GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

PERS-SCHOUW.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

PERS-SCHOUW.

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

Was JeZiUS arm?

Van de hand van Dr D|. J. v. Katwijk te Schipluiden nam ik voor eenige weken een artikel over, dat een antwoord gaf op de vraag, of men Jezus „arm" mag noemen in den gewonen zin van het wOord. Dr v. Katwijk sp-rak uit, dat dit niet geoorloofd is; dat de „armoede" van Jezus dikwijls zonder eenigen zin wordt beweerd en dat men het recht mist, hem „proletariër" te noemen. Diat de zaak van belang is, zal ieder toegeven, die zich herinnert, hoe de „armoede" van Christus niet alleen wordt aangewend door Kleerekoperianen in Kerstpxeekjes, naar roode methode opgezet, maar ook door woordvoerders in de christelijk-sociale actie dikwijls wordt aangewend voor het vinden van leidende gedachten. ]\$en zal mij dus ten goede houden, dat ik nog eens op de zaak .terugkom, nu Dr van Katwijk op enkele hem kenbaar gemaakte bedenkingen aldus bescheid geeft:

: oo werd gewezen op Luc. 2:24. Dat Maria , als haar reinigingsoffer niet een lam offerde, maai .een paax tortelduiven of twiee jonge duiven, zegt alleen, dat zij op dat moment niet behoorde tot de weigestelden, maar tot de krap-levende menschen, die alles eenvoudig en sober moeten doen. '• Dlit bewijst echter nog niets voor wat Jezus 30 jaar later zou zijn.

Verder heeft men Matth. 17:27 aangehaald. Jezus zou arm zijn gewteest en een wonder hebben moeten verrichten, om de tempelbelasting te kunnen betalen. Het komt mij voor, dat de tekst en het tekstverband dat in het geheel niet zeggen. Mij ^vil het voorkomen, dat Jezus dit wonder deed, : C> m Petrus dieper te overtuigen van zijne macht als Christus, den Zoon van God.

Zacharia 9:9 is in debat gebracht. Di.t.p. wordt van den Messias geprofeteerd, dat hij' „arm" zou zijn. Hier hebbein wij te' doen met eene min juiste overzetting der Statenvertaling. Die vertalingen en zeei vele uitlegkundigen der 19e en 20e eeuw: ertalen: ederig, deemoedig. Het wijst op het optreden des HeUands in tegenstelling met het gewelddadige van aaidsche heerschers.

Het meest principieele bezw'aar w!erd geboren uil de verwarring van armoede en vernedering. Men wees op 2 Cor. 8:9. 'Maar men gevoelde, dat de vernedering fan den Christus Gods, naar goddelijken maatstaf gemeten, heel w'at anders is dan armoede, vanuit menschelijk standpunt bezien. Zelfs zoo de Messias op aarde in weelde gebaad zou hebben, dan zou Hij nog in vernedering, vreeselijke vernedering hebben geleefd. De verwarring ontstaat, omdat men zich de vernedering des Heei'en eigenlijk verkeerd denkt. De vernedering toch bestond niet zoo zeer in een „wat", dat Hij niet meer de glorie der goddelijke heerlijkheid bezat, maar in een „hoe", dat Hij leefde in de gelijkheid des zondigen vleesches en dat voor de : ionde; dat Hij de schuld der menschheid droeg, en Gods toorn daartegen droeg.

Djoel van mijn stukje was, om te betoogen, dat men van de „armoede" des Heeren niet mag spreken als van menschelijke armoede. Jezus is niet een gewone mensch, die Zich naast de andore menschen laat rangschikken. Hiji is anders dan wij zijn: God geopenbaard in het vleesch. Hij neemt , eene andere plaats in ons menschdom in dan een gewoon mensch; de tweede Adam. Daarom zij herhaald: voor Zijne buitengewone zending nam Hij van het aardsche, wat Hij noodig had, om die zending te vervullen. Om het even, o! Hij dat heeft moeten scheppen (b.v. Zijn gewaad na de opstanding), of dat het Hem van gaven van vereerders toekwam. Gelet op het geheel eenige van Jezus' verschijning, is het m.i. niet juist, om er , iets vernederends in te zien, dat vrienden en vriendinnen Hem vereeringen schonken. Die liefde, die Jezus daarin zag, en genoot, zal Hem veel meer aangenaam zijn gewieest.

'Wat dus aangaat Jezus' staat onder de menschen, Hij was noch rijk, noch arm; maar Hij had, wat Hem noodig was voor Zijne Messiaszaak. En wat betreft Zijne vernedering, die zoeke men niet in iets uitwtendigs; dat is alles maar bijkomstig. Die zoeke men innerlijk, in Zijn diepe, goddelijke hart, wat Hij daar droeg en daar leed voor de verzoening der zonde.

Ik geloof niet, dat hiertegen veel in te brengen is. En, nog eens, de zaak is van groote beteekenis. Alleen, als wij radicaal gebroken hebben met den „proletarischen Christus", om den Christus, die „Zoon des Menschen" is, over te honden, den Christus, die basis is der nieuwe menschheid, en niet een uitstekende geveltop, noch ook een uitlooper van den berg der menschheid, alleen dan hebban wij scherp genoeg het wapen gewet tegen socialistisch onverstand en mis-begrip, gelijk dat b.v. tot uiting komt in „Eïan" van Herman Gorter. Zegt hij daar niet:

En daar kwam langzaam en half opgericht ISiog een God aan: de God der Christenen.

Pan kende hem nauwlijks, hoe hij glinsterde. Hij had een dubbel wezen.

De eene helft .Van zijn gezicht was bloo Als van een knecht; de andere hardvochtig Als van een meester. Die eene Wang was vochtig Van tranen uit deemoed en medelij. Maar de andre hard in trots en hoovaardij. Hij had in de eene hand een geesel, maar DiC andre voerde het liefdesgebaar. Een helft van zijn rug was diep rood bevleld; Met bloed', de andre met goud bedekt. Blijkbaar Was hij half van de gouden eedlen, HaJf van de groez'ligten, die wterke' of beedlen. Achter hem aan kroop Christus, slepend het kruis, En dan kwam 'n leege schijn, klein als een muis. Diat was der Christenen Heiige Geest?

Dergelijke ruwheid en profanati© kan alleen afsnijden, wie Christus volgens Üen wil van „den God en Vader van onzen Heere Jezus Christus" ziet naar de Schrift: mensch, waarachtig mensch, tweede mensch, tweede Adam.

Kerk en Koninkrijk Gods.

„Het Algemeen Weekblad voor Christendom en Cultuur" schreef onder de rubriek „Oog en Oor" het volgende:

Onlangs wilde' een lid der Gereformeerde Kerk te overgaan naar de Hervormde Kerk terzelfder plaatse, en had de beleefdheid aan den , Kerkeraad der Geref. Kerk een briefje te zenden meldende dat hij als lid dier kerk bedankte. Daarop ontving hij het volgende antwoord:

De Kerkeraad der Geref. Kerk van .... heeft in zij|n vergadering van Uw schrijven d.d. ..... j.I. gelezen en besloten het volgende onder Uw aandacht te brengen.

Ie. dat de Kerkeraad, al zou dit voor hem het allergemakkelijkst zijn. Uw als lid der Gereformeerde Kerk bedanken maar niet zoo mag aanvaarden. De Kerk van Christus is geen op don wil van menschen berustende Vereeniging, ' waarvoor men naar eigen vrijen wil bedankt. Zij wordt gevormd door hen, die naai-den wille Gods door waarachtige bekeering of door geboorte uit geloovige ouders tot haar toegebracht worden. Wje op grond van Doop of belijdenis tot haar g; erer kend worden, kunnen slechts door den Christelijken ban worden buitengesloten óf wel: men sluit zichzelf buiten het Koninkrijk Gods... De Kerkeraad der Geref. Kerk te

w.g. Ds .....

w.g....... oud.

In „De Bazuin" trachtte ik reeds eenigermate tot voorzichtigheid in de beoordeeling te manen:

Het zal den opmerkzamen lezer niet ontgaan, dat hier w'èl in het kerkeraadsbriefje sprake is van een j, le", maar dat het noodzakelijk volgende „2e" of „3e" etc. ontbreekt. En daar komt eigenlijk alles op aan. Dat is zóó waar, dat de „Nieuwe Rotterdamsche Courant", die weer eens tegen de Gereformeerden kan loskomen, bewust of onbewust dat veelbeteekenend „Ie" heeft weggelaten, toen zij het berichtje overnam. Een kerkeraad, die schrijft, dat hij zijnerzijds een bepaald lid niet wil plaatsen buiten het koninkrijk Gods, kan zijn standpunt niet anders beredeneeren, dan door zóó eerst de kwtestie principieel te stellen. Als het „Algemeen Weekblad" eerlijk wil zijn, moet het ons eerst voorleggen, niet alleen letterlijk den brief van den kerkeraad in jijn geheel, maar ook den brief van den „bedankenden" heer. Dan kan blijken, welke terminologie de man gebruiïrt heeft, en in hoeverre de kerkeraad bij die terminologie zich aansluit. Dit „Ie" doet niets anders, dan constateeren, welke de algemeene regelen zijn, die den kerkeraad verhinderen iemand zoo maar te „schrappen".

De zaak heeft beteekenis genoeg, volgens het oordeel van de critici, om er drukte over te maken. Diaarom heeft het óók beteekenis, hier te vermelden, dat bij nader onderzoek in de plaats, wa^ir het geval zich heeft voorgedaan, gebleke'U is, dat het eerste zinnetje, het aanloopje van het „Algemeen Weekblad" geheel onwaar is. Toen de kerkeraad schreef, was de .man volstrekt niet van plan. Hervormd te worden. D'at is eerst veel later'gebeurd. De brief van den kerkeraad was niets anders dan een antwoord op de uitlating van een man, die, toen hij gecensureerd was, zich eenvoudig wilde onttrekken aan de kerk, zonder een woord ook maar te_ reppen van de Herv. of een andere kerk. Heusoh, wij hebben ook nog hersenen. Oofe probeeren wij nog wel iets te begrijpen van het Christendom. Maar wat beteekenen dan dergelijke grapjes?

De gemeene gratie.

Men weet nog wel, - dat Prof. Haitjema de verwereldlijking van het leven, voorzoo'ver ze ook onder ons slachtoffers maakte, toeschreef aan de leer der gemeene gratie. Ook, hoe daarop van onze pers de aamnerkingen niet uitgebleven zijn. In verband niet de inaugureele oratie van Pirof. Buijtendijk te Groningen schrijft Prof. Haitjema nu in „De Gereformeerde Kerk" het volgende:

Blijkens een interview met den nieuwen hoogleeraar, waarvan een medewerker van het Chr-Weekblad „Timotheus" ons in zijn blad verslag gaf (ik vo'iid er een uittreksel van in het „Nieuwsblad van het Noorden" van 'Zaterdag 17 Januari 1925) schijnt Prof. Buytendijk van meening te zijn, dat de fouten, die de calvinisten van onze dagen in hun opzet der dingen maken, alleen gevolg zouden wezen van hun levens praktijk.

Ik zou willen vragen: zit hier niet meer achter? Drijft ook niet beginsel, althans voorstelling

van beginsel, de nieaw-Calvinisten in een verkeerde richtiwg? Prof. Buytendijk moet tegenover den medewerker van „Timolheus" verklaard hebben, dat „ds levensvorm van het Calvinisme hem aantrok". Meent hij, dat die Calvinisten, die aanhangers van Dr Kuyper's Calvinisme, inzonderheid van deszelfs cultuur-uitzichten en gemeene gratie-leer, willen zijn onvoorvvaardelijk, nog zuivere dragers mogen heeten van den „levensvorm van het Calvinisme"?

Het komt mij voor, dat Dr Kuyper's stelsel met zijn „souvereine kTingen"-onderscheidingen aanleiding geeft tot de vraag, of in dezen genialen' theoloog de „analyseerende methode" in het dogmatisch denken niet eenzijdig toepassing vond met veronachtzaming • van den synthetischen e enh eid s-bli k dien Prof. Buytendijk toch zeksr voor een wetenschappelijk theoloog, met mij, niinstens zoo noodig zal acliten als voor een natuuronderzoeker. Ik zeg dit laatste, gedachtig aan een aanval, dien verschillende nieuw-Calvinistische 'itheologen onlangs op mij richtten, omdat ik in een tijdschritt terloops had doen uitkomen, dat het beginsel der gemeene gratie-beschouwing (in Kuyperiaanschen zin) mede schuldig stond aan de acute verwereldlijking van het Christendom in den t^genwoordigen tijd.

Ds Schilder, Geref. Predikant, achtte mij b.v. in dezen geheel „in de war". Gaarne wil ik binnenkort in dit blad eens aaritoonen, dat ik niet z, oo erg in de war was. Om te bewijzen, dat ik niet vrij onverwachts in mijn waardeering van het nieuw-Calvinisme veranderd ben, zooals Prof. Hepp schijnt te meenen blijkens een uitlating in „de Reformatie", eenige weken geleden, zij het vooralsnog voldoende even te herinneren aan eenige stellingen achter mijn proefschrift, waarop ik in 1917 promoveerde, en aan een studie in het tijdschrift „Onze Eeuw", jaargang 1919, over „de cultuur-Avaardeering van het nieuw-Calvinisme". Inzonderheid op den hoofd-inhoud van dit artikel kom ik in dit blad nader terug. Het schijnt mij toe, dat Prof. Buytendijk het met de hoofdlijnen van dit betoog eens zal zijn, omdat hij in zijn oratie aan het slot duidelijk liet doorschemeren, dat hij wetenschap en cultuur intenser op Christus als Verlosser betrekken AVÜ, dan de nieuw-Calvinistische gemeene igratie-leer toelaat.

Het doet ons genoegen, vooTzoover daarvan hier sprake kan zijn, dat Prof. Haitjema op de zaak nog eens nader wil terugkomen. Dat is m.i. meer logisch gedacht, dan de opmerking van „Het Handelsblad", waarin iemajid beweerde, dat die gereformeerden, die het met P: rof. Haitjema niet eens waren, dan maar eens wetenschappelijk redeneerend, moesten b e w ij z e n, dat hij ongelijk had. A1 s hier een bewijslast drukt, dan drukt die last op de schouders van Prof. Haitjema. Want die beweerde, en wij niet. Wie aanklaagt, moet zijn klacht gronden. Als Dr iKuyper de leer der „gemeene gratie" weer naar voren brengt op een wijze, die bedoelt het besef van den strijd voor de „eere Gods" wakker te roepen, en op onderscheiden gronden tracht aan te toonen, dat die leer dat effect ook hébben zal in wie ze recht verstaat, dan moet wie hem dat betwist, met b e w ij z e n komen en niemand anders. We hopen, onze lezers op de hoogte te houden, als wij de stukken van Prof. Haitjema onder de oogen krijgen.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 30 januari 1925

De Reformatie | 8 Pagina's

PERS-SCHOUW.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 30 januari 1925

De Reformatie | 8 Pagina's