GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

KRONIEK.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

KRONIEK.

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

Agathei tuchei.

Toen we nog gymnasiasten waren, Icwamen we in de Grieksche lectuur, die we toen nog mocihten genieten (tegenwoordig gaan ze daar ook al aan tornen, want voor bet klassiekfe is de wereld niet sterk genoeg meer), eens de uitdrukking tegen: agatihei tuchei. 't Was, meen ik, Demosthenes zelf, ~ie den term gebruikte.

Aan deze uitdrukking beproefden twee leeraren %in kraclit. De eene vertaalde ze: „op goed geluk' ^af". En de andere: „in vredesnaam dan maar'l

En een van de jongelui ihad 't ook geprobeerd. ' Hij maakte ervan: „door een gelulckige omstandigiheid." Dat deugde niet. En de leeraars? Wel, die liadden natuurlijk voor ons' braaf discipeltjes-gevoel allebei gelijk.

Lezer, nu begin ik laan een kroniek in /„De deformatie".

Ik doe dat: „agatliei tuchei".

Vertaal dat nu niet: door een gelukkige omlllji^digih'eid. Want ik zei u reeds, dat de jongenvan-de-klas fout „overzette". Ifc vind de gedadhte van de Redactie, om mij voor dit werk te vragen, niet (haar allergelukkigste. Dat is geen praatje; want ik heb slechts zeer voorloopig en zeer voorwaardelijk de uitnoodiging aanvaard. KronieJk'-scihrijven is een penitentie. Ten eerste moet je altijd doen, alsof je wat gewichtigs gezien hebt en natuurlijk is dat lang niet altijd het geval. Bovendien mag je nooit probeeren degelijk te scbirijven. Daarbij beteekent zoo'n aanstelling ongeveer een scihoorvoetende erkenning, dat hoogstens „grasduinen" je levenvullende werk is. En ten vierde: de Kritiek, en de piekende en piekerende peuteraars en peueraars, die je komen lastig vallen en die in ihun optreden willen zeggen: soort zoekt soort...

Neen, pleizierig is het niet. De jongen-van-ideklas 'had 't „beslisit" niet goed - vertaald.

Maar de leeraren!

Ik zie tot beiden op. En' zeg het na:

Agathei tuchei.

Dat is eerst: op goed geluk af. Een Mein hoopje is er, dat er rtog wel stof zijn zal, en dat feet niet 'al te veel schade zal doen aan mijn eigen kronidk'ende ziel. Want ik vertrouw, dat ook in deze onderste journalistieke regionen de kritiek aan deze zijde van de schrijftafel grooter zal zijn dan die aan de overzijde. Ik bedoel nu eerlijkl: de kritiek op ihijn eigen gesclhrijf.

En voorts, nóg eens:

Agatfeei tuchei.

Dat is volgens den anderen leeraar: i n v r e-•'d'es na am. Och ja, elk publiek ontvangt de journalistiek, die het verdiend heeft. U hebt het „zelvers" zoo gewild, lezers. 'Het is uw (en mijn) •mentaliteit, die om kranten met kroniekjes, lucihtige, vluclhtige dingetjes vraagt. Behalve op, den preekstoel, mag men wel eens daaraan tegemoetkomen. In vredesnaam. En als er geen Iheuscihe waakliondendienst te verrichten valt, dan zal zoowel subject als object kunnen blijven: geblaf tegen de maan. Een kroniék'er mag, ' als hij niet lom werkelijkheden blij kan zijn, ook wel eens „rire a, ux. anges"; om met den Franschien leeraar te sprekan. Dit laatste ieteekent: la ah en tegen de maan. Agathei tuchei.

Geen lib era, al ministerie.

Volgens de armelijke gegevens mijner beperkte • psydhologisohe inzichten is de verwachting des heeren Treub op een mogelijk spoedig weer optredend liberaal ministerie reeds lang in rook vergaan, ' evenals de naar hiem genoemde sigaren dat behooren te doen. En ik ben daar zoo achter gekomen.

Toen heel Nederland veel goeds, erg veel goeds van de Koningin zei, kwam de h; eer Treub den Iklnup; pel in het hoenderhok der vele lovingen werpfen. Wel wou hij niet de zotheid van den, lof betoogen, docih de lof der zotheid ontbrak niet heelemaal. Zonder een woord Franscih er bij — om met Dr de Moor te spreken — Kwam 't verhaal hierop neer: dat de Koningin zich niet heelemaal zoo goed bewegen kon, als dat wel wenschelijk' was, wijl H. 'M. wel eens wat verlegen was; hetgeen (met uitzondering wan het geval van haar aanwezigheid bij een stel professoren, als warmeer zulks gevoegelijk past) voor H. M: minder gewensciht is. En tevens kwam daarbij de gedachte op, dat de opvoeding van.de Koningin niet volkomen in orde geweest was.: #: »? iS-? li^ftlféi»K'

Ik weet niet, hoe' u het zou vinden, als ze zoo iets van u, lezer, in de krant zetten zouden. Ik denk: niet erg prettig. 'i^ïf^É'''

En nu schreef Mr Treub geen kroniek'^": t1(ïfiwas het ten volle degelijk en professoraal-doordacht. Zoo zal de Koningin dit stuk gelezen hebben (een antirevolutionair dagblad heef f, het zelfs .cadeau gedaan ten hove) en-de schrijver zal vermoed heb­ ben, dat H. M. üit artikel niet van blijdschlajp in een lijstje gezet heeft, zooals met jubileumontboezemingen Haar Volk pleegt te doen.

Bedenk nu voorts, da, t de heer Treub meedeelt, dat de Koningin hem „den wind van voren gaf", en tegen hem, ondanks haar respect voor professoren, vlamschietende oogen opzette, toen er door den heer Treub eens iets gezegd was, dat de Vorstin niet behaagde; en dan komt het u, zelfs als gij niet kroniek't, misschien óók voor, dat het den heer Treub althans in o n d e r b e w u s t z ij n, onder het schrijven zoo wis als 2 X 2 =; 4 geweest is, dat hij de Koningin niet meer zoo van nabij zou zien, als toen hij, minister was. Tenzij de auteur een liberaal ministerie zou vermoeden zonder hem — (maar dat is niet aannemelijk), èf dit artikel hem niet den-wind-van-voren-opwekkend dunkt (maar een professor denk't na), óf de Koningin hem geen gewoon mensch dunkt te zijn (maar het wordt hier anders gezegd), is, volgens kroniek-logica dit artiKel des heeren Treub een bewijs van. zijn algeheele loslating der idee eens liberalen ministeries. Dat zij zoo, zegge nu met ons elke liberaal. Want in het tegenovergestelde geval zou bij eerste audiëntie de auteur wel eens — om nu met Rrof. Hepp te spreken — thuis Kunnen komen met een bekleedsel, dat anders tér bedekking van den voet dient.

„De Spelbreker" en Wanja.

Henriette Roland Holst heeft onlangs twee dingen gedaan.

Zij heeft over W a n j a gedicht en D' e Spe 1-breker mee helpen vullen.

Haar verzen over Wanja zijn mooi uitgegeven, op fijn papier, zoo heelemaal niet voor de leprozen, die Couperus niet kon kussen en die ook zij niet zoekt met deze poëzie. Wiant a 1 s de heer Colijn ook maar een cent op de koffie en Ihee legt, dan is het om te krijschen, doch lals ^de poëzie, die eens met haar bruisende..golven

„'t dorre strand

zelfzucht verslindt in triumfeerend stijgen", nog steeds voor de makkers onbetaalbaar is, dan kraaie daarnaar geen haan: wait is algeheel gebrek aan poëzie, vergeleken met een verlies van een enkelen kofifeboon? Neen: daji „De Spelbreker"! Die is op grof : p!a, pier gedrukt en ide dichteres van „Wanja" „tusschen twee werelden" laat haar volzinnen plaKken tusschen gore insinuaties en liederlijke scheldwoorden', enrhlèrende teefceningen.

Wanj a, dat is eeh jpnge arBêidér, die de fabriek haat en daarom de .yr^heid' zoekt onder den open hemel. Wanja staakt. (Maar zoo goed als stajjien is in de oude wereld, zoo slecht is het in de nieuwe. Want die nieuwe wereld geeft het schouwspel niet van arbeids dwang, doch van vrijwilligen opbouw der nieuwe maatschappij, waarin ieder meedoet. Arbeid is daar spel. En deze poëtische arbeidsheerlijkheid wordt door „makker .11jitch" (dat is: Lenin) Wanja voorgepreekt. Deze wijst 'Wanja op de vrijwillige arbeiders en zegt:

Men zegt mij, dat ge haat den arbeid o*mdat hij is slavernij, en in niets-doen alleeri proeft 't zoet der vrijheid. Zie op, maat, tot de wereld waar g'in leeft! De' arbeid is naar vrijhedd toegezwaaid, 'heeft met haar pure licht zich v'olgezogien, dal breekt nu uit zijn lijf, één bloeseming, maax jij bleef staan, van oude wan©' omtogen, |e merkte niet dat' het getij venging. Kom, 'k zal Je brengen waar de eerste golven al bruisen van den vloed, die t dorre strand zelfzucht verslindt in triumfeerend stijgen: zij zullen wekke' in jou den diepsten eigen, den wil die is aan huimen wil verwant.

Waarna Wianja als in zachten droom ver\'olgt:

Ik voel een wankeling doior heel mijn wezen alsof iats allerdiepst in mij loslaat.

De arbeid, is hij dan niet wat ik dacht? Een getu' stijgt uit hem op dien ik niet kende en een glans omhangt hem, dien ik nooit zag. Ik dacht, dat hij de vijand was der vrijheid, en die der schoonheid, en der zachte rust.... ,

En tenslotte doet Wanja óók mee. De arbeid is verheerlijkt en vergoddelijk't:

Arbeid, Arbeid; kracht üniverseele, in u gelooven wij, gij adem, die Leven bestendigt, in u, gij polsslag! van 't Heelal.

Al zijn deelen arbeiden, en rusten niet; eeUwig is der planeten rondedans om hunne zonnen, en eeuwig om hun zelf hun wenteling: zij zwaaien rond in dubbele beweging door d' ongeteld© eeuvve' en rusten niet. Uit grondlooze oneindigheden duiken staartsterren vlanunonde op, gaan. weer onder in grondelooze verten, rusten niet.

Rusteloos stralen gouden zonnen over goede en boozen uit hun kracht^ . eeüwigheden van tijd wekken, tot leven myriaden wezens in 't Heelal.

Dat is de dichteres Roland Holst. Maar dezelfde revolutionaire vrouw prostitueert haar geest en ha; ar poëzie, door aan de spelbrekerij mee te doen. Poëzie in Wanja; minder dan proza in „De Spelbreker". Daar komt de dichteres weer; en ze heft tegenover het symbool-van den Oranjeboom, - dat van. de Sowjetster op. Maar daaromheen staan J i gorigheden over de slaa.pkamermeubelen van het paleis, wordt de eer zelfs van h'et lichaam van de Koningin, die iedere vrouw reeds als vr o u w heilig moest zijn, bekwijld en wordt in het liederlijkst geschimp en geschetter gezwolgen, onder uitbraking van narigheden, die nog nooit één Krant van Nederland één menschenkind heeft toegespuwd, maar waarvoor dit blad niet goed genoeg achtte haar, die mét Henriette Roland Holst toch óók Vrouw is.

Wij willen niet beweren, dat de dichteres van Wianja geweten heeft, tusschen welke vunzigheden men de copie van haar verzen schrijvende hand zou plaatsen.

Maar in elk geval blijkt ze dan haar kornuiten niet te kennen. En dan is haar gedroom over de heilige liefde van de volmaakte arbeiders der toekomst gedweep in de lucht, „gelach tegen de maan". Vandaag poëzie, die voor Wanja te duur is en morgen voor z.ijn ooren gevuns over de slaapkamer van de Koningin; maar zoo wordt Wanja geear heilige.

„De Spelbreker" bewijst voor de zooveelste maal, 'dal men hier den duivel wil uitdrijven door Beëlzebul, iden overste der duivelen. Alleen laat af en toe .Mevrouw Roland Holst ons engeltjes zien.

Als Makker Iljitch met z'n vroom gepreek nu eens ging dichten over de slaapkamergeheimen van Henriette Roland Holst en over haar voorgeslacht en over haar groote en kleine teenen? Dat is de Koningin ook gegund — zonder de verzen — in het blad, dat de „Oranjelol" moest breken, oihdat 't toch maar volksverdomming was. Zal de Vrouw, die Wanja maakte en daar menige naciht om Wia, akte, nog eens protesteeren? Het zou haar meer eeren dan deze ontijdige poëzie. „De Spelbreker" is de beste Kommentaiar op deze Wanjahallucinatie.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 5 oktober 1923

De Reformatie | 8 Pagina's

KRONIEK.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 5 oktober 1923

De Reformatie | 8 Pagina's