GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

PERS-SCH0UW

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

PERS-SCH0UW

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

De dominee in onze litteratuur.

Van het nieuwe boekje van Dr Gerard Brom, dat •onder bovenstaanden titel verschenen is, wordt veel ; goeds gezegd. De auteur lijkt me ook niet in staat, •onbenulligheden los te laten. Typeerend is, wat K. .F. P(roost) schrijft in „De Hervorming" (21 Juni):

Het is van Brom goed gezien de liistorische ontwikkeling van den domineesstand te teekenen. Zoo wordt veel, ook van onze dagen, duidelijk. Wij . leeren door hem begrijpen den haat van cle. Jiteratoren tegen den dominee in de literatuur, na de over^groote waardeering van vroeger. Want een fei/ is, dat in viroeger jaren er veel minder iatellectueelen waren dan tegenwoordig: minder artsen, .minder leraars, , minder ingenieurs, minder journalistsn, minder ambtenaars. „De maatschappelike verhou-. dingen gunden, eèn welgesteld handelaar 'daargelaten, meestal geen andere personen de woelde vatj enig aandeel in de letterkunde, die tegenwoordig grotendeels op beroepsschrijvers 'teert, waarvan 't bestaan voorloopig ondenkbaar bleef." Is het du? wonder dat toen de predikanten, een grooterea rd! in het intellectueele leven speelden? Domineesachtig waren zij, natuurlijk, en reeds van KoetsveW bedroefde zich over den „dominé's-toon". Potgieter en Busken Huet vermaakten zich in hun briefwisseling met de predikanten en Potgieter kon het „dorainees-gekef" niet uitstaan. Mevrouw Bosboom spreekt van een geliefd predikant, dat hij eea goed en trouw hart heeft, ofschoon hij een dominee i? en zij geeft het da Costa toe: het is een boosras.

Hoe de Genestet voor „natuurlijkheid" gepleit heeft en Multatuli de predikanten gesmaad heeft, is ons wel bekend. Maar eerst recht barsten do INüeuwe Gidsers los tegen de predikanten-dichters. Na '80 ontstaat er een schrijversstand, die het recht om te schrijven voor zich opeischt; Kloos ageert nög altijd tegen deze predikanten-dichters, van Eeden bespotte ze ïn zijn „Grassprietjes" en zijn „Kleine Johannes". En dan komt het verachtelijke domineestype in den roman als haat-uiting tegen de religie ^ èn als wrok over hun oude positie in de literatuur Dit laatste is mee een factor.

De auteur schrijft harde dingen. Ook wel onjuiste •dingen. Hij noemt ondergetcekende b.v. een doleerenden dominee, en toch bestaan die bij ons niet meer. In Prof. Hoekstra's opmerking, dat het ambt van dienaar des Woords van meer gewicht is, dan van een minister der kroon, leest hij . een uitiiig van „rustig zelfbezit", dat alleen bij de gereformeerden nog mogelijk is. Een kijk op ons en op onze zelftaxatie, die ook aan hem •onder ons onjuist voorkomen zal, die zulk een opmerking over en waardeering van „hèt ambt", het ambt van v.d.ni. niet zou kunnen maken. Maar deze en dergelijke vergissingen nemen niet weg, da.t de auteur in zijn onderwerp goed thuis is. Misschien is het mogelijk, in ons blad op het boekje terug te komen. .Eet is er belangrijk genoeg voor.

Ontaardt de Vrije Universiteit?

Gerard Brom schrijft, dat geen dokter zooveel lijdt van het mee-dokteren van leekon of kwakzalvers als een dominee, van domineerende gemeentenaren. Hij heeft de professoren vergeten. Die professoren kunnen veel last hebben van profiteerende (schoon niet steeds pro-•feteerende) gemeentenaren. Zij kunnen ook wel eens van de kritiek des sonvereinen volks een tikje krijgen. Hoor, wat Prof. Van Schelven, volgens een duidelijk geschreven verslag van Ds Heij (Zeeuwsch K.bl.) heeft gezegd op den landdag in Zeeland, in , zijn rede: „Ontaardt onze Universiteit? " }^ÉSÊM

Als de professoren geen werk meer maken van de studie der beginselen kan de V.U. wel opgedoekt worden. Aan de studie van de beginselen riaar Gods Woord dankt zij het recht van haar besta.an.

Daar is een recht van hen te vragen, dat zij ons licht ontsteken over allerlei vraagstukken, b.v. de verkondiging van algemeene en bijzondere genade, gezag en vrijheid; souvereiniteit en vrijheid, enz.

Maar daarbij mag dan toch drieërlei : nie|; iiUit het oog verloren worden.

Allereerst, dat deze vragen maar niet met een handomdraaien te beantwoorden zijn, omdat deze studie zeer tijdroovend is en men dus niet mag verwachten, dni binnen enkele maanden of zelfs binnen •enkele jaren, al de terreinen van wetenschap tot in hun uiterste schuilhoeken zouden doorzocht zijn.

En dan ook, dat deze studie in haar resultaat wel eens kon leiden tot een andere meening over een bepaald vraagstuk dan^ onder ons gangbaar was.

Wie dan zou oordeelen, dat de V.ü. ontaardde omdat zij haar wetenschappelijk zegel niet zou kunnen hechten aan een opinie, die eenmaal onder onze menschen een .zekere geldigheid had gekregen, zou ten eeneninale de roeping van wetenschappelijke studie miskennen. Deze is toch zeker eea andere. Zij heeft zelfstandig de waarheid te onderzoeken en moet wat zij als waarheid vond stellen ook tegenover de van de waarheid afwijkende meoning, wanneer die in onze kringen zou gevonden worden.

Toen dr Kuyper Sr. indertijd meeningen voordroeg, die verschilden van wat in sommige kringen voor waarheid gold, waren er die daarin zagen een ontaarding van de V.U. Toch kon op de Svnode van Middelburg de tegen hem ingebrachte beschuldiging niet worden gehandhaafd.

Dat illustere voorbeeld mag wel tot voorzichtigheid manen hen die, wanneer een der hoosleerarea eens een meening voordraagt, die wat atwijkt van do gangbare, dadelijk van ontaarding spreken en daarover weeklachten aanheffen. En eindelijk moet wel worden bedacht, dat de V.U. staat voor een buitengewoon moeilijke taak. - i^Siiis

Niet zoozeer nog oj) het terrein van de'-Weè*' logie. Ook daar ontbreekt de moeilijlcheid niet door tal van nieuwe problemen. Maar de theologie kan voortbouwen op den arbeid der voorgeslachten. Die hoofdlijnen zijn daar aangegeven ook voor de verdere ontwikkeling.

Maar moeilijker wordt het al bij de faculteit der rechten en letteren. Op die terreinen is door het voorgeslacht maar weinig gearbeid. Daar waren vroeger wel gereformeerde menschen die studie maakten van de Rechten en .Letteren, maar een Gereformeerd man, jurist of literator, is nog niet een Gereformeerd jurist of literator.

En allermoeilijkst is die taak bij de exacte wetenschappen. Diaar ontbreekt alle arbeid der voorgeslachten. • Hier moet van den grond af het gebouw van een Gereformeerde wetenschap Worden opgetrokken.

Het zou dan ook zeker niet ondenkbaar rijn, dat zij, die op deze terreinen te arbeiden hebbon, wel eens Hiistastten, en later op een eens gevormde meening zouden • moeten terugkeeren omdat die, bij i; .oortgezette studie, hen onhoudbaar bleek. Maar die dan van ontaarding der V.U. zou willen spreken zou ook een kind, dat niet aanstonds loopt zotSder «truikeien, een ontaard kind moeten noemen en' iema.nd, die in een hem vreemde stad wel eans' een verkeerde straat, insloeg, een 'ontaarde reiziger.

Billijke critiek moet met al deze factoren rekenen. Gritiek blijft noodig. Ons volk heeft op de V.U. toe te zien. Maar de critiek moet aan hooge eischen voldoen. Wanneer verkeerde, onbillijke cri-• tiek der V.U. het leven onmogelijk maakte zou de beoefening der Geref. wetenschap ophouden; ook de opleiding op onderscheiden terreinen van wetenschappen was daarmee geSindigd en dat alles zou beteekenen een onberekenbaar groot nadeel voor ons volk.

Voorloopig lijkt het me ondenkbaar, dat een hoogleeraar van de Roomsche Universiteit zou spreken in Zeeland over de vraag, of de Roomsche Universiteit ontaardt. De Roomsche heeren zullen minder last hebben van de kritiek, dan onze .hoogleeraren. Dat is hun gemak. Maar dat een vraag als deze onder onze menschen kan gesteld worden, dat bewijst toch in elk geval een sterke mate van meeleven, dat wij op de Roomschen voor hebben', en dat we niet graag zouden missen. 7\.ls nu maar de critici niet. wijs zijn boven hetgeen zij behooren wijs te zijn. En ook niet alle kwesties oplossen door alleen voor de antwoorden, die naar hun zin zijn, te contribueeren, Wa.nt dan ontaardt niet de universiteit, maar het volk, dat betaalt, en dat, aangezien geld toch maar een wapen is, echt militairistisch, met „wapengeweld" alle kwesties uitmaakt, wanneer de leeraar der wijsheid niet beslist naar de souvereiniteit der volksopinie. Of is het geen ontaarding, als het „geloof der gemeente", den hoogieeraren als norm wordt opgelegd en als (sommige!) kerkbodes het volk in den zoeten waan brengen, dat zijn „geweten", zijn goedgereformeerde geweten, zoo fijn aanvoelt, hoe het moet, en dat dat gereformeerde geweten niks te maken heeft met alle gereformeerde professorale argumenten? Ik heb wel eens hooren zeggen, dat liet zweren bij het „geloof der gemeente" ethisch is. En^ ik heb ook wel eens bij mezelf gedacht, dat de menschen, als ze niet meer weten, wat ze beweren moeten, zeggen, dat iets of iemand „ethisch" is. In elk geval gebruiken ze dat woord niet, wanneer ze meenen te weten, hoe het • is. En toch is het er dan soms wel eens; het kijkt tenminste om het hoekje, zoo vaak men het gereformeerde volk om zijn intuïtief voelen verheft tot normeerenden norm, of slechts genormeerden norm. En ook die naam is nog ethisch en niet gereformeerd. Zal ons volk niet ontaarden, dan moet het beginnen, minder op zijn gevoel te steunen en meer te gelooven in de argumenten van eerlijke voorgangers.

Jacob Israel de Haan.

Erger dan Matteotti's vermoording in Italië schokt ons „Nederlanders van alle schakeering" de dood v: rn Mr J. I. de Haan, die in Jeruzalem vermoord is. Het Handelsblad schreef:

De Haan had zich in Palestina — en biiit-^n Palestina! — vele vijanden gemaakt door zijn liouding tegenover de Zionisten. Wij weten er iets • van: m.enigmaal heeft men van Zionistische zijde - in, het openbaar en tegenover ons persoonliik er over geklaagd, dat De Haan het Zionisme tegenwerkte. Men weet, dat zijn colleges aan de Rccbt-'-chcol te Jeruzalem werden geboycot, zoodat hij die reeds sedert langen tijd niet kon geven. Hoe vele Joden te Jeruzalem tegenover hem r-tonden hebben wij, behalve van hemzelven, vernomen uit het boek dat prof. Obbink schreef na zijn reis door Palestina. Over de Agoeda, de orthodox-Joodscb.e partij, Avaartoe De Haan behoorde, sprekende, zegt pr.ot. Obbink daar: „Of de Aguda zich altijd behooilijk gedraagt, kan ik niet beoordeelen, maar wel weel ik dat deze kleine groep het zwaar te verantwooiden heeft. Toen ik met den heer De Haan door Jeruzaloms straten liep en zag hoe de ons tegertkom_ende Joden op den grond spuwden, als ze den heer De .Haan in het, oog kregen, zei ik: dat doen ze niet uit respekt voor u! waarop de ^ • h.^-or 'De Haan antwoordde: neen, dat doen ze uit respekt voor u, want als ik alleen ben, spuwen ze in mijn gezicht!" Men komt er onwillekeurig toe te vermoeden, dat één dier vijanden, fanatieker dan de anderen, naar een revolver heeft gegrepen en hem heeft gedood. Trouwens, wat de Zionist Sokolow onlangs in een feestrede Ie Amsterdam zeide over Nederlandsche Joden in Palestina, die hij van hoog gehalte noemde, 'met één uitzondering — waarmee ongetwijfeld De Ha.an Ifedocld werd — bewijst wel, h|ië^'j; |é|.r de liaafc • tegen hem bij de Zionisten was.

Intusschen, wij weten omtrent de toedracht niets naders en zullen er dus verder niet over spreken.

En in een andere rubriek:

„Jacob Israël de Haan, die den dood gevonden heeft in het land dat zijn liefde had, in '. het Oosten, dat harmonieerde met zijn oostersch temperament, bleek ook in zijn poëzie een oo.ïte'-ling. Oorspronkelijk sterk tot het naturalisme geneigd, een bewonderaar van Van 'Deyssel's pro'/a, en in (iie richting werkzaam, begon zijn geest ïich allengs te richten op de vraagstukken van gemo.3d eu religie, welke hem boeiden, op het innerlijke leven, en kreeg zijn literair werk, kreeg zijn poëzie de kracht die alleen innerlijke aandrift geven kan.

Het dichterschap kreeg voor 'De Haan : dlengs een overhecrschende beteekenis. .Hij noemde zicli graag dichter, en liet graag uitkomen, welke groote levenswaarde de poëzie voor hem had. Tocii was hij geen droomer, geen passieve mijmeraar, m-aar een stijdbaar man met een vlijmscherp intellect. Behalve 'voor zijn poëzie leefde hij voor de rechtswetenschap, maar de kunst en de zuiverheid vaiï de taal telde voor hem toph in de eerste plaat.s.

.... Jeruzalem trok hem, èn door zijn dichte'-'lijke vej: beelding èn door zijn religieus gemoedsleven, en in het voorjaar van 1919 vertrok hij om zich in hel Beloofde Land metterwoon te vestigen. .•Ms ik ga, zeide hij tot zijn vrienden, met wie Jnj zijn plannen besprak, ga ik om nooit terug te komen. Hij heeft woord gehouden." • •.

Een man van fijn gevoel, in wien de smart om zijn volk nog een treurzang zingen kon in ouden stijl, is in De Haan Jieengegaan. Vooruit gaat de wereld niet.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 4 juli 1924

De Reformatie | 8 Pagina's

PERS-SCH0UW

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 4 juli 1924

De Reformatie | 8 Pagina's