ialtijd zucht ons geslacht onder de gevolgen van de overtreding van ^1 hem, die ons hoofd was', 'en in wiens schuld en vloek wij allen 'deelen. Dat is de solidariteit der zonde. Djat is de gemeenschap der vijandschap f tegen God, die alleen opgeheven kan worden door de gemeenschap mét Christus Jezus, mét Wien we door de toerekening Zijner gerechtigheid ten eeuwigen leven solidair kunnen zijn.

Nu heeft men die solidariteit der schuld weV als onbillijk en onrechtvaardig veroordeeld en bestreden, maar wie er op let hoe kinderen deelen in den vloek en de ellende der ouders, en een volk lijdt onder het slechte bestuur van een dwaze overheid, moet deze wet erkennen, en de leer dezer solidariteit is niet hard, doch de werkelijkheid is hard, en de leer, het dogtaia, is" er da formuleering v^an. In heel het leven inerken we op, dat, wanneer een lid lijdt, alle leden mede lijden, en wie eerlijk de dingen onder 'de oogen ziet, ^ stemt in met de uitspraak: Nous somlmes solidaires, les torts de l'un retombent sur les autres, d. i.: wij zijn solidair, het onrecht van den een valt op de anderen terug.

Er zijn verschillende krin, gen, waarin de solidariteit bindt, en de eerste kring is het gezin.

Hier vindt ge de meest natuurlijke, innige en nauwe eenheid, want er is geen sterker band dan tupsohen man en vrouw, en ouders en kinderen, die zich één gevoelen in de rijkste gemeenscinap, welke ons natuurlijk leven kent. Voorts komt die solidariteit tot openbaring in het volk, want er is een nationale verplichting en een nationale schuld, en wij gevoelen ons als Nederlanders l)ij alle verschil en afstand toch. saainverbonden door ©en band van saamhoorigiheid. Er is ook een solidariteit in de kerk, waarin 'deze eenheid in de gemeenschap der hiCiligen, welke 'wortelt in de getaeenschap met Christus, haar geestelijk hoogteptint bereikt. Vervolgens kennen we een sociale solidariteit, waar de onderscheidene klassen en groepen zich in eigen kring nauw aaneensluiten en zich in de eenheid van belangen één gevoelen; en eindelijk wordt de solidariteit openbaar in allerlei p'artijen en vereenigingen, die ook Inin of meer sterke banden leggen en betoon van gemeenschap vorderen.

Uit dit alles blijkt, dat de solidariteit in heel het leven en onder alle menschén gevonden wordt. Zij zit ons in 't bloed. "Wij kunnen niet als losse individuen naast elkaar leven. Die menschheid is niet een hoop zandkorrels, maar we worden tot elkaar gedrongen, en degenen, die alleen willen staan en als andere pilaarheiligen een eenzame plaats willen innemen, zonder de gelmleenscihapi nalet anderen te beoefenen, doen tekort aan de heilige •roeping, welke God ons heeft opgelegd.

Echter niet altijd "werkt de solidariteit goed. Zij kan zijn een macht ten goede en ten kwade, en er is ook een gemeenschap in de boosheid, wanneer alle krachten worden samengespannen, en alle kwade hartstochten samenvloeien tot de eene zondige daad. Zoo' is er een solidariteit in de duiyelenwereld. Zoo was er een solidariteit tussdhen Jood en Heiden tegen Jezus. Zoo-openbaart zich telkens de solidariteit tusschen hen, welke van het Evangelie niet willen weten, en de historie bewijst keer op keer, dat, indien het er op: aan komt Christus te bestrijden, alle versohillen vergeten en Pilatus en Herodes vrienden worden.

Wij zijn geroepen tot gioede solidariteit.

God vraagt van ons, dat wij onze saamhoorigKeid in practijk brengen, en de eenheid met elkander zoeken, om het kwade te bestrijden en het goede te doen, en dan ligt er in de solidariteit en eendracht een groote, niet te onderschatten , kracht. Wat de enkeling niet doen kan, kunnen de velen. Waartoe de eenlingen niet in staat zijn, vermag de gemeenschap, en tot die aansluiting roept ons Gods Woord. Tot de solidariteit in het goede verplicht ons Christus, en die gemeenschap doet Hij schoon uitkomen in het Onze Vader, waarin Hij ons niet leert bidden om „m ij n" dagelijksch brood, en „verlos, mij van den Booze", maar om onze nooddruft en onze bew.aring.

Uit deze roeping om elkaar te steunen en te helpen, met elkander te strijden tegen het kwaad en het onrecht, elkanders belangen te bevorderen, komt het gansche vereenigingsleven op, en vloeit óok de organisatie voort op maatschappelijk terrein. Daar is toch eenheid van belangen. ledere stand heeft zijn eigen nooden. Elke groep kent haar bijzondere behoeften. Elke knng heeft zijn afzonderlijke vragen en daarom zoeken degenen, die van één stand of kring, werk of vak zijn, elkander, om met elkander te ijveren voor een doel en te streven naar de vervulling van gemeenschappelijke belangen.

Zoo is dè patroonsorganisatie tot stand gekomen.. Zoo hebben we middenstandsvereenigingen gekregen. Zoo is de arbeidersbeweging opgekomen, en daarin heeft de organisatie zicü keer op keer gesplitst, om door vereeniging van allerlei groepen nog sterker te staan. Maar daarbij dringt zich deze groote vraag naar voren: als wij dan elkander zoo noodig hebben, waarom in deze organisatie de eenheid verbroken door afzonderlijke Christelijke vereenigingen, en sluit de wet der solidariteit deze ia, par.te actie niet uit? Is een aparte Christelijke organisatie niet met de heilige wet der solidariteit in strijd? Wanneer wij toch geroepen zijn om' elkander als menschén te steunen en den naaste zonder onderscheid van religie of overtuiging hef te hebben, schijnt liet, alsof iedere gedeeldheid en splitsing geoordeeld is, en we, om op sociaal terrein te blijven, aan een eigen christelijke yakactie niet denken mogen. , En van de overzijde wordt ons menigmaal verweten, dat wij de eenheid-en de kracht der sociale beweging door ons isolement onnoodig breken, en met name alle arbeiders in één bond vereenigd moeten zijn om' rn^t zeker succes hun strijd te worstelen.

Is dit zoo?

Het.schijnt van wel, en toch is dit een schijn, die jammerlijk bedriegt. De soUdariteitsroeping, die alle menschén verbindt, legt ons wel den plicht op om in die dingen, waarin wij elkander helpen kunnen en moeten, en met elkander samen kunnen gaan, de gemeensóhap te bewaren, doch vordert allerminst, dat wij op 't terrein der geestelijke over-.tuiging aan deze eenheid zouden vasthouden ten

koste van diepgaande principieele geschillen.

Zoo leert de Schrift ons ook niet. Zij legt op den eiseh tot solidariteit allen nadruk, miaar zij igeeft die gemeenschap terstond prijs, wanneer de verhouding tot God 'in het geding komt, want: „wie vader of ihoieder lief heeft boven Mij, is Mijns niet waardig", en: „zooi wie verlaten zal hebben huizen, of broeder, of zuster, of vader, of moeder, of vrouw of kinderen om Mijns naams wil, die zal honderdvoud ontvangen", en wil men bet nog sterker: „Meent gij, dat Ik gekomen 'ben om^ vrede te geven op de aarde? Neen, zeg Ik u, ihaar veeleer gedeeldheid; want van nu aan zullen er vijf in een huis verdeeld zijn, drie tegen twee en twee tegen drie".

Welnu, niet anders staat bet op Üet terrein der sociale actie, want deze is niet van de geestelijke overtuiging los te maken. Het is niet waar, dat deze actie alleen ziöh zou b'em'oeien m'et stoffelijke vragen, en van de religieuze en moreele gezindheid geiheel onafhankelijk zou zijn, . want bij de bestrijding van maatsöhappelijke misstanden, en bij ihet ijveren voor rechtvaardige regelingen komt het er alles op aan, 'hoe wij dat leven bezien, en naar welke ordinantiën wij zoeken te wandelen. Het is van het meeste gewicht, welke onze beschouwin, g is over gezag en gehoorzaamhieid, over arbeid en loon, over overheid en onderdanen, over onrecht èn wanverhoudingen, en al deze dingen dwingen ons telkens weer tot het innemen van een vast, belijnd standpunt.

De sociale vraag is ten 'diepste geen broodvraag.

De sociale actie ma, g niét opgaan in loonstrijd.

Zij moet zijn een ijveren voor en een zoeken van het reciht, en waar voor den Christen het recht de gerechtigheid Gods is, - en liij in de sociale ellende de gevolgen der zonde ziet, kan - hij zijn cbristelijke overtuiging niet op zij zetten, evenmin als de Marxist de zijne.

Ook deze kan de eenheid niet vasthouden.

Ook deze voelt zich in een neutrals organisatie niet thuis. Hij moet vrij baan hebben voor eigen inzichten, en origaniseert zich in die vereenigingen, die staan op de basis van den klassenstrijd, maiar heeft dan ook allerminst het recht om!'den christelijken arbeiders te verwijten, dat zij de gemeenschap met Ueni niet bewaren en een eig'en actie op eigen principieel standpunt voeren.

Hier is splitsing niet te voorkomen.

Zij is eiscih van de diepste overtuiging.

Zij is roeping krachtens Gods Woord, en h'oe vreemd het ook moge klinken, zij is ook een eisch van solidariteit. Van solidariteit? Ja, want de christenen hebben een roeping tegenover elkander, en zijn van Godswege gehouden elkander te steunen en de gemeensclijaip der heiligen te betrachten, en deze solidariteit is de hoogste. Zij gaat boven de a.lgemeen-menschelijfce uit. Zij Jnloet altijd aan de natuurlijk menschelijke géraieenschtap voorafgaan, en als God ons voor de keus stelt de eerste of de laatste, hebben wij de eerste "te kiezen: uw volk is mijn volk en uw God is mijn God.

Zoo sta, at liet ook op sociaal terrein.

Ook daar "moet de wet der christelijke solidariteit, die de belijders van eenzelfde Evangelie samensnoert en tot een strijd verbindt, in praktijk worden gebTacht, en degenen, die Christus erkennen als b.un Heer en Koniiijg', hebben elkander in geestelijke eenheid te zoeken en te helpen. Zij mogen niet verre van elkander blijven staan. Zij zijn ook in dezen elkanders leden. Zij hebben om Christus' wil tegenover elkaar solidair te zijn, en' ziet daar niet alleen het recht maar tevens de plicht tot eigen christelijke organisatie gegeven.

Deze actie vloekt niet met de solidariteitswet.

Zij laat een eenheid los, die niet gehandhaafd kan blijven en daarom valsch zou worden, maax tirengt tevens 'n andere en hoogere solidariteitswet in toepassing. En zeker, dan kan er op enkele punten, waarin het beginsel niet in Ihet gedrang komt, wel gelijkheid van handeling zijn, maar van een fusie kan en mag nooit sprake wezen.

Daarvoor belijden wij bet Christelij'k beginsel.

Daarvoor willen en moeten wij met Christus solidair zijn, en deze solidariteit is 'de hoogste, welke er is, en moet bebeerschfen al onze eenheid en gemeenschap. En wie deze solidariteit vasthoudt geeft zijn oor niet aan de lokstem van het socialisme, en wijst alle verbroedering van 'die zijde beslist af.

K. D.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 6 oktober 1922

De Reformatie | 8 Pagina's

De eisch der solidariteit.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 6 oktober 1922

De Reformatie | 8 Pagina's