GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

PERS-SCHOUW.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

PERS-SCHOUW.

13 minuten leestijd Arcering uitzetten

Modernisme en Humanisme.

Onder den titel: „Modernism-e-en Humanisme" geeft de Geref. Kerkbode voor de classis Brielle het volgende artikel van ds Schaafsma van Den Bommel:

Voor de Z. H. .Predikanten-Vereeniging liield Prof. Dir K. H. Koessingh een rede over: „Het Anti-fmmanistisch element in do hedendaagsche Theologie".

Eerst gat Z.Hooggel. een terugblik op den liumanistischen trek in de waardeering van wereld, cultuur, het menschelijk karakter van oen bijbei, en de menschheid van Jezus. Hij stemt toe dat dit humanistisch element in de moderne richting hier Ie lande misschien wel het meest radicaal en consequent tot openbaring kwam.

Hij constateert nu verder hoe de nieuwere Duitsche Theologie van verschillende zijden deze opvattingen aanvalt en ondermijnt, om dan ten slotte in het licht te stellen, hoe begrijpelijk deze reactiebeweging is, en de conclusie te trekken dat verwaarloozing van dit anti-humanistische clement groole schade zou beteekenen voor het godsdienstig leven van onzen tijd.

Deze rede van prof. Roessingh kan gulden als oen teeken des tijds.

Waar hij het heeft over den invloed van Otto op aJ deze het modernisme critiseerende richtingen, daar komt de gedachte bij ons op, dat Otto toch weinig anders gedaan heeft dan oude bekende •waarheden toe te rusten met een nieuw kleed. Het transcendentale in zijn Theologie aangeduid als het Numineuse en het Mysterium tremendam correspondeert tamelijk wel met het begrip van Sensus Divinitatis bij Kuyper.

Merkwaardig ook dat Kuyper die zooveel vroe-Iger, en Otto die zooveel later schreef, beiden hun dogmatische uiteenzetting, a. h. w. illustreeren door verwijzing naar Vondels reizang uit den , Lucifer".

Toen tientallen jaren geleden, Kuyper het modernisme omschreef als Fata Morgana op Christelijk gebied, heeft dat heel wat stof opgejaagd. Na zijn dood blijkt het dat hij met profetischen blik de ontwikkeling der toestanden heeft zien kom-cn!

Prof. Roessingh getuigt het nu zelf.

Aan de anti-liumanistische strooming moet aandacht worden geschonken ook door de modernen, die in het humanisine altijd hun kracht hebben gezocht.

Het modernisme dus luchtspiegeling, geen werkelijkheid.

Kort saamgevat kan men het professoraal betoog weergeven als een kniebuiging in de richting der orthodoxie met de belijdenis: geef ons van Uwe olie, want onze lampen gaan uit.

Als we de oogen en ooren opendoen, zullen we meer gevallen beleven, waarbij bestrijders der orthodoxie zich heel groot voelen worden, als zij als eigen vondsten waarheden verkondigen, die de orthodoxie reeds eeuwen lang heeft verkondigd, rnaar die óók zij zelf de kerk verhinderd hebben verder uit te dragen.

Quakers en inwendig licht.

Aargezieii de Quakers niet zoo oud zijn, als de AVedcrdoopers of de Pelagianen, weten we van hen niet al te veel af. Mitsdien doe ik sommigen lezers; wel grooten dienst met volgend knipsel van een artikel van dr A. Kuyper uit de Geref. Kerkbodo van Rotterdam:

Het tweede geschilpunt in den kring der Quakers betxof do V O' e 1 b ar e leiding. Wat daaronder te verstaan zij, vonden wij door een hunner voornaamste leiders aldus aangegeven: „wanneer er noch menschen noch Schriften in 'onze nabijheid zijn, vergezelt ons toch steeds de Geest der Waarheid, die ons onmiddellijk bericht geeft van onze gedachten, woorden en daden en ons juiste inlichtingen mededeelt aangaande hetgeen wij doen en laten moeten. Is dit niet de regel des leven? : indien gii geleid wordt door den G-eest Gods, dan zijt gij kinderen Gods."

Ook hier dient opgemerkt te worden dat er in dit leven zeer zeker een leiding des Heiligen Geestes van Gods kinderen is. Diaarover liep Jiat geschil niet, maar wel hierover of do leiding des Geestes op zich zelf en als zoodanig voelbaar is. Met andere woorden of de Christen, die door igenade geleid wordt, op zichzelf de leiding des Geestes kan onderscheiden van de drijviugen die opkomen uit het eigen zieleleven, of hij, zondei' meer, klaar en duidelijk kan voelen: dit is van den Heiligen Geest en dat is van mij zelven. iVu waren er onder de Quakers die leerden dat er zoodanige duidelijk voelbare leiding was, maar anderen ontleenden dit.

En zj, die dit ontleenden hielden aan de anderen voor, dat er een toetssteen moet zijn om te weten of zekere leiding werkelijk en metterdaad van den Heiligen Geest is, dat wij waarborg moeten hebben dat we niet eigen aandrift ot eigen streven voor een leiding des Geestes aanzien. In het zieleleven wijzen menigmaal twee gidsen den te bewandelen weg aan, maar wie is de ware en de betrouwbare gids? Er is toch geen andere toetssteen dan de Heilige Schrift. Diit evenwel moet opgemerkt worden, dat die Quakers die aan de voelbare leiding des Geestes gelooven, ten volle de autoriteit der Heilige Schrift handhaven, maar zij meenen die „voelbare leiding" naast en met de H. Schrift te bezitten.

Als voorbeeld van „de voelbare leiding" waarop de Quakers zich beroepen, willen we op een treffend stuk uit hun Martelaarsboek wijzen. Wie wezen er reeds op, dat deze secte in Engeland geboren is en daar zwaar vervolgd is geworden. De vervolging was zoo hevig, dat velen hun land ontvlucht zijn en in Amerika een toevlucht hebben gezocht. Maar, hoewel tegenwoordig in Amerika en met name in Pensylvanië een bloeiende secte, destijds waren zjij er niet welkom. Toen zij voor het eerst in Boston aankwamen, mochten zij er niet landen, en toen ze ten slotte toch voet aan wal gekregen hadden, brak ook in Amerika een zware vervolging tegen hen los. Van sommigen werden de ooren afgesneden, van anderen de tong met een gloeiend ijzer doorboord, wederom anderen werden zwaar gegeeseld, en anderen werden aan de galg ter dood gebracht. Er . is een martelaars historie van de Quakers.

Daarin nu wordt verhaald van een vrouw Maria Dyer~ geheeten. Zij was tot de galg veroordeeld om haar geloof, maar toen het vonnis zou uitgevoerd worden, werd zij verlost van de strop, die ree'ds 'Om haar hals gedaan was. De gouverneur Endicot (scheen geneigd haar het leven te sparen, maar zij werd uit Boston verbannen naar Rhode Island. Na verloop van eenigen tijd keert zij plotseling naar Boston terug, en wordt nu door den gouverneur Endicot opnieuw ter dood veroordeeld. Wederom wordt haar, terwijl ze onder de galg staat, vrijheid verleend op één voorwaarde, n.l. dat zij naar Rhode Island zal terugkeeren om daar in balhngschap te leven. Dan antwoordt zij: dat het de wil des Heeren is dat zij in Boston zal blijven, én 'dat het tegen den - wil des Heeren is als zij in ballangschap zou gaan. Zij verklaarde: Ik kwam in Boston om den wil mijns Vaders te doen, en gehoorzaam aan Zijn wil blijf ik hier, al zou het mij het leven kosten:

Van den Paedagogischen Leerstoel.

In „De School niet den Bijbel" voert de heer A. •lonkman een pleit voor een afzonderlijken leerstool aan onze Universiteit voor de paedagogiek. In verband niet een . brochure van Prof. Buytendijk in de serie j.Verdieping en Belijning" wijist hij erop, , dat de paedagogische kwesties tenslotte samenhangen met de theologische, vraagstukken: '• -

Prof, Buytendijk wijst er , op, V, dat : er ten ^lK? vt0.: de^vriaaE', , naar d( mogeiijkhei'l ' der opvoeding door de school, „voor ahes te denken is aan de verschuiving, die in de levenshouding door versphillende invloeden optreedt". Met die verschuiving bedoelt hij „den deemoed" in de kinderziel.

Nu kan men met den hoogleeraar verschillen over de vraag, wat het psychologisch correlaat is — zooals hij het noemt — van „het kindschap Gods": óf de deemoed — zooals door hem wO'rdt bewieerd — óf het geloof — zooals wij meenen; in beide gevallen echter zijn we op religieus, en daarmee, wetenschappelijk, op theologisch terrein. Beide zullen daarom moeten spreken over AV e d e r g e b o o r t e en Bekeering: toch inderdaad uitsluitend dogmatische onderwerpen.

Bovendien is van voldoende bekendheid, dat met name over het verband van wedergeboorte en opvoeding onder ons tweeërlei gedachte worstelt, die men wel kan trachten weg te doezelen, maar Waarvan de feiten getuigen, dat ze reeds in de practijk tot' afzonderlijke organisatie leidde. Evenzeer l& open de gedachten over de mogelijkheid van kinderlijke békeering uiteen, 't Is waar, deze laatste vraag raakt vooral de psychologie. Maar, wie het recht der theologie erkent, om mee te beslissen in paedagogische vragen, zal ook hier niet enkel afgaan op psychologische gegevens, maar evenzeer zoeken naar theologische.

Dat deze vragen diep ingrijpen in de practijfe van opvoeding en onderwijs, kan b.v. blijken uit het beweren van Prof. Buytendijk, dat (wij spatiëeren) „op onze scholen, de INDIVIDUEELE band met God en Zij n wereld niet kan groeien". 'Hier schijnt de hoogleeraar het oog te hebben op het 'klassikaal onderwijs op onze scholen tegenover het individueele van de Montessorischolen.

Of de .Theologie haar invloed ook vèr uitstrekt.

En gaan Ave op deze lijn even door, dan raakt de kwestie van klassikaal of hoofdelijk onderwijs toch de vraag naar „individu en-of gemeenschap", een vraag, die een dogmaticus natuurlijk terugleidt, behalve tot een sociologische, psychologische en ethische, ook tot een theologische vraag, n.l. tot de verhouding van Uitverkiezing en Verbond der genade.

Wil men „Verdieping en Bielijning", dan moet men graven tot op den bodem aller vragen, dat is, tot de Theologie.

Wij geven dit citaat natuurlij.k niet om een pro of couira uit te spreken, maar alleen om de aandacht te vestigen op de juiste opmerkingen van den Heer Jonkman, als hij betoogt, dat wij voor de christelijke paedagogiek ook nog veel moeten werken in de richtmg van den uitbouw onzer Vrije Universiteit; een betoog, dal onder ons wel instemming vinden zal.

Was Jezus arm?

Over de vaak zonder meer geuite gedachte, dat Jezus arm was, proletariërszoon (men denke aan de nietszeggende woorden die tijdens het Eucharistisch Congres den Roomschen letterlijk voor de voeten geworpen zijn: Jezus liep barrevoets), schrijft Dr D'. J. v. Katwijk in de „Westlandsche Kerkbode" het volgende:

Om als rabbi zijn werk te kunnen "doen en Zijn .school van 12 discipelen te kunnen onderhouden, moest Jezus zekeren stand ophouden, over zalcere middelen te beschikken hebben, zekeren welstand genieten. En dat is, naar uitwijzen der H. Schrift, metterdaad het geval geweest.

Dat de Heere genoeg had om in zijnen „stand" op aarde te leven, blijkt uit Marcus 6:37. Tosn de Heere het wonder van de spijziging der 5000 mannen zou doen plaats vinden, was op dat oogonblik zoo veel geld in de kas van het gezelscliap, dat 200 penningen (pl.m. f96) aan brood voor de saamgekomenen kon worden besteed.

Hierbij bedenke men, dat het geld toen veel meer waard was dan nu. Een bewijs van welstand was ook de kleeding, die Jezus droeg. Het ondergewaad was iets heel goeds; de „rok zonder naad" (Joh. 19:23). Dat was werkelijk wel iets bijzonders, iets kunstigs, en de soldaten aan het kruis hebben dien dan ook, als een kleedingstuk, dat niet tegelijk met de andere deelen van Jezus' igew-aad verdeeld kon worden, apart verloot. Wel heeft het inkomen des Heeren bestaan uit vereeringen. Hem geschonken door Hem hoogachteode leerlingen en volgelingen (Lucas 8:3); maar deze vereeringen zijn verre van karig geweest. De Zoon des menschen heeft in den staat van zijne vernedering op aarde zooveel van het aardsche goed gehad, dat Hij zijn zending aan Israël daardoor kon ten uitvoer leggen.

Evenmin kan men zeggen, dat Zijn pleegvader Joseph arm was. Dat Maria als reinigingsofler een paar jonge duiven offerde, bewijst dat nog niet (Lucas 2:24). Men kan uit het feit, dat zij niet offerde een lam en eene jonge duif (zie Lev. 12:8), niet besluiten, dat zij arm was; hoogstens dit, dat zij niet tot die welgestelden behoorden, die een lam konden offeren. Dat Joseph niet arm was, blijkt wel genoegzaam uit Lucas 2. Die „beschrijving" was niet eene volkstelling, zooals nog steeds soms ten onrechte wordt aangenomen, maar zij had ten doel, lijsten te doen opstellen voor belastinghefring. Dal Joseph naar Bethlehem ging, om zich daar te laten inschrijven, hoewel hij in Nazareth vvjoonde, kan niet zijn oorzaak hebben in het feit dat hij uit Davids geslacht was, en daarom naai-Davids stad toog-Hoevele joden waren er destijds niet, die ), 'n het geheel niet meer wisten, uit welken stam zij afkomstig waren! Joseph zal door de Keizerlijke ordonnantie genoopt zijn, om naar Bethleliem te gaan, omdat hij in Bethlehem een onroerend goed bezat, of mede-eigenaar was. Dan kunnen wij. hem dus gelijk stellen met iemand uit den kleinen buraerstandT. ten !, onzeut«-die zonder ' personeel zijn bedrijf uitoefent, op hescheiden voet, , in eigen huisje, en soms nog hier en daar een eigendommetje heeft. En wanneer Lucas verder verhaalt (2:41), dat Joseph en Maria jaarlijks met Paüchen naar Jeruzalem ter bedevaart opgingen, dan dienen zij toch eenige middelen gehad te hebben, om. de kosten van die reis te bestrijden. Ook Jezus' moeder en pleegvader waren niet arm. Dit geldt ook van verwanten des Heeren. De kerk vader Eusebius (275—340) heeft in zijne kerkgeschiedenis (III 19, 20) medegedeeld, wat een ander bisschop uit dien tijd, Hegesippus, aangaande die verwanten gezegd heeft. Ten tijde van Keizer Diomitianus (81—96) zijn nakomelingen uit Davids geslacht voor den keizer gebracht. Hij ondervroeg hen naar hunnen welstand, enz. Zij antwoordden hem, dat zij een stuk land bezaten, dat zij zelf moesten bebouwen. Ten bewijze daarvan lieten zij hunne vereelte handen zien. Verder hebben zij Christus voor den Keizer beleden. Djeze heeft hen in vrijheid weggezonden. Ook hier dus weer 't beeld niet van den arme, maar van den ijverigen , hard-. werkenden burger met klein bezit.

Arm is Jezus dus niet geweest, evenmin als rijk.

De overweging van deze dingen is nuttig teeen Adventstijd en wat daarop volgt.

Nijmegen en Leiden.

De Nijmeegsche universiteit der Roomschen houdt de menschen telkens weer bezig. Wie in den Roomschen Boekenschouw de namen en de biografische bizonderheden der hoogleeraiien leest, krijgt ook wel respect voor do knappe organisatie. De Roomsche „Nieuwe Eelftsche Ct." schrijft:

In de „N. B.. Cl." Idaagt een inzender, die zich „Academicus" tcckent, over de bezuiniging bij het onderwijs, die de Leidsche universiteit enkele professoren kost.

Om .den liberalen lezers den schrik op 't lijf te jagen, eindigt de schrijver aldus:

„Ondertusschen wordt de schoone plaats van onze eerste Universiteit langzaam en zeker door de Nijmeegsche R. K. Universiteit ingenomen. Reeds nu overtreft ze Leiden op 't gebied der moderne talen ver en als de bezuinigingsbijl zoo doorgaat, dan krijgt ze ook op ander gebied goede kansen."

De Nijmeegsche universiteit schijnt dan toch niet zoo eng als sommige liberale heeren het wel willen, doen voorkomen. Als ze Leiden al ver overtreft in de moderne talen.... nu, dan zal ze, wat de oude talen betreft bijvoorbeeld, ook wel niet achterstaan. Dferup en Bauwstark schijnen in de wetenschappelijke wereld nogal wat te beteekenen.

Maar er is meer.

Nijmegen hebben wij gebouwd en wij houden het in stand: ons eigen katholiek volk. Laat, betoogt de „Tijd", de gefortuneerde liberalen, de mannen voor wie de rede de hoogste kenbron der waarheid en .de wetenschap souvereine is, ook eens een universiteit.... ten minste onderhouden. Dan zuilen zij verleeren met minachting neer te zien op den arbeid van anderen, die naast eigen hoogeschool ook hun instituten mogen helpen bekostigen.

Academicus vervolge zijn niet „academisch" gelaten betoog, of bezinne zich.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 21 november 1924

De Reformatie | 8 Pagina's

PERS-SCHOUW.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 21 november 1924

De Reformatie | 8 Pagina's