GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

POPULAlR-WTEN-SCHAPPLIJKE SCHETSEN

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

POPULAlR-WTEN-SCHAPPLIJKE SCHETSEN

13 minuten leestijd Arcering uitzetten

Eros of Christus. VI.

De middeleeuwsche Dante heeft dan ook aaa vele Roomsche jongere dichters den weg van Beatrice gewezen, niet alleen tot de schoonheid, die van alle zijden hem in hel natuurleven boeit, maar ook tot Gods worstelperk: Uolgotha.

Wie zich herinnert, b.oe Sclileiermacher de erotische omhelzing Gods tot de geboorte der religie verhief, zal bij: de Roomschen van dezen tijd analogieën kunnen vinden.

De uitwerking van de Beatrioe-gedaclite tocli neemt zeer onderscheiden vormen aan. De Roomsche vereering van Maria is de aanroeping van „Beatrice" als ontdek-ster van schoontieid en liefde wel zeer bevorderlijk geweest. Prosper van Langeiidonck noemt haar óók j, vlekkelooze maagd", al ze^gt hi} erbij, dat Beatrice niet alleen uit Gods adem. maar ook uit zijn rib geboren is. i) Zijn ziel vangt op, als godentaai, wat van haar lippen viel:

Geen daad, geen woord, hoe zonderling in schijn, Die ooit het wezen dezer liefde schendt....2)

Beatrice wordt zoo degene, die opleidt tot Golgotha, tot Maria, tot Christus; ja, zij doet wat óók de Christus doet: zij openbaart aan de dichterziel het geheim van God en van het heelal.

Zij leidt tot Golgotha op, Beatrice: als iemand een gedicht geeft over „Goede Vrijdag", dan gaat de „blonde engel", Beatrice, voorop om in den proloog den weg te wijzen. 3)

Zij leidt tot Maria op, deze Beatrice. Anton van Duinkerken spreekt Dante toe:

Uwe liefde leert ons: heilige diepten te lezen in d' ogen uwer Gelukzalige en met Sint Bernard tot de Moeder Gods te gaan.*)

Men weet, dat ook bij Dante Beatrice leidt tot Bernardus, en deze weer opvoert tot Maria, die dan de laatste gids wordt tot de waarachtige schoonheid van den hemel, die ook de diepten van God en het geheimenis van den Christus ontdekt aan de ziel van wie liefheeft. Zóó wordt nu óók door deze jong-roomsche Maria als de volmaking van Beatrice gezien. Daarmee bewijzen ze, dat niet alleen uit theologische, maar ook uit aesthetische overwegingen Maria de minnaars van haar naam ontvangt. Het zijn immers de dichters, die haar aanroepen, gelijk eens Dante zijn Beatrice:

Wij vragen om ‘t klaar en wijd uitzicht over de wereld, waar we leven, en om 'n liefde: Okeanos, ' vloeiend om alle land, dat bloeiend of dorrend ligt onder de zon van uw prachtige [Zoon.

Geef ons üw ars poëtica, en tot loon 't geluk van 'n mens-kind op de toon van ons lied, en 'n deel van uw ootmoed, opdat wij niet verarmen. 5)

Zoo wordt iVIaria meer dan de hemelkoningin van Rome's theologen; zij is, maar dan op gezag van de Beatrioe-vereering, óók de patrones van Rome's dichters; en onder hen is er één, wiens zusje „onder de appelboomen van Limburg speelt met de emblemen van Maria's kuischheid". 6)

En gelijk nu de Middeleeuwen de hooge namen van heiligen en van Maria zelf hebben ingedragen in den cirkel der zeer intieme en nabije dingen, zoo gaat het nog. Is eenmaal op den weg tot God en tot Christus; Beatrice als gids erkend, dan komt Beatrice in duizenden gelieven terug. Jos. Verjans spreekt straks zijn „liefke" aan: „kom dan; wij gaan dicht-aaneen, mijn arm om je schouder, de hoogte, op .... Wij stijgen, stijgen ... Plotseling... staan we op den kam der bergen ... Drie kruisen staan zwart op den bergkam, twee terzijden en één in 't midden; de twee terzijde zijn leeg — aan 't middelste hangt, hoog en stil-lichtend, in évenbleek-paarsi|ge glans, 'n doornenkroon om 'tdoode hoofd, 'n p r a c h t i g M e n s c h. Christus ... fluisteren onze stemmen tegelijk. Wij knielen ..." 7).

Men hoort het wel: Dante heeft niet alléén de gave van het bezit van Beatrice. Ook anderen zijn er, die toet hun „liefke" den weg weten naar Calvarie; die in Eros den paedagoog tot Christus hebben gevonden, en niet meer in de wet. „Jezus staat in de wereld, en alle leven, iedere daad, iedere verrukking en iedere pijn is 'n tak aan den boom: Jezus. Ook de liefde voor et meisje." 8)

En in deze woorden ligt geen overdrijving. Alle jongroomsche dichters wedijveren — men vergeve het woord — om te bewijzen, dat ze dat toch wel meenen-

Tusschen de fijne zielen der dichters en de' heilige harten van de vanwege de kerk gecanoniseerden, moge dan al een verschil in graad van waarnemingsscherpte en - innigheid bestaan, een verschil in wezen kan er natuurlijk niet zijn, volgens deze dichters. Waarom zou Franciscus van Assisi alleen zijn Meester hebben genoten, en waarom zou de ootmoedige Geertruid alleen de fluistering van Jezus' stem hebben ontvangen? De kwetsuren dezer heilige liefde zijn er toch immers ook in het hart der dichters van God? De heihge Geertruid (gestorven in 1301), die in verrukking van liefde Jezus heeft gevonden en zijn stigmata, zijn litteekenen, heeft gedragen in het lichaam, zij predikt de „bruiloftelike verrukking van Jezus in Geertruid, en Geertruid in Jezus", zegt een Roomsche. 9) En weliswaar klaagt hij bezorgd, dat het zoo zwaar voor ons is, in deze hefde tot den Bruidegom op Geertruid ook maar in de verte te gelijken, maar de onbezorgde dichters komen hem haast gerust-stellen: hun belevenissen dragen het mysterie der groote liefde óók in in den omgang van God en hun ziel. Wies Moens b.v. kom, t tot den heiligen Vader Benedictus „zooals ik ü ken uit de verhalen van moeder en de Vijf schitterende Wonden' geslagen in mijn kindsheid".

Het is duidelijk, dat de blijde vertooning van den Christus aan het einde van den weg van Eros, ook al is Beatrice of Maria op dien weg geleid ster, de verschrikkelijkheid van Hem wegneemt en Hem in glans zet Reeds hoorden wij spreken van den „prachtmensch". Aan de middeleeuwsche verzinnelijkirig van de blinkende wonden Christi herinnert ook Miek Janssen:

Zij (Maria) ziet de smarten aan Van 't Kind, door God gezonden. Zij ziet zijn mdde bleekte aan 't kruishout slaan, . Zij ligt in 't purper van Zijn groote wonden...10)

Ja, die „purperen wonden" zijn er altijd, zoo vaak Eros exegeet van Christus wordt. Het is een roomsche, die schrijft (hoewel onder nadrukkelijk protest van andere roomschen):

Geronnen bloed robijnt Het vleklooze elpenbeen Dier uitgeteerde leen. Wijl speer en nagel schrijnt tot schuldelooze boete. Die zijde, handen, voeten.

Doorkorven vleesch, dat prijkt Met wonden overveel Als brandend-schoon juweel Het neigend hoofd verrijkt Een kroon van roode droppen Als ronde rozeidcnoppen. 11)

Een ander. Prosper van Langendonck, zegt het maai ronduit, dat hij niet den bleeken Christus verdragen kan; want waar de „al-liefde" in zijn harte brandt en die al-liefde hem ook het heelal doet verstaan (dat is weer de weg van Beatrice, van Eros), daar wordt de ruil gedaan: Christus de bleeke, die voor de zonden van het menschdom lijdt, maakt plaats voor den Liefdegod Jezus:

Hoe heerlijk daagt de groote Liefdegod, , vergeving zaaiend met zijn milde handen en Liefde prijzend als het hoogst gebod.12),

een aanprijzing dus der liefde, die, let wel, geheel en al is losgemaari van het kruis, waaromheen het woedend „volksgespuis".

Ja, het bloed van Golgotha heeft op het feest van Eros niet de taak der verzoening. De Bijbel, als hi] spreekt over het „Lam Gods", legt het punt van vergelijking^ tusschen het lam en den Christus een heol enltelen keer in de stemmeloosheid, waarmee het het lijden ondergaat, maar toch vooral in het

wegstroomende offerbloed. Zelfs het visioen van Johannes op Patmos verbindt in den hemel nog de prediking van Christus' hoogheid aan die van zijn lijden, dat Hij éénmaal volbracht heeft; want: Johannes ziet een „lam, staande als geslacht". In dat , ; staan" is de heerlijkheid, in dat „geslacht zijn" de herinnering aan de bloedige vernedering te zien; in de verbinding van die twee beelden tot één de gedachte, dat het bloed niet op zichzelf genoeg is, noch in zichzelf een doel heeft. Maar als Wiies Moens '2) het Lam (Christus) prijst, dan is het punt van vergelijking niet alleen het bloed, maar ook „de wol"; en wat het bloed aangaat, het bloed van het Lam stuwt niet naar boven, naar de heerlijkheid, „daarna volgende", doch het komt, en dat is nu echt erotisch, in de smarten en de vreugden der jonge vrienden van Jezus telkens terug. Het spel immers van Erois heeft geen doel, het zoekt de liefde om de liefde:

Dat bun naaktheid worde gekleed met de warm© wol van het Lam, Zijn gulpend bloed tot een lafenis aan de lippen van hen die het leven hebben aanvaard van bet blad, dat zich verdorren laat in onderworpenheid — doorruisend de morgenden en de nachten — en met zijn broeders te gronde gaat voor de eeuwige terugkeer van Uw lenten. Uw ver openbaarde majesteit. Heer, in groen en gewas over de aarde!

Hier gaat, als in Johannes' visioen, de weg van het bloed ook tot de heerlijkheid; maar hoe geheel anders is het nu! Bij' Johannes is er de opgang tot heerlijkheid: en dat is de weg van het heilsfeit, dat God maalrt. Bij Wies Moens is het echter de o m m e-g a n g tot heerlijkheid, de ommegang van het kostbaar bloed; en ommegang is het kenmerk van het erotische.

net is maar een vergelijking, "dat woord over Üe w.ol van bet Lam. Maar ze spreekt meer dan honderd betoogen over de verwording' van de bijbelscbe grondgedachten, bij de aesthetische, erotische Christusgenieting.

Ik verzoek in de nevens-schikking van die twee tegenover elkaar gestelde begrippen: opgang en o in g a n g, geen spelen met woorden te zoeken. Want de tegenstelling tusschen die beide ligt tenslotte in den Bijbel zelf.

Als Maria Magdalena den opgestanen Christus ontwoet, dan wil zij hem grijpen; ©n bet woord, dat de grieksche tekst Jezus in den mond legt, bewijst, dat «) Hem wilde vasthouden; dat zij meende, dat *9 om-gang met den Meester, den Gehefde, den oruidegom van haar ziel, gelijk vooral deze aesthetici ivaafc op onjuiste gronden) haar zien, te kunnen bestendigen. Maar in datzelfde oogenblik heeft Christus tot Maria gezegd: niet de o m-g ang, maar de ö p-g a n g. Niet de om-gang, raak mij! niet aan, houd mi| niet vast. Maar wel de opgang: ik vaar op' tot mijnen Vader en tot uwen Vader.

De dichters buiten de kerk hebben dat mogelijk niet 'geboord; die evenwel van Rome uitgegaan zijb, konden dit weten.

Maar het neemt niet weg, dat hun aesthetische levenskeuze todh knaar protesteert tegen Christus' bestraffing van Maria ©n wederom, (wat óók het gebod is in de school van Eros, en haar eenige leer-gang is), niet den opgang van de daad en het offer van het bloed tot in Gods hemel, waar het bloed, om effect te krijgen, wordt ingedragen in het binnenst heUiigdom, maar den omgang van het offer, en de daad der liefde.

Wilt gij het bewijs, dat wij niet te veel zeggen? Lees, wat A. schrijft In „Roeping” 16):

Gelijk Maria Magdalena in den tuin van Uw H. Graf, heb ik U ontmoet als den schoonen Tuinman in mijn leven en in den grooten tuin der aarde, waar ik woon; en als den kundigen Tuinier van alle schoonheid heb ik U erkend; Maar tot mij hebt Gij niet als tot Maria Magdalena gezegd: „Wil rhij niet aanraJcen!" Christus, 'Wien ik ontmoet als den Tuinman van mijn hart en mijn leven, —waar Gij dichtbij zijt, raken mijne gedachten aan Uwe welriekende haren en mijne gevoelens aan Dvt verheerlijkten mond: zalf mijne woorden en daden."

En als dan deze ziel, die den Hovenier aanschouwde, van Hem zal gaan spreken tot anderen, en die anderen leeren zal, Christus te zien, let wel, in een insect en een viooltjei, ern in de zon, en in den ruimen hemel, en in den vlinder, en in de verbalen van de kindsheid van Christus (het spel, dus, niet d© bloedstrijd in zijn leven), dan zullen die anderen bloem willen zijn voor Jezus, en, omdat hij ook tot hen niet zegt: raak mij niet aan, daajom zullen zij langzaam aan durven: wust Uwe liefde voelen en genieten — en in de eeuwigheid zal dit duren".

Hier is, over Dante en over Scbleiermacher heen, de weg geplaveid, niet voor Christus, maar voor Eros, al wordt die dan ook tot een Christus gesublimeerd.

Want: „liefde is het wachtwoord van de jonge beweging in de katholieke kunst", zegt "©en Hoomsche zelf. i^) Onder meer is zij ook ©en „verwezenlijking, dus oen volgroeiing (I) van het heimwee", het „Godsheimwee" (waaraan de bijbel ons wil laten on t-gr o ei en). Het wachtwoord van deze richting geeft hij aJdus .aan: „Van de zinnen naar den geest, van den geest naar het hart, van het hart naar Go'd." De weg van Eros dus. Het kan niet eerlijker gezegd worden dan zóó: Moens (een van de-vertegenwoordigers, gelijk we zagen) Moens „is de feestelijke hoogtijvierder alle dagen van de week. de zonnige bruiloftsgast, die psalmee'rt onder het wijndrinken en bidt onder het dansen, de dagenmelker inhetgeestelijke als Pallieter in het zinnel ij k e". Geestelijk overgeslagen is dus het zinnelijkheidsvuur; geestelijke erotiek!

En als ge dan nog eens weer leest, hoe de schoone, tot liefde op'gevoerde menschenziel, " neen, kinderziel, van deze dichters wel de schoone verbalen van Jezus' kindsheid te hooren verneemt, maar niet die van Zijn schrikkelijk offer, dat betaalt, toch ook volgens Rome, betaalt voor de zonde, dan weet ge, ook, dat er opzet schuilt in dit vers:

En ‘t jaar (van het kind Jezus) werd oud en 't jaar [werd weder jong

Zoo bij de dertig keeren. En op een morgen van een vroegen dag — De perzikboomen bloeiden en de peren — Vroeg Hij zijn Moeder nieuwe kleereh. Hij zag haar witte lach ... Toen stond Hij vóór haar in zijn wit gewaad Zooals een kind dat in de wereld gaat, Want onze Jezus is een kind gebleven. Hij geve ons, kinderen, het eeuwig leven! i^)

Hier is Christus niet ver van Pallieter en Pan. In elk geval staat hij vierkant tegenover den bijbelschen Christus, die, om^tj-ent dertig jaren oud, zich strekte tot den ^trijd, zich liet doopen in den Jordaan, omdat aUe gerechtigheid-moest worden volbracht, en van den Geest, geleid werd in de woestijn om van den duivel verzocht te worden.

En onwillekeurig kwamen we zoo reeds uit, waar we nu wilden zijn: wij willen vragen, welke kritiek we hebben tegen de verwarring van Eros en Christus, 17)


1) Prosper van Laiigendonolc, Verzen, Ned. Bibl., 1918, bl. 57.

2) a.w. 98.

3) Vgl. art, van G-ysbert Bertels, De Competente Kath. Icridek, enz. Roeping, Aug. 1924, bl. 361.

4) Roeping, lé jrg. 2e dl., bl. 394.

5) Idem, bl. 55.

6) Idem, bl. 381.

7) Idem, bl. 400/401.

8) Idem, bl. 186,

9) Idem, 305.

10) Bij „Advent" door Jan Toorop. De Beiaard, 8e jrg., Ie dl, 261.

11) Vag. Roeping, Aug. '24, bl. 362

12) Verzen, Ned. Bibl. 1918, bl. 84.

13) Roeping, Ie jrg., 2e dl. bl. 155.

14) „Aan Christus”, idem 982—284.

15) Bernard Verhoeven, art. Nieuwe Litteratuur, De Beiaard, Se jrg., 2e dl, bl. 260, 265,

16) Jac. SoHreurs, JW. C, S., Ars Poëtica, 'Beiaard, 8e jrg, , dl, 2, bl, 284,

17) Zie, om te typeerea, ook ^og een artikel van Dr Rapli Kreemers, Coventry Patmore, 1823—1923, Beiaard, 8e jrg, , dl, 1, bl. 438—455,

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 22 mei 1925

De Reformatie | 8 Pagina's

POPULAlR-WTEN-SCHAPPLIJKE SCHETSEN

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 22 mei 1925

De Reformatie | 8 Pagina's