GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Een zeventiende-eeuwsche Gideon.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Een zeventiende-eeuwsche Gideon.

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Inhoud van de vorige artilcelen:1. De verkeerde beoordeeUng van Cromwell tot in de eerste helft der negentiende eeuw en de oorzaken daarvan. 2. Cromwell de zeventiende-eeuwsclie Gideon. Ter verklaring van Cromwell's strijd een korte schets van de kerkelijke toestanden in Engeland vanaf 1534. Wat men te verstaan heeft onder de Puriteinen. 3. Onderscheiding der Puriteinen vooral in Presbyterianen en 1 n d e p e n d e n t e n. Verschillende opvattingen van dezen. 4. De Koning en de Puriteinen: arakter en streven van Jacobus I en Karel I, en hun houding ten opzichte van de Puriteinen. Het uitbarsten van den burgeroorlog in Schotland en Engeland. 5. Oliver Cromwell vóór den burgeroorlog. Gideon toebereid voor zijn taak.

VI.

In het Korte, zoowel als in het Lange Piarlement zat OHver voor Cambridge. In een zitting van het laatste zag Sir Philip Warwick, een hoveling, hem voor het eerst. Hij geeft ons de volgende beschrijving 1): „Op een morgen kwam ik, go«d gekleed, in het Lagerhuis, en zag, dat een heer bezig was te spreken, dien ik niet kende, heel gewoontjes gekleed, want het was een eenvoudig lakensch pak, dat scheen gemaakt te zijn doo-r een slechte plattelandskleermaker. Zijn linnen was eenvoudig, en niet erg schoon; en ik herinner me een paar spatjes bloed 2) op zijn smalle overhangende witte kraag. Zijn hoed was zonder band. Hij was van een rijzige statuur; zijn zwaard stak dicht tegen zijn zijde; zijn gelaat was gezwollen en roodachtige).

Natuurlijk, de fafterige Sir Philip vindt Cromwell een boer! Maa, r deze boer bleek al direct een uitnemend organisator: toen de oorlog tegen den Koning uitgebroken was, vormde hij een modelregiment van 1000 dragonders uit de Oostelijke graafschappen (provincies). Allen , , godzahge menschen"; zoodat de boete van twaalf stuivers, die op het vloeken was gesteld (geen geringe som toen voor een eenvoudig man!) zelden betaald behoefde te worden: inderdaad kon men van Cromwell's regiment .getuigen, dat er noch gedronken, noch gevloekt, doch veel gebeden werd. De knielende houding van het leger van den grooten Gustaaf Adolf vóór den slag bij^ Lützen*) was over 't algemeen, geestelijk gesproken, ook de houding van Cromwell's regiment. Zij vielen aan onder psalmgezang. „Het zwaard des Heeren en van Gideon!"

Zijn troep had de liefde van zijn hart. Zonder aarzelen spandeerde hij er zijn persoonlijk vermogen a, an. Voor de officiersplaatsen zocht hij niet uitsluitend mannen van rang, zooals tot dusver de gewoonte was. Hoe aristocratisch en conservatief in den grond der zaak ook zijn sympathieën waren, hij vroeg in de eerste , plaats, wie g e-schikt was voor den post. Hij moest bekwame mannen hebben, vol geestdrift voor de zaak der religie. Hij had, om zijn eigen woorden te gebruiken, liever een eenvO'Udige, in een grove jas gekleede kapitein ^), die wist, waarvoor hij vocht en zijn hart er laan had gegeven, dan „wat men een mijnheer noemt, en niets anders".

Zoo leidde de practijk hem tot een gezonde democratie; en nog tot iets beters ook: hij vroeg niet tot welke gezindte zijn soldaten behoorden. Hijzelf was eerst tevreden met het Presbyterianisme en de Presbyterianen meer dan tevreden met hem. Maar als het Cromwell om het even is, of hij Presbyterianen, Independenten of Baptisten in het leger heeft, indien het maar goede soldaten zijn, enthusiast voor de goede zaak; — als hij dus practisch het beginsel van vrijheid van godsdienst gaat toepassen —; dan maken de Presbyterianen groot misbaar over 'deze „aartsketterij der verdraagzaamheid".

Voorloopig krijgen de Presbyterianen de leiding. Uniformiteit in de Kerk, dat wil in dit geval zeggen invoering van de Presbyteriaansche Staatskerk in Engeland, was de voorwaarde, die de Schotten stelden voor het zenden van hulp. En daar men in 1643 meende het niet zonder het Schotsahe leger te kimnen stellen tegen de Cavaliers ^), nam het Parlement die conditie aan.

Dan wordt in 1644 Karel verslagen op-Marston Moor'). De eer der overwinning kwam vooral toe aan Sir Thomas Fairfax en Cromwell. „God maakte ze als stoppels voor ons zwaard", schreef de laatste van het slagveld.

Doch reeds in hetzelfde jaar komt het tot een crisis tusschen de overwinnaars. In den (tweeden) slag bij Newbury wil Cromwell Karel verpletteren, maar Lord Manchester wil het hem niet toelaten. Deze zoowel als de andere Presbyteriaansche heeren (Lord Essex, Sir William Waller) waren, zooals Cromwell het kernachtig uitdrukte, „bang om te overwinnen". Ze wilden den Koning terugdringen tot de positie van een constitutioneel vorst, die de Presbyteriaansche Staatskerk zou moeten erkennen. Dat was alles. „Als de Koning verslagen wordt", zoo redeneerde Manchester, „zal hij nog Koning zijn; als hij ons verslaat, zal hij ons allen ophangen als verraders".

Zoo ging het niet langer. Cromwell en anderen wisten in 1645 in het Parlement door te zetten de zoogenaamde „Zelfverloochenende Ordonnantie", waarbij ieder militair commando onvereenigbaar werd verklaard met een zetel in het Parlement. De genoemde heeren moesten thans het bevel neerleggen en Sir Thomas Fairfax (die geen Parlementslid was) werd generalissimus. Maar achter dezen stond Cromwell, de machtige organisator, die de ziel van het gereorganiseerde leger werd. Eigenlijk had hij ook moeten aftreden, maar Fairfax kon hem niet missen en d.aarom werd er op diens verzoek voor Cromwell een uitzondering gemaakt.

De oorlogspartij had het gewonnen. Een sterke band tusschen Parlement en leger was doorgesneden. En naarmate Independenten van allerlei slag in het leger (vooral onder de ruiterij) steeds sterker werden, werd de kloof tusschen het in meerderheid Presbyteriaansche Parlement en de Schotten aan de eene zjjde, en Cromwell en zijn leger a.3.n de andere zijde, steeds grooter. Cromwell begint, ongeveer in denzelfden tijd als Milton, aan de zijde der Independenten tegen de Presbvterianen

den strijd vóór vrijheid van godsdienst.

Maar eerst moest nog me't den Koning worden afgerekend. Dit geschiedde in den slag bij Naseby in hetzeKde jaa^r 1645, waar Karel onherstelbaar geslagen werd en de overwinnaars zich zelfs meester konden maken van 's Konings papieren, uit welke zijn groote onbetrouwbaarheid bleek. Cromwell en zijn ruiters hadden ook hier weer den doorslag gegeven. De laatste bende royalisten van eenige beteekenis werd verstrooid in het voorjaar van 1646. „Jullie hebt je werk nu gedaan", zei hun aanvoerder, Sir Jacoh Astley, bitter tot de overwinnaars, „en kunt gaan spelemeien, tenzij je het met elkaar aan den stok krijgt."

Hij had wel juist gezien. Nadat Karel zich in 1646 onder bescherming der Schotten had gesteld en deze hem aan het parlement uitgeleverd hadden, dachten de Presbyterianen vrij, spel te hebben. Ze zouden den Koning hun voorwaarden dicteeren, de Presbyteriaansche Staatskerk nu vooTgoed invoeren en aan het „sectarisme" der Independenten een einde maken. Het Parlement nam in 1648 aan een „Ordonnantie voor de onderdrukking van Godslasteringen en Ketterijen". Iedereen — zoo luidde deze verschrikkelijke wet — die loochent het leerstuk van de Drieëenheid of vtan de Godheid van Christus, of dat de Bijbel Qods Woord is, of de opstanding van het lichaam, of een toekomstige «ordeelsdag, — en voor den rechter weigert zijn ketterij af te zweren, „zal met den dood gestraft worden". Iedereen, die verklaart, dat er een vage-•vuur is, dat beeldenvereering geoorloofd is, dat de kinderdoop ongeoorloofd is, dat de mensch van nature een vrije wil heeft om zich tot God te wenden; iedereen, die loochent de verplichting om den dag des Hoeren te onderhonden of staande houdt, dat ide Presbyteriaansche Kerkregeering anti-Christelijk of ongeoorloofd is; — al dezulken zullen bij weigering om hun dwalingen te herroepen, „naar de gevangenis verwezen worden".

Tevergeefs had Cromwell herhaaldelijk tot verdraagzaamheid aangemaand. Zoo schrijft hij uit net leger na de bestorming van Bristol (de brief 2s gedateerd 14 Sept. 1645) aan den Voorzitter van het Lagerhuis (en dus aan het Huis zelf): Presbyterianen, Independenten, allen hebben hier denzelfden geest van .geloof en gebed; ze zijn het hier eens: jammer is het, dat het ook maar ergens elders anders is! Allen, die gelooven zijn werkelijk één, wat allerheerlijkst is. En van broeders verwachten we in geestelijke zaken geen dwang da, n die van voorlichting en o verreding"«).

Het leger, onder leiding van Fairfax, Cromwell en diens schoonzoon Ireton, was al even verdraagzaam in zijn eischen aan den koning. Er moest vrijheid van geloof en eeredienst zijn voor iedereen. Alleen de Roomsch-Katholieken zouden zich aan zekere beperkende bepalingen te onderwerpen hebben, maar ook zij mochten niet gedwongen worden tot een eeredienst, die van de humie afweek.

Maar noch het Parlement, noch de Koning luisterde naar de stem der verdraagzaamheid. De Koning loog en bedroog er maar opi los en trachtte de Presbyterianen tegen de Independenten, de Independenten tegen de Presbyterianen, de Schoften tegen de Engelschen, de Ieren tegen de Schotten en Engelschen, uit te spelen.

Het geduld van het leger raakte uitgeput len ten slotte ook dat van Cromwell, die eerst het leger had tegengehouden. In een plechtigen bidstond werden soldaten s) en generaals het er over eens, „dat het hun plicht was, als de Heere hen ooit in vrede zou wederbrengen i"), Karel Stuart, dien man des bloeds, tot verantwoording te roepen voor het bloed, dat hij had vergoten en het kwaad, dat hij tot het uiterste gedaan had laan de zaak en het volk des Heeren in deze arme natie".

En nadat Cromwell de Schotten, die nu Karel te hulp waren gesneld, bij Preston verpletterend geslagen had (1648), maakte het leger zich voorgoed meester van den Koning, en werd het Parlement op 8 Dec. 1648 „gezuiverd" van de meeste Presbyterianen, zoodat, zooals het volk het opi zijn ietwat platte maar zinrijke wijze uitdrukte, alleen de „hammetjes" van het Lange Parlement overbleven („the Rump", zeiden zij; wat wij in onze geschiedboeken door het nietszeggende en onjuiste, ' maar zeer fatsoenlijke woord „Rompparlement" vertaald hebben).

De Rump legde de merkwaardige verklaxing af, , , dat in het volk, onder God, de oorsprong is van alle wettige macht". Wamieer men naast deze woorden legt de passage uit de beroemde „Verklaring der rechten van den mensch en den burger" der Fransche Revolutie van 1789: „Het beginsel der souvereiniteit ligt naar zijn wezen in het volk" ii), — dan ziet men terstond de groote overeenkomst en het groote verschil.

Ook benoemde de Rump een buitengewone rechtbank, die Karel I 'ter dood veroordeelde „als tiran, verrader, moordenaar en vijand van zijn land". Als een koning voor die misdaden den dood verdient, dan was het vonnis in dien zin ongetwijfeld rechtvaardig.

Twee gemaskerde scherprechters voltrokken het vonnis.

Karel gedroeg zich in zijn laatste uur waarlijk koninklijk. Zoo eindigde deze „Groote Rebellie" op 30 Januari 1649.

VELDKAMP.


1) Men gelieve te bedenken, dat ze uit een zeer partüdigen hoek komt: van een hoveling van Karel I, voor wie mooie kleeren het hoogste schijnt te zijn.

2) Deze bloedspatjes hebben voor Cromwell's tegenstanders altfd een .zwaar-symbolische beteekenis gehad. Was hij! geen man des bloeds? In werkelijkheid zal CromweU zioh , dien morgen wat haastig geschoren hebben!

3) Zal wel moeten zijn: vol en blozend, — te verwachten van een buitenman!

4) Zie Schiller's Geschiohte des Dreiszigjahrigen Kriegs, ed. Bellermann, pp. 305-6.

5) Uniformen hadden ze in dien 'fijd nog niet; die voerde Lodewijk XIV pas in.

6) Zoo werden de royalistische krijgers genoemd; de Puriteinen waren de „Rondkoppen".

7) Moor ^ heide.

8) Ik spatieer. Wat kostelijke woorden van dezen Puriteinscheu iizervreter!

9) Men bedenke dat dit geen gewone soldaten waren, " maar meerendeels boeren en neringdoenden, die hoeve en zaak verlaten hadden, omdat ze vastelijk geloofden door God - geroepen te ziin tot den strijd voor een heilige zaak!

10) Men lette op de Oud-Testaraentisch getinte taal.

11) Jean Jaurès, Geschiedenis der Fransche Revolutie, I 121.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 16 januari 1925

De Reformatie | 8 Pagina's

Een zeventiende-eeuwsche Gideon.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 16 januari 1925

De Reformatie | 8 Pagina's