GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Wijsbegeerte in steen.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Wijsbegeerte in steen.

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

(Slot.)

Wanneer we eindelijk i) in een slotartikel spreken over enkele eischen, die onzens inziens mogen en moeten worden gesteld voor de christelijke bouwkunde, dan herinneren we er aian, 'dat door ons van meetafa, aiL gezegd werd, dat natuurlijk niet op finesses kan worden ingegaan. We ontvingen enkele brieven, die vroegen naar bizonderheden. Zoo vroeg b.v. een organist — geheel het eens zijnde met mijn opmerkingen over het „domhieeren" van een orgel-front in een kerkgebouw, — of ook niet dikwerf dit hierdoor kwam, dat véél grooter orgels werden geplaatst, da, n waarvoor de architect plaats had gelaten; gevolg, dat het front builen de nis moet worden uitgebouw'Cl, en het orgel daardoor iets van overwicht verkrijgt, dat het niet hebben mag. Ik antwoord: een axchitect moet rekening houden met een voor onzen tijd en voor de kerk, die hij bouwt, flink orgel. Dat behoort ook bij het plan. Een te kleine orgelnis getuigt van een fout in de conceptie van den bouwmeester.

Maar al noem ik dit geval als voorbeeld — ieder verslaat, dat het niet mijn bedoeling kan zijn op zulke bizonderheden in deze artikelenreeks in te gaan. Mijn briefschrijvers ben ik dankbaar, en hun opmerkingen van waa.rdeering waren mij welkom. Dank voor de va, n onderscheiden dcant uitgesproken waardeering.

Doch nu dan enkele slotopmerkingen.

In de eerste plaats moet va.ststaan, dat een christen-bouwmeester zich bewust is van hetgeen hij doet. En de taal der symboliek èn de sprake der vormen mag niet zóó zijn, dat het den schijn heeft, alsof wij als christenen op het terrein van de bouwkunst géén antithese kennen. De motieven, die ontleend zijn aan een theosofische levensbeschouwing, ook al zijn ze dan van een genie als Berlage afkomstig, gebruike een christen-bouwmeester niet. Immers juist voor hem, die zijn Averk verstaat en begrijpt, zal dat werk een taal spreken, die onder ons een wanklank beteekent.

Ten tweede zij men vooTzichtig met het overnemen van de beschouwing, die de moderne coryphaeën der bouwkunst hebben omtrent de historie. Merkwaardig - is het, dat men algemeen erkent, dat de bloeitijd van het Calvinisme aan Nederland monumenten van. bouwkunst heeft geschonken. De huizen op de grachten te Amsterdam zijn toch voor het grootste deel in dezen tijd van bloei onzer beginselen gewrocht.

Doch let nu op: men vindt die huizen heel mooi; men vindt ook nog vele andere dingen mooi; en bij dat andere wordt breed uitgemeten over den geestelijken achtergrond der dingen. Maax slechts uiterst zelden vindt ge een onderzoek ingesteld naar de ideeën, die toch wel het bouwen van deze gracht-huizen moeten hebben beheerscht.

Dat daarin niets opzettelijks was — maa, r dat men _als vanzelf uit de heerschende (beginselen (en dat is toch ook volgens de woordvoerders der hedendaagsche bouwkunst hét ware!) zijn kunstwerk deed verrijzen, moest toch wel eens aanleiding geven om na te gaan, welke principes dien tijd beheerschten.

Maar men laat dat gemeenlijk na.

Welnu, hier ligt een taak voor onze christenbouwmeesters.

Wanneer anderen zich niet schamen motieven en principes van Buddha-vereerders en dergelijke over te nemen, waarom zouden wij ons dan schamen, eens te denken — niet aa, n een copie, — maar aan een verwerken van de ideeën onzer groote vaderen. Die trouwens zelf ook weer niet geheel oorspronkelijk waren. (Zie hetgeen Berlage zegt over Jacob van Campen). Maar wa.t is er wel oorspronkelijk — énkel oorspronkelijk — in deze wereld?

En ligt het niet voor de hand, dat — w.aar de beginselen ook het bouwwerk beheerschen, — nu in een tijd van weeropleving der Calvinistische principes de bouwwerken uit den goeden Calvinistischen tijd de belangstelling „onzer" bouwers hebben?

Ten derde — over het karakter van de wcning spraken we reeds voldoende. De nieuwe school die ik va, n harte hoop, dat eens komen zal, zal deze gedachte vast moeten houden, da, t ook de • stadswoning eigen, individualiteit moet hebben.

ïen vierde, men toetse sommige beweringen ook die van christelijke zijde werden gedaan, vvèl aan de werkelijkheid en aan d© ipr-actijk. Of het b.v. waar is, da.t de horizontale lijn in den heidenschen en de verticale lijn in den christelijken geest steeds het beste past, zouden we wel wagen te betwijfelen, wamieer die stelling zóó zeer algemeen wordt uitgesproken. Op; het enkel gezegde van iemand met een min of meer dichterlijke visie op het leven mag zulk een bewering in ieder geval niet worden overgenomen. Merkwaardig is het b.v. reeds, dat bij den bouw van den tempel te Jeruzalem de kwadraat-of de kubus-vorm veel meer beteekende, dan de opwaa.rtsche lijn.

En tenslotte, men late zich nimmer van de wijs brengen, door wat schijnbaax objectief gegeven is, en als zoodanig door allerlei mensclien van de moderne gedachte naar voren wordt gebracht. Wat men b.v. a.ls objectief ivaststaande zeide omtrent de middenevenredige, bleek ons immers meer een pogen, om een objectieven schijn aan de dingen te geven, dan een vastleggen van een wet, die met voor ieder niet dwingende noodzakelijkheid haar invloed doet gelden. Men houde, bij het vinden van z.g. objectieve gegevens 'door de moderne scholen, steeds in het oog, dat er een zeer sterke poging wordt gedaan in onzen tijd, om de subjectieve meeningen een schijn van voorwei-pelijke waarde te geven.

Hebben we hiermee eenige korte opmerkingen, die ten deele herhalingen zijn van wat breeder werd uiteengezet, naar voren gebracht — op een tweetal punten moeten we tenslotte breeder wijzen.

In de eerste plaats dit: men vergete nimmer, dat de grooiste kunstenaar en bouwmeester onze •God is. En dat niemand het Hem verbeteren kan. Daarom zal het voor ieder bouwmeester eisch zijn, zijn bouwwerk zóó te maken, dat het aansluiting vinde aan de natuur rondom. De wanstajtelijke gedrochten van onrust en smakeloosheid, die dikwerf in de kostelijkste natuur-omgeving, ook door christen-bouwmeesters zijn gebouwd, getuigen öt van een volkomen gebrek aan smaak, óf van een afwezig zijn van het noodige respect voor het werk Gods, en het opdringen van eigen werk boven de werken, die onze G-od in de omgeving ten toon spreidt.

is het eerste geval aanwezig — is iemand wél bouwkundige, maaT geen bouw kun stenaar, laat hij dan uiterst voorzichtig zijn, en nimmer zich wagen aan een illustratie van datgene, wat God schoon heeft gemaakt. Juist de menschai zonder eenig kunstgevoel moeten in de bouwkunst meer dan gewoon voorzichtig zijn.

In het tweede geval — waar de bouwmeestar eens „wat moois' 'wil maken, terwijl hij wél kunstenaar is — vergeet hij daai toch zeker zichzelf, en zijn christelijk beginsel. Immers de christenkunstenaar buigt zich in aanbidding voor de majesteit van G-ods werk, en tegelijk bewondert hij de steeds weerkeerende eenvoudigheid van alles wat 'God doet.

Daarom is een druk, opzichtig gebouw, in rus-

tige omgeving, hem een vloek tegen 'de schoonheid van 'Gods schepping.

Daai'om is het een edit christelijk beginsel, dat de woning, dat het gebouw, zich aansluite aan de omgeving. Aan de omgeving, zooals die gevormldi wordt door de werken, die God laat zien. Maai' ook aan de omgeving, zooals die de werken "der menschen laat zien.

In het stille dorp, waar men zijn eigen bouworde sinds eenwen had, doet een erg moderma iiieuwerwetsche villa steeds leelijk, indien ze niet in bouwwijze en architectonische opvatting zich aansluit bij de bouwwerken uit de omgeving. Een christen heeft ook oog voor de harmonie en de evenwichtigheid der dingen.

En hier is ook een taak yoor hen, die laten bouwen. Ergens in Overijsel is een do-rp, waar de oude huizen alle gebouwd zijn .naa.r het Saksische model. Het doip is echt evenwichtig van architectuur. Maar juist aan den buitenkant van het dorp staan eenige woningen, die wel zóó weggeloopen schijnen uit een rijtje stadshuisjes. En waar ze hier alleen staan, lijken ze preoies groote lucifersdoozen, die op haar langsten zijkant staan.

Zie ook bij onze menschen moet het besef doordringen, dat alles wat wij doen een taal spreekt omtrent ons innerlijk zijn. Daarom zal een serieus levend christen ook de vraag, hoe zijn huis er van buiten uitziet, niet een kwestie vinden' vian geheel ondergeschikt belang. Wie fijner voelt, ziet toch in zijn huis iets van zijn geest. Daarom z, al een serieus christen, wanneer hij bouwen gaat, den raad moeten inwinnen van een ernstig christen-architect.

En aan onze menschen mag ik dan wel vragen: zie het als eisch van uw beginsel, niet alle geld te geven voor ruimte en gemak in uw huis, maia, r laat ook het uiterlijk van uw huis desnoods iets meer kosten — ge legt er een getuigenis door af, omtrent de vraag wie gij zijt, en hoe gij u in het leven openbaart.

Wij moeten als christenen ook meewerken om deze wereld zoo mooi mogelijk te maken. De gaven van de algemeene genade moeten we zóó op prijs leeren stellen, dat ze ons blijkbaa, r ook een offer waard zijn.

En tenslotte.

Ver blijve toch ieder christen-bouwer en ieder christen, die bouwen laat, van de moderne gedachte, alsof door de schoonheid der samenleving de geest van den mensch zóó zou worden beïnvloed, dat 'daardoor welhaast een edeler en beter menschenras zou worden geboren. Ook in de beste en mooiste huizen blijft het gedichtsel van des menschen hart boos.

Vandaax dan ook, dat bouwkunst VOOT ons nimmer een stuk religie is, zooals het de godsdienst werd van menig modern kunstenaar.

Onze godsdienst gaat uit boven het behoefte hebben aan tastbare vormen. Er zij evenwel harmonie tusschen onzen godsdienst en de tempels, waarin wij onzen God dienen. Miaar waar en juist gezegd blijft hetgeen Dr A. Kuyper opmerkte in , , Het Calvinisme en de Kunst”:

„En zoo nu is er geen eenheid in uw kunstopenbaring denkbaar dan onder de bezieling van een eeuwig schoon, dat uit de bron van het Oneindige ons toevloeit en ons tot het Oneindige opheft. Zoo kan er dus geen karakteristieke allesomvattende kmiststijl opkomen, dan tengevolge van de, eigenaardige aandrift, die uit het Oneindige in Qns innerlijk aanzijn werkt, en overmits nu de religie daarin juist van intellect, zedelijkheid en kïmst onderscheiden is, dat zij alleen de gemeenschap met den Oneindige in ons zelfbewustzijn tot stand brengt, is het roepen om een eigen kimststijl, buiten verband met uw religieus beginsel, eenvoudig ongerijmd.”

Ook „in steen" alzoo een eigen „levensbeschouwing".

Daartoe onze menschen op te wekken, vras het doel van deze artikelen.

En al zal geen enkele eeuw zien, dat het Calvinisme volmaakt het ideaal bereikt — we wenschen toch van harte, dat in onze eeuw christen-bouwmeesters. Calvinistische bouwmeesters, zich .vrij maken van de overheersching der half-heidensche beginselen.


1) „Eindelijk" — een vorig slotartikel, ongeveer gelütluideïid met dit, geraakte op de post te zoek. W.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 27 maart 1925

De Reformatie | 8 Pagina's

Wijsbegeerte in steen.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 27 maart 1925

De Reformatie | 8 Pagina's