GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

PERS-SCHOUW.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

PERS-SCHOUW.

12 minuten leestijd Arcering uitzetten

Gezelliana.

In „De Nieuwe Eeuw" schrijft Caesar Glezelle een hartig woordje over de huidige Grezelle-vereering, die wel oen beetje laat komt en wel wat al te veel den man prijst op een manier, die liet diepste van zijn wezen miskent. Hij schrijft:

Iedereen loopt nu met zijn mond — zoo niet met zijn hart — vol van den Groeten man, maar aan zijn lijdenssponde stonden wij, een vriend van mij en ik zelf, moederm-ensch alléén. Wat de dood toch al kan! En geen wonder — Gezelle is tweemaal onder de voeten getrappeld. Een eerste maal vroegertijds, en een tweede maal nu dat er zich' zoo menigeen een voetstuk van maakt om hooger dan z'n maats te stijgen. Wie ]iem volgen wilde, wandelde vroeger in de duisternis, thans wandelen zijn bewonderaars in liet volle licht dat van hem uitgaat, en dat is een groote verandering: nachtvlinder, s doen 't óók alzoo on schitteren des te feller.

Nu mag men dus gerust over hem praten en' schrijven met de zekerheid van aanhoord en gelezen te worden. Gezelle is in de mode —• erj 't is al Gezelle wat de klok slaat. Wol zeker verdient hij dubbel en dwars den wierook die zijnen naam en zijn werk nu wordt toegezwaaid. Maar verdiende hij zo vroeger in 't geheel niet? Met groote belangstelling en een greintje weemoed overlas ik heden nog de verslagen in de „Nieuwe Rottordamscho Courant óver den laatsten Gezelledag en de tentoonstelling te Brugge. De correspondent is er over mistroostig dat do hulde aan den dichter aldaar gebracht, te overwegend priesterlijk en Ave^t-vlaamsch was. Wij wagon het hier onomwonden onzen wensch nit te spreken: moge het nog lang alzoo blijven. Gezelle zelf zou zich zeker nog wel bet best thuisgevoelen onder zijn westvlaamsche ambtsbroeders. In zijn donkerste dagen waren zjj toch zijn trouwste vrienden en geen enkel oogenblik was er, of Gezelle telde onder de • west-vlaamscho priesterschap tal van vrienden en bewonderaars. Wat waren Van Hee, Verriest, Callebert. Van Doorne, Legein, Callewaert, Delaere, Van Robaeys, Rommel, Rembry, üemonie, en zoovele andere? Waren gij niet zijn eenige, toch waren zij zijn getrouwstc bijstanders, en daarbij West-Vlamingen en priesters. Men zal toch zeker do schuld op de West-Vlaamsche priesterschaar niet leggen, indien van anderen kant huldigers wegbleven? Ik zelf, west-vlaamsch priester, ben er niet geweest; niet omdat ik vreesde dat hot er al te gewestelijk en te priesterlijk zou uitzien, maar, omdat ik, om zekere reden die ik niemand schuldig ben te verklaren, de lucht van zulke feesten slecht kan uitstaan.

Ik weet niet precies meer, wie het gezegd heeft. Maai' het i s eens gezegd: . • sommige menschen liefkoozen u als de kat. Deze • streelt, al aaiende, niet u, maar zichzelf aan u. Vandaar, dat huldigingen zoo „katterig" kunnen maken.

Steiner en de anthroposofie.

Het is mijn gewoonte niet, in deze rubriek breede citaten te gevea. Maar dezen keer waag ik het erop. Het volgende artikel van Prof. Hoekstra in „Geref. 'Ibeol. Tijdschrift" is moeilijk te verknippen. Bovendien bespreekt het op bevattelijke wijze een verschijnsel als de anthroposotie, gelijk ze wordt gepredikt door Rudolf Steiner; en daardoor is het artikel zel£ voor zeer veel lezers zeer wolkom. Men boude dus voor dezen keer het lange citaat ten goede:

Veel nieuws biedt Steiner den kenner der godsdienstgeschiedenis niet. Zijn Antliroposophie is oen nieuwe uitgave van do l? h-eosophie, die door de werkzaamheid van de dames Mevrouw Blavatsky en Annie Besant in Amerika en Europa ig geïmporteerd. En de Theosophie is niets anders dan een amalgama van Oostersche heidensche religies. Dr Steiner (geb. 1861 in Hongarije) is van "1902— 1913 zelf een adept van Annie Besant geweest, beeft zich daarna van haar losgemaakt en, hoewel hij aan de Theosophische grondgedachten vasthield, zijn religieuze speculatie omgedoopt tot Anthroposopbie. De god-wijsheid werd menschwijsheid. En volkomen terecht. In zijn mystisclie bespiegelingen is voor God geen plaats. Het is een godsdienst zonder God.

In boofdtrokken is hij de oude leer getrouw gebleven.

Dit blijkt, - om maar iets te noemen, reeds uit de majesteit van het getal zeven.

Het menschelijk wezen moet in zevenen onderscheiden worden. Voor de zintuigelijke gewaarwording is alleen toegankelijk het physiscb lichaam, gelijk wij het allen door de waarneming kennen. Maar er is veel meer dan het physiscb lichaam. Wat het samenhoudt en doet leven is het aetherisch lichaam, de vormkracht voor bet physische lichaam. Aan het physiscb hart ligt ten grondslag een aetherisch hart, aan de physische hersenen de aetherische hersenen, enz. Daar achter werkt het astrale lichaam, dat b.v. in den slaap het aetherisch lichaam (dat op zichzelf bewusteloos, is) doorlicht en nieuwe krachten laat instroomon. Als vierde lid van de menschelijke wezenheid komt er bij het I k, dat in staat is 'zich te herinneren wat vrc-eger met don menseh is voorgevallen. Qp de lichamelijkheid verheft zich de kring van de ziel, waarin onderscheiden worden de g e w aarw ording szi el, do v-erstandsziel en de bewustzijnsziel. Deze laatste dompelt zich in de „godheid" in. De menseh is een deel van de „godheid". Zooals de druppel zich verhoudt tot do zee, zoo verhoudt zich de bewustzijnsziel tot de 'godheid. Dit is niet een soort 79 pantheïsme, maar panantliropoïsme, eenverinenschelijking van het Al. Deze godheid is van menschelijke natuur.

Ook de ontwikkeling van de aarde verloopt in 7 pbasen. Door een retrospectief vermogen, dat aan Steiner e. s. eigen is, schouwt hij de voorbijgegane perioden. De aarde beeft al drie planetarische toestand-en doorgemaakt (de Saturnus-, zonne-en maanpbase), we leven thans in de aarde-phase, en in de toekomst hebben we nog de Jupiter-, Venusen Vulcanusphase te wachten. In zijn phantastische kosmogonie herinnert menige trek aan de speculaties der oude Gnostieken.

In zeven stadiën voltrekt zich de inwijding iii •de geheimleer. Meditatie, imaginatie, inspiratie, intuïtie, kennis van de verhoudingen van makrokosmos en mikrokosmos, één worden mot den mikrokosmos, het als een eenheid beleven van de vroegere ervaringen, zijn de stadiën die de menseh geestelijk doorloopen moet om tot in het binnenste beiligdom der Antroposophie te worden toegelaten.

Ook de wet van Karma speelt bij Steiner een groote rol. Naar heidenschen trant leert hij in navolging van do Theosophie dat ons bestaan in dit loven bepaald is door een voorbestaan. Ons leven wordt beheerscht door de voorafgaande incarnaties. Elk leven is bepalend voor hot volgende. iWanneer na den dood in het geestesland de vrucht van de vroegere levens tot rijpheid is gekomen, wordt deze vrucht weer het begin van een nieuwe ontwikkeling in het aarde-leven. Tusschen ons vóórbestaan en de tegonw-oordige existentie is een oorzakelijk verband. Er is een gerechtigheid, een Dikè die ons lot regelt. Alle leven gaat naar de wet van Karma, de harde causaliteitswet, die geen uitiz-onderingen kent. Van genade is in deze religieuze speculatie geen sprake, omdat God wordt gemist

Maar genoeg. Bij alle scliakeering in onderdeelon, is de Anthroposopbie een zusje van de Theosophie, en aldus gevernist heidendom.

Over de persoonlijkheid van Dr Steiner willen we geen oordeel vellen. Enkelen houden hem voor een charlatan en bed-otter van de schare. Voor zoover ik er over oordeelen kan, is er geen reden aan te nomen, dat Steiner zelf niet gelooft wat bij zegt en schrijft. Al treedt hij op een reclameachtige - manier op en probeert hij door suggestieve beïnvloeding de menschen tot zijn volgelingen te maken — - dit is niets bizonders, hij heeft dit met vele predikers van nieuwe religies gemeen. En het feit dat mevrouw Blavatsky de menschen bedrogen heeft, geeft nog geen recht te zeggen, dat Steiner onbetrouwbaar is.

Maar wel moet krachtig bezwaar gemaakt worden tegen een nomenclatuur van Steiner, die misleidend werkt. Hij spreekt van zijn Anthroposopbie als van een „geesteswetenschap". Met een geesteswetenschap zooals b.v. Dilthey in zijn „Geisteswissenschaften" bedoelt, heeft Steiner's Anthroposopbie échter niets te maken. En met nog minder . recht kan hij van „wetenschap" spreken. Steiner taeent, dat zijn leer niet een deductie is uit apri--orische stellingen, maar een inductieve, empirische Wetenschap!

Hier is niets van aan. Steiner maakt zich schuldig aan zelfbedrog en aan misbruik van terminologie. Wetenschap gaat uit van ervaring, van door ieder controleerbare gegevens, om die door vergelijking en groepoering onder algemeene regels te brengen. Dit is bij Steiner niet het geval. Wie zich door hem in de wijsheid laat inwijden en zich inspant Imet alle kracht die do phantasie ter zijner beschikking stelt, iets te ervaren van het „feit" dat 'de aarde thans in haar vierde stadium is, komt bedrogen uit. Eveneens zijn de aetherische en astrale lichamen geen gegevens dor ervaring. Omdat Steiner's ervaringen geen ervaringen zijn, en niet vatbaar voor een bewerking mot de kategorieën van ons denken, kan bier van „wetenschap" geen sprake wezen. Waar wetenschap is, daar beorscht bet begrip. Zonder het precies omlijnde, blijvende begrip, geen wetenschap.

Steiner werpt tegen, dat helderziendheid toch een psychisch gegeven is. Zeker, de psychologie brengt ons in kennis met somnainbulisnie, telepathie en allerlei „occulte" verschijnselen. Maar deze merkwaardige psychische gegevens zijn hemelsbreed onderscheiden van de retrospectieve „ervaringen" die de anthroposoof hoeft, waardoor bij b.v. te weien komt welke evolution onze planeet gedurende millioenen jaren beeft doorgemaakt. Wij bobben in Steiner's , , inwijding" niets anders dan een nabootsing van de revelatiegedachte. 't Is een carricatuur van de wijze waarop de profeten de bizondcre openbaring van hun God ontvingen.

Van God is er bij Steiner geen sprake. Zijn religieuze speculatie is atheïstisch. Met nadruk leert hij de homogeniteit van bet universum. Maar nergens is het Universum een Absolute. God is weg. E'C menseh is dé - spil, waarom alles draait. Overal zijn geesten en die geesten zijn menschen geweest of zullen het worden. Alles dient den menseh. De menseh is het doel der dingen.

Omdat zijn leer atheïstisch is, is zij in liet wezen der zaak anti-religieus. Steiner meent, dat bij het aanvaarden van de Anthroposopbie ieder zijn eigen religie waarin hij geboren en opgegroeid is, kan blijven behouden. Zjjn leer is het vereenig'ingspunt aller godsdiensten, (Overigens dezelfde leus als bij de Tlieosophie.)

Niets is minder waar. De Anthroposopbie vernietigt de religie, zelfs in zekeren zin de valsche religie, omdat de gedachte aan een godheid terzijde gesteld is. Hoe zou het Christendom zich ooit kunnen verzoenen met een leer, die niets wil weten van God, dia tot den menseh neerdaalt en zich in zijn genade aan hem openbaart? Steiner leert zelf volmaking, werken aan zich zelf, opbouw' van zich zelf door eigen krachten.

Het is wol eens goed, dat onze menschen'van deze dingen kennis nemen. De propagandageschriften van

de antliroposofüii zijn legio; eu liun exegese van bijbelstukken (b.v. het Onze Vader) kan nooit zoo hysterisch zijn, of altijd zijn er nog luisteraars.

De Kerst-cypres.

In „Onze Kleintjes en oude kinderen", godsdienstigr paedagogisch maandblad voor Zondagsschool, jeugdkerk en huisgezin (X, 12) komt voor de volgende proeve van schets voor een les over den kerstboom voor kleintjes van 6—8 jaar (behoorend bij' den Kerstdienst voor de kleintjes):

Na de collecte voor de ouders latt men do kinderen zingen het lied van de Kaarsjes (No. 40:1 en 2 uit V. O. K.). Aardig zou het zijn hier.-Dij de gekleurde briefkaart uit te deelen, verkiijigbaar 'bij Mej. Dutilh, Zeemanstraat 17, Rotterdam.

Hierop late men de kinderen vriji praten ovei den mooi versierden Kerstboom. (Versierselen, groene takken, kaarsjes). Men vult hun opnicrkingen aan en brengt ze in verband met het versje. Dan spreke men verder over den denneboom, van wien we allen zooveel houden. Wie iiouden ook veel van de boomen? Ja, de vogels. Vertel hoe de ooievaar den hoogsten den kiest om zijn nest te bouwen. „D: es ooievaars huis zijn de denneboomen", zegt Ps. 104. Wiji hebben nu den denneboom vanavond als Kerstboom.

De oorspronlvelijke beteekenis van den Kerstboom vinden wij het eerst bij de heidenen. Ze kenden onzen Hemelschen Vader niet en gingen bidden tot afgoden. Zoo aanbaden zij b.v. de Zon en het Licht. Vooral de Z o n was een voorname godheid. Tweemaal in 't jaar was er een groot feest en Avel op den langsten en op' den kortst.en dag. 't Was het feest van de Zonnewende, wc kunnen dus zeggen „Het Zonnefeest". Vooral na den koristen dag, als de zon haar laagsten stand heeft gehad, herleefde de hoop, dat zij weldra lichtend en verwarmend alles uit den winterslaap wekken zou en weder hoog aan den hemel zou rijzen. Het feest begon 21 December en duuido eenige weken. Er werd niet gewerkt, overal straalde licht. De laatste twee dagen was het feest v.oor de kinderen en schonk men hun speelgoed, noten en koek.

Nadat de heidenen hoorden van den Heer .Jezus en Christenen werden, gaven ze aan hun feest der lichten, hun Zonnefeest, een andere, diepere beteekenis en wijdden het aan Hem, die zich genoemd heeft het Licht der wereld. Na deze icorte bespreking volge men verder het programma en zinge No. 123, enz.

De namen der redficteurs van dit tijdschrift komen uit den kring, die Prol. Valeton in eere houdt. Zij mogen dan dit nuttig onderricht aan 6—8-jarige kinderen op het punt van ooievaars en denneboomen herzien aan de hand van VaJctons Psalmvertaling. Hij schrijft: '. •

„.... de ooievaar, wiens woning is in de cypressen..., " (Ps. 104:17). En in het algemeen vrage men zich af, of de kinderen wel veel wijzer worden onder de lichtjes van den Kerst-cypres, als ze veel over ooievaars, heidenen, zonnewende, speelgoed, noten en koek en ook nog 'n tikje over Jezus, pardon, over de manier, waarop de heidenen Jezus zien, hebben moeten aanhooreii. De bedoeling is ongetwijfeld goed, maar de uitwerking is minder goed, dan we uit dezen vaak zoo vooruitstrevenden kring zouden verwachten.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 5 december 1924

De Reformatie | 8 Pagina's

PERS-SCHOUW.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 5 december 1924

De Reformatie | 8 Pagina's