GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

STEMMEN UIT ONZE KERKEN.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

STEMMEN UIT ONZE KERKEN.

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

OPEN B.RIEF aan den Wieleerw. ZeerGel. Heer Dr B. Wielenga, te Amsterdam'.

Hooggeleerde Heer en Broeder!

Het is mij niet bekend of mijn „ingezonden" in „De Reformatie" van 13 Oct. 1922 'betreffende het samenwonen van Gereformfeerden en Christ. Gereformeerden door u gelezen is. Zoio ja, dan zal het u niet bevreemden wanneer ik u meedeel, dat ik met verwondering kennis nam van uw standpunt ton op'zichte van deze kwestie. En dat ik in nog meerdere mate mijn bevreemding uitspreek over de wijae Waarop, u zich daaromtrent nader verklaart. U schrijft n.l. dat u in den tijd dat ui „Persschouwer" is (dat is dus nu ongeveer 3 maanden) geen enkelen regel in „De Wekker" ontdekt hebt, waarmede u 't niet eens kon zijn, voorts dat u 'zulke sympiathieke resencies oiv'er onze 135 boeken' in genoemd blad las, wat u ten slotte de ontboezeming doet slaken, dat het tijd wordt samen eens Ps. 133 te gaan zingen. Nu heb ik uit den aard der .zaak tegen het laatste niet het minste bezwaar. Ik kan met allen, die Jezus oprecht liefhebben en Hem erkennen als hun Koning en Heere, hartelijk Ps. 133 zingen, onverschillig tot welke Kerk zij^ ook behooren. Doch na in - dezen Psalm uit volle borst, en eerlijke overtuiging te hebben uitgospirokon het , , lieflijke" van dit samenwonen, ga ik vervolgens het tlians mo^ gelijke onder de oagen zien. En wanneer ik dat doe, bom ik, bij den huldigen stand van zaken, tot een geheel ander resultaat dan u. U schrijft dat u geen enkelen regel-in „De Wekker" van de laatste maanden ontdekt heb, waarmee u 't niet eens is. Stel al dat u goed gelezen heeft (desneen), zou dat dan een reden mogen zijn omi thans reeds te gaan samenwonen?

Het komt mij voor dat Xiw warm broederhart, bij het schrijven der door mij gewraakte wloorden u p'arten speelde en het lijkt mij niet aan twijfel onderhevig, off u zult bij nadere kennisname van wat „De Wekker" over ons schrijft, uw standpunt moeten herzien, on in de verschillende uitspiraken te onswaarts een geest ontwaren, aan allen broederzin gespeend. Kan het b.v. uw goedkeuring wegdragen, wanneer ik in „De Wekker" van 8 Sept. '22 lees: „dat elke naar waarheid God zoekende ziel een afkeer heeft van de leer der Ger. Kerken, zooals die in de practijk wordt gebracht? Gelooven, zoo heet het daar, en nog eens gelooven, en Avondmaal houden qp! .grond der veronderstelde wedergeboorte, is schier is elke gemeente schering on inslag, en zoo gaat dit lieve leven maar voort, zonder zich ooit als recht schuldenaar en bederver voor een heilig God te leeren-kennen! Voorts dat een huwelijk tusschen de G. on 'C. G. K. nooit tot stand kan komen alvorens de Ger. Kerk in haar grondzuilen gereinigd is van baar grove dwalingen."

Misschien zult u, zeggen dat hier een „inzender" aan hot %voord is, ik merk u echter oipi, dat deze woorden geschreven zijn onder „verantwoordelijkheid" der Redactie, en zij geen hand uitsteekt om dezen broeder over zijn zqo liefdelooze, als onware aantijgingea tot de orde te roepen.

In het no. van 15 Sepit. d.a.v. lees ik, als antwoord opi de vraag of de „Ger. Kerken" valsche kerken ziijn, dat de Redactie een zóó stoute bewering niet durft uitspireken, doch dat het deel der Afgescheidenen, dat zich in 1892 met de Ned. Ger. (doleérende) Kerken veieenigde, haar plaats krachtens beginsel en historie heeft verlaten."

In het no. van 6 Oct. '22 deelt een inzender mede, dat bijl veel in de Ger. Kerk oUidor de bediening des Woords op'gaat, doch ni'mmier de leer eener Veronderstelde 'Wedergeboorte hoorde verkondigen.

De Redactie is zoo vriendelijk daarop! als antwoord te geven, dat drieërlei hier mogelijk is: „Ie dat de inzender geen hoorder, dolch ©en slapbr is, 2e dat de predikers die hij hoorde van deze leer niet willen weten, en eindelijk dat die leer mogelijk in zulke bedekte termen wordt voorgedragjen, dat een gewone leek hier niets van merkt." Een piredikant der Ger. Kerk (aldus de. Redactie) is verplicht deze leer te verbreiden, een verplichting hem zelfs door de „Synode van 1905" opgelegd. De ambtsdragers in de Ger. Kerk moeten die leer verbreiden, totdat het „tegendeel" "blijkt, en (hier slaat de Redactie tweo vliegen in één klapi) dat is naar Calvinistischen maatstaf een zeer rekbaar begrip', sinds Prof. Kuyper in „De Heraut" schouwburgbezoek en dansen nietabsoluut verkeerd vindt.

Na vervolgens Prof. KI., , de „Groninger Kerkbode" en wijlen Dr Bavinck geciteerd te hebben (of 't volledig is doet er niet toe, als het doel maar bereikt wordt, n.l. wantrouwen te zaaien inzake de beginseltrouw onzer voormannen) wordt dit artikel besloten.

In het no. van 3 Nov. '22 krijgt ook mijn meer genoemd schrijven een beurt.

Ik zal op dat epistel thans niet ingaan, doch hoiop binnenkort gelegenheid te vinden den schrijver (Ds Jongeleen van Maarsen) van antwoord te dienen. Alleen zond ik aan de Redactie ' van „De W'ekker" een kort profest inzak© de wijze waarop Z.Eerw. mij van antwoord diende, welk schrijlven (zoioals te doen gebruikelijk is) eenvoudig niet werd op'genamen. In het no. van 10 Nov. 1922 wordt in een artikel over Zondagsarbeid Prof. Kuyper andermaal onder handen genamen, en dat op een wijze, die alle perken te buiten gaat. 't Zou inderdaad de moeite Iconen dit artikel hier in zijn geheel te laten volgen, doch waar dit niet wel moigolijk is, volsta ik met mee te deelen, dat de Hedactie de tucht in de Ger. Kerken buitengewoon slap no^emt (en dat in tegenstelling met de G. G. K.). Hoe dat komt? Dat komt, omdat een man als Ptaf. K. de Ger. Kerken daarin „voorgaat", en dat „gaarne zoo wil". In het 110. van 1 Dec. '22 krijlgt de „Op en O'm ons Erfschrijver van , , De Bazuin" een „afstraffing". Alweer 't zou do moeite waard zijn dit artikel waarin de • broedertoon absoluut ontbreekt, hier over te' nemen. In het no. van 8 Dec. '22 wordt den lezers kond gedaan, dat in Amerika in de C. G. K. dezelfde dwalingen heerschen als in de Ger. Kerken in ons land. Ja, zelfs in het no. waaruit u met zoo groote instemming een jaarreview-overneemt, lees ik: „In „sommige" (let wel) kringen heeft men de rekbare formule gevonden „binnen de grenzen der Gereformeerde Belijdenis", en of nu voor de leer eener eeuwige rechtvaardigmaking, of die der veronderstelde wedergeboarte, geen steun in de belijdenis kan worden gevonden, het cachet , , Gereformeerd" mag er dus niettemin op worden gedrukt."

Ter wille van de plaatsruimte mioet ik het tot mij» leedwezen hierbij laten, alhoe-wel het mij' volstrekt niet moeilijk, zou vallen het aantal citaten te verdubbelen, waaruit het blijkt, dat er voorshands met menschen die zóó 'Over onze kerken oh voprmannen schrijven en spreken, niet kan worden onderhandeld.

Hoe u in het door u overgenomen jaarreview eSn voorbereiding daartoe kon lezen, ik wil het eerlijk bekennen, ik begrijp dit niet.

Er wordt daarin met geen enkel woord over andere kerken, of over vereeniging met andere kerken gesproken. Integendeel, het is zuiver een overzicht van do „eigen”

kerk, waarin-ik niets sympathieks jegens onze kerken kon vinden. Ik weiger dan ook te gelooven dat u in het door mij uit de verschillende „Wekkers" avergenomene, , , geen enkelen regel ontdekt hebt, waarmee Tl het niet eens is, en ik zal hierover gaarne uw nader oordeel vernemen. Intusschén blijf ik met verschuldigde hoogachting,

Uw dw. dn. en br.

J. NOORLANDT.

Leiden, 18 Jan. 1923.

[Het is eenigszins bezwaarlijk voor mif in discussie te treden met iemiand, die reeds van tevojen beweert, dat hij weigert te gelooven in wiat ik gezegd heb, maar ik wil hopen, dat mijn „nader oqrdeel" een beter lot tendeel valt.

Broeder Noorlandt verwart twee dingen, namelijk de leer en de praktijk.

Wanneer ik „De Wekker." lees, vind ik daarin niets, dat wezenlijk verschilt van de leer der Gereformeerde Kerken.

De Christelijk Gereformeerden meenen wél een verschil te vinden ten onzen-opzichte, maar ik kan, met den besten wil van de wereld, géén verschilpunt vinden ten hunnen-opzichte.

Om de leer beschouw ik hen dus als broeders en zusters, en vind ik, daf we bij' elkander tmoeten wonen.

De Christelijk Gereformeerden oqrdeelen dit niet, en willen dit niet (althans nóg niet), maar dit kan irfiji niet beletten over hen anders te ooivdeelen en anders te willen. 1

Nu wijst broeder Vooirlandt op verschillende scherpe •uitdrutkingen aan ons adres.

Natuurlijk keur ik die af. Indien deze onwaarheden tegen beter weten in geuit w(aren, zou men mioeten zeggen: het is laster.

Maar ik vind, dat deze aanvallen op de Gereformeerde Kerk een inconsequentie zijn ten opzichte van de leer. Dergelijke inconsequenties en pTaktische afwijkingen zijii , er bijl ons oo|k. Ook in onzen kring worden beschuldiging'en en verdachtmakingen in gesprekken en kerkelijke pers-artikelen geuit, die geen enkelen redelijken grond hebben.

Het eenige verschil is, dat de Christelijk Gereformeerden een andere Kerk , , verketteren", terwijl wlij druk bezig zijn het elkander te doen.

Ook in dit opzicht is er dus geen verschilptunt tusschen ons en de Christelijk Gereformeerden, dat ons zöu icunnen verhinderen samen te wonen. B. W!.]

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 26 januari 1923

De Reformatie | 8 Pagina's

STEMMEN UIT ONZE KERKEN.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 26 januari 1923

De Reformatie | 8 Pagina's