GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

PERS'SGHODW.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

PERS'SGHODW.

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

Luim.

Verleden week bleef wat hier volgt liggen. Zoo werd het opschrift „Ernst en Luim" ra.adselachtig, want het bleef bij den ernst.

Daarom vergunne men mij thans het achtergebleven citaat uit het Geref. Theol. Tijdschrift. Niet, omdat de zaak, waarover het gaat, nog niet in deze rubriek zou ter sprake gebracht zijn, want dat is allang gebeurd. Maar > om onze lezers, die een tijdlang met dialoogjes opgescheept hebben gezieten, er nu eens op te tracteeren. Het is van dr J. Waterink. Om het geheel niet, te breken, moet ik wel vol-uit citeeren:

Intermezzo synphonico uit caval­leria ethicana.

— „Heb je gezien hoe de gereformeerde pers naar aanlaiding van de benoeming van dr Palache te Amsterdam heeft afgegeven op de Rijks Universiteiten?

— Nu ja, het is toch bekend, dat men van dien kant groote bezwaren heeft. — Goed en wel, maar ik noem 't toch ondankbaar.

— Ondankbaar?

— Ja zeker. Denk eens aan, waar moest de Vrije Universiteit met zijn nietigereformeerde professoren naar toe, als er geen Rijks Universiteit was?

— O, je denkt om dat geval met prof. Buijtendijk?

— Natuurhjk. In „De Reformatie" stond indertijd duidelijk te lezen, hoe men met den man verlegen was en dat men naar een uitweg zocht om hem kwijt te raken. En die uitweg is nu door deze staatsbenoeming gevonden.

— Vindt je dat dan niet goed?

— O ja, ik vind 't best. 't Is voor beide partijen een uitkomst: voor de Vrije, die een ongewenscht element kan loozen, en voor prof. Buijtendijk, die nu „vrij" wordt.

Maar men moest zich nu ook een beetje dankbaar toonen, dat er nog Rijks Universiteiten zijn, men kan ze nog vaker noodig hebben.

— Voor prof. Zevenbergen bedoel je?

— Bijvoorbeeld.”

Zoo luidde een „samenspraak" in het Weekblad voor Christendom en Cultuur.

Ik heb altijd gedacht, dat dergelijke samenspraken gewoonlijk verzonnen stukjes waren, maar tot mijn verbazing heb ik ontdekt, dat deze samenspraak werkelijk gehouden is. JMijn kennissen, de Cultura's (met de bekende appelwijn hebben ze niets te niaken, al gelooven ze, dat alles wat van „cultuur" is afgeleid bij ben in die familie hoort — behalve de bietencultuur, die is hun te bonkig en te Zeeuwsch) mijn kennissen de Cultura's dan hadden me te logeeren gevraagd. Ik nam het aan, om redenen, die hier verder niet ter zake doen. Toen ik 's avonds bij hen kwam, had ik nogal hoofdpijn, ©n begaf me vroeg ter sponde. Bij de Cultura's was een juffrouw Zoetsap op visite, — U weet wel die aan de Ireners verwant is. Én sinds eenigen tijd is die juffrouw verloofd met een Leijenaar, niet van de familie Peuëraar, maar van de tak van de Roessinghs. Die jonge menschen — jong, dat zeg je zoo vanwege de verlovmg — ze zijn overigens de eerste jeugd al door, vooral zij — die jongelui dan, praatten nog al luid. En toen heb ik inderdaad gehoord, dat gesprek, dat Het Weekblad bovengenoemd zoo indiscreet is weer te geven. Want tot zoover, als het hier boven staat, is het gesprek werkehjk écht.

Maar het is niet af. En nu lean ik er niets aan doen, dat het huis van de Cultura's wat licht is gebouwd — maar ik heb het heele gesprek gehoord, • van A tot Z. En omdat ik ervan houd, dat de dingen eerlijk en niet tendentieus worden weergegeven, meen ik, dat het slot van dit gesprek écht moet worden weergegeven. Tat zijn we aan de eerhjkbeid verplicht.

Welnu, het gesprek werd aldus voortgezet:

De Leijenaar onderbrak opeens het gesprek, dat tot dusver door meneer Cultura en juffrouw Zoetsap was gevoerd — en zei:

— Zulke dingen zeg je anders niet in "t publiek, al denk je ze....

— Ieder denkt ze, verdedigde meneer C. zich.

— Ook de gereformeerden zelf?

— O, die, je weet, dat we allang niet zoo heel veel omgang meer met lien hebben; en dan, och, dan zeg je wel eens wat, ook al is het minder fijn. Bovendien, ik verkondig m ij n meening en ik heb met die van de gereformeerden • niks te maken.

— Die staan dus buiten de familie, wilt U zeggen — viel juffrouw Zoetsap in.

— Nou ja, eigenlijk wel. Wij hebben nou eenmaal het monopolie van cultuur; en dan weet je, dan is het moeilijk omgaan met anderen.

Meneer Leijenaar zweqg, en het gesprek ging vérder weer tusschen de eerste twee.

— Vin-je het geen overbodige weelde overigens, zulk een eigen Universiteit te hebben?

— Natuurlijk, — wat meer zegt, het is een domheid. Waarom is dat alles noodig? Hebben wij niet onzen invloed? Is er bij ons niet een plaats voor ieder die wetenschappelijk is aan de rijksuniversiteiten ?

— Je wilt zoggen....?

— Wel wij hebben de gelegenheid om onze beginselen uit te dragen, zonder dat we zoo'n inrichting ' op eigen houtje erop na houden. "Vooral in de laatste jai'cn is dat heel goed geworden.

— Beter dan vroeger?

— Och, wat zai ik zeggen, — we hebben nogal steeds geen reden tot klagen gehad, maar in den laatsten tijd hebben we zoozeer ons best gedaan, dat Ave werkelijk al onze krachten op een leerstoel zien iVloet je begrijpen, wouwen ze in Uteecht zoowat de heele zaak gereformeerd maken. Hebben we «auvr een stokje voor gestoken. Hebben lekker iemand be­

noemd, die ons beginsel vertegenwoordigt — ü bedoelt?

— Weet-je niet, toe-die man op wien ze nog wat te zeggen hadden, dat-ie al wat oud was Nou, wij laten ons beginsel niet zoo maar aan den kant zetten

— Maar-è-wie betaalt dat allemaal?

— Nou dat is ook ©en vraag, zég.... Natuurlijk

het rijk, natuurlijk ieder burger En daarom moet je geen gereformeerden dulden aan een Universiteit — die menschen zijn niet van de familie van wijlen uw eerwaai'den grootvader Irener — en daarom zijn ze erg lastig, zijn ze ook onduldbaar aan een Universiteit, die door iedereen, dat wil zeggen, ook door ons, is betaald.... En ze hebben zooveel „beginselen”.

— Maar....

— Wat .... „maar”. (Meneer wond zich op). Wat maar, zeg ik....

— Maar als je dan die Gereformeerden niet dulden wilt aan een van onze rijksuniversiteiten, wie betaalt dan do Vrije? Daar praat je ook over mee — hebben wij daar ook aan te betalen?

— Ja ook al een paar cent. Maar daar gaat 't niet om. Weet je niet kind, dat wij den toon • aangeven? Dat wij tenslotte alles zeggen mogen? Dat wij overal onzen neus insteken mogen? Dat niets voor ons veilig is? Zooals de centrale recherche recht heeft overal zich ongevraagd mee te bemoeien, zoo zijn wij geroepen mee te werken, dat het zedelijk peil van de samenleving niet naar beneden gaat. Wij zijn de menschen van de cultuur....

— En....

— Nou wat .... „en" ....? Even kwam het oude bloed van de juffrouw spreken....

— Van christendom .... en cultuur.... Meneer Leijenaar deed heel gek. Ik hoorde een raar geluid. Maar ik was er niet bij, dus kon ik niet zien, wat er gebeurde, 'k Geloof, dat-ie een mengeling van lach en hoestbui liet hooren. Misschien heeft-ie 'zijn neusdoek gebruikt. Natuurlijk om een traan weg te pinken.

Het gesprek stokte even. Ook meneer Cultura zweeg. Ik denk, dat hij een Havanna opstak. Hij rookt het merk „Stompkoppen”.

Juffrouw gesprek. Z. redde de positie. Ze hervatte het

— Maar je zei daarstraks, dat ze aan de Vrije geprobeerd hebben Prof. Buytendijk k-wijt te raken. ... Hebben ze hem ons dan opgedrongen ? Hoe is dat gegaan?

— Welnee, de man is natuurlijk gevraagd, want wij wouwen hem ook wel hebben....

— O — zooooo....

— Ja, zie je, een professor solliciteert niet....

— Nou, maar dan kun-je ook niet spreken van „loozen", of van „een uitweg om hem kvrijt te raken", die door de gereformeerden gezocht zou zijn.... Immers wie begon er dan mee om hem in Groningen te krijgen?

— Wel Groningen zelf natuurlijk....

— O, zoooooo....

— Enne .... dan het geval met dien professor in de rechten.... Hoe vind-je dat dan....?

— Ja, nou je inlichtingen zóó zijn, nou weet ik niet, wat ik zeggen moet....

— Hoe dat? Je wilt toch niet zeggen Meneer C. v; erd min of meer geprikkeld....

— Ik wou alken maar zeggen, dat het misschien het beste is, dat we ons er niet mee bemoeien.... Ik dacht altijd, dat de anti's karakter genoeg getoond hadden, dat als ze werkelijk iemand niet langer hebben wilden, ze 't ook wel durven zeggen....

— Meid je bent....

— Nee, dat heb ik gelezen in een brief van den ouden Gunnink....

— Maar, — viel opeens de Leijenaar in, — zouden we nou eens niet over wat anders praten? Wat hebben jullie toch altijd een belangstelling in de zaken daar aan de V. U. — en in de dingen van Gereformeerd Nederland in het algemeen.... Ttek nou toch eens even de conclusies uit je eigen woorden Koel.... (Zoo wordt meneer Cultura met een studentennaam genoemd, als bij afkorting en met duitsche uitspraalc van de beginletters van zijn naam.

We hebben nou gehoord: je wilt de Gereformeerden 'geen rijksuniversiteit laten, want daar betaal je an. Je bemoeit je met de V. U. en daar betaal je niet an. Je bent as 'n wezeltje zoo blij, dat je die knappe Prof. Buytendijk aan een rijksuniversiteit hebt kunnen krijgen — een man, die een wereldnaam begin te krijgen! — en "je scheldt op 'de V. U. en je zegt, dat zé hem wegstuurden.... Je snapt van de kwestie van 'Prol. *2event)ergen niks....

— Nou....

— i^Tee, Koel, protesteer niet, fe snapt ér nilts van — je öent nou eenmaar niet zoo cfögmatisch bif, en ]e doet al proteïïeën, waarvan ze in gereformeerde kringen nooit hebben gehoord Koel, as je niet van zulke goeje familie was, dan zou ik zeggen: Koel, je bent een bemoeial, en een mensch, die met twee maten meet.... En niet altijd even fijn .... vooral niet tegen „de fijnen”....

Nou weef je ’t Koel....

Koel zweeg.

Mevrouw Cultura serveerde thee en offreerde een bonbon — 't was a man de amère sucrée .... zei Mevrouw Cultura Ik peinsde, of ik somwijlen droomde....

Toen speelde juffrouw Z. op de piano: „Een oud liedje opnieuw getoonzet”....

Daarbij viel ik . in slaap....

Even nog hoorde ik:

Wie telkens in den spiegel ziet.... En zich met schoonheid vleit

Ja, ja, het is maax een grapje. Maar het eerste grapje was toch geen zier meer waa'rd dan dit.

„Broeders des Heeren”.

Dr D. J. r. Katwijk komt nog terug op de vraag, of iMaria behalve Jezus nog andere kinderen lieeft gehad. Hij zegt, dat ik zwaai met het professorale zwaard. Volkomen juist; ik deed dat in navolging van hem zeli, die met het óól; ; professorale zwaard van Dr A. Kuyper eerst had .gezwaaid.

Overigens merkt Dr v. K. op, dat hij door mij (maar hij bedoelt: Prof. Grosheide) niet is overtuigd. Maar d^ persuasie in dezen zin was mijn bedoeling niet; daarvoor zijn enkele volzinnen niet genoeg-Het eenige, wat ik bedoeld heb, is dit: Dr v. K. had geschreven, , dat men een ketter als wijlen Helvidius „m o e s t z ij n", om te gelooven, dat Jezus niet Maria's eenig kind geweest is. Dat stond in een kerkbode voor het Westland. En daartegenover wilde ik even stellen de nog al nuchtere opinie, dat de vroegere predikant van 'Schipluiden, Dr F. W. Grosheide, zegt: Maria had lm e er kinderen; en dat de tegenwoordige predikant van Schipluiden verklaart: Maria had niet meer kinderen; en dat de kerkbodelezers van het Westland nu veilig gaan, als ze denken: de geleerden zijn 't niet eens en wij hebben dus niemand voor een ketter/ aan te zien die er net zoo over denkt als de vroegere' predikant van Schipluiden.

Dat was alles. Ik zwaaide eigenlijk niet met een professoraal doch met een pastoraal zwaard; en het was opgepoetst in de pastorie van Schipluiden. Dat Eli' V. K. het niet kwaad bedoelde, stond bij; mij vast. Maar sommige lezers ruiken al ketters als de se hr ij vers maar naar den zakdoek grijpen. Overigens zou de mogelijkheid, door Ör v. K. geopperd, dat Roomsche schrijvers konden wijzen op protestantsche overschatting van het huwelijk, eerst dan mij verontrusten, als het bleek, dat een ander of ik de Schriftgegevens verwrong naar deze vooropgezette opinie, om toch maar te bewijzen, dat Maria na Jezus kinderen moet gehad hebben. Maar de zaak staat zóó, dat de gedachte van letterlijke broeders van Jezus op het eerste gezicht uit den tekst schijnt te vloeien; terwijl *ie er anders over denkt, toch altijd een beetje „boomen” moet.

Overigens van harte de vrede. En de ketters: R. I. P.

K. S.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 27 februari 1925

De Reformatie | 8 Pagina's

PERS'SGHODW.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 27 februari 1925

De Reformatie | 8 Pagina's