GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

PERS-SCHOUW.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

PERS-SCHOUW.

19 minuten leestijd Arcering uitzetten

„Welwillend? ”

Eenigen tijü geleden heb ik in dit blad den heer Elffers te woord gestaan, toen die de vriendelijfcheid had, mijn brochure over „Grereformeerd Farizeïsme" te betitelen als een duidelijk exempel van een „doen alsof', zooals dat bij' vele' jongere gereformeerde predikanten was te bespeuren.

Ik heb aangetoond, dat in het verband van 's Heeren Elffers' rede de woorden „doen alsof" niet zoetsappigi waren uit te leggen, en toen ervan het mijhe gezegdl

Inplaats van nu aan te toonen uit liet verband van heel zijn artikel dat mijn opvatting van zijn woorden onjuiste exegese ervan geeft, gaat de heer Elffers een paar woorden lichten uit zijn artikel, om dan de rest maar blauw-blauw te laten. En vervolgens neemt hij de vlucht in de „welwillendheid":

En als Ds Schilder nu daarover vele hooge woorden heeft, omdat hij er uit leest dat ik hem en anderen voor huichelaars uitmaak, zie, dan zeg ik allereerst: dat spijt mij, en dan ga ik voort met aa4 te toonen dat hetgeen ik zei door den wel-willendd €ok nog anders kan worden geduid.

Wel-willend, .... graag, maar niet ten koste van de waarhdd. Als het den heer Elffers niet doenlijk blijlrt, zijn beschuldiging te handhaven, en hij ook niet hoog genoeg staat, om zijn aanklacht royaal in te trekken, dan is het welwillend, tegenover hem, zoolang de zaak zoo staat, met hem niet meer te spreken, en te wachten op een eerlijke boete. Daarna kunnen we praten over alles, wat hij maar wil. De heeic Elffers heeft het zich wat gemakkelijk gemaakt' tegenover zijn publiek, door qualificaties, die ik niet tegen zijn persoon richtte, tocli maar daarop toe te passen; en dan zich te beklagen over mijn „hooge woorden". Toch had ik in een persoonlijk schrijven hem al gezegd, dat ik deze uitlegging van mijn woorden niet aanvaardde.

Prof. Roessingh.

Het sterven van prof. Roessingh heeft verscheiden artikelen tot zijn nagedachtenis doen geboren wordeni De waardeering is algemeen.

Enkele citaten volgen.

Eerst „De Hervorming", het blad van de modernen zelf.

Daar schrijft M. C. v. Jlourik Broekman:

Toen hij begon, beeft d, eze en gene zich zorgelijk afgevraagd: Zou hij geêh modem theoloog zijn en zich om het Modernisme heen bewegen?

En waar zal hij dan uitkomen? Ik geloof, dat het toen ook zoo slechts scheen, want Roessingh, met' al wat hij in het Modernisme miste, stond toch op den grondslag dezer wereld-en levensbeschouwing', die principieel een ander uitgangspunt van waarheid ziet dan de Orthodoxie. Wat hem zoo scherp criticus maakte, was een verzet tegen een plat liberalisme in den geloove. Zijn haat keerde zich tegen een vulgair Christendom. Die haat was geboren uit liefde voor 'diepgaand godsdienstig leven. Zijn bezwaren waren veel minder theologische dan rehgieuse. Dit zal Roessingh zich meer en meer bewust zijn geworden; het is toch duidelijk, dat hij zich steeds positiever modern is gaan weten.

Dat een geest als Roessingh zich jaren lang om en in het Modernisme bewogen heeft, is een sterke aanwijzing dat het Modernisme zijn einde niet nabij is. Het is een Mjk op de werkelijkheid Gods, die niet verdwijnen zal, , welke in zijn rechtmatigheid voortgaand bevestigd wordt tegen allen schijn van d> e aleenige suprematie der Orthodoxie in-Kerkehjke verhoudingen van nationalen en internationalen aard mogen ons daarbij niet misleiden noch ontmoedigen.

Roessingh zou zich aan de internationale vrijzinnige beweging niet hebben gegeven, als hij niet Toekomst zag waar men geneigd zal zijn teleurgesteld of verheugd van 'Verleden te spreken.

Dat het Modemisme zoozeer zijn aandacht vasthield, wa, s omdat het hem aUes omsloot wat zich als probleem aan denken en gelooven kon aanbieden-Wat is gelooven, uit welke factoren is het samengesteld; wat is de verhouding der verschillende geestesfuncties die zich Uiten ook in wetenschap en vnjsbegeerte en kunst; hoe openbaart God zich; wat is het wezen van Christus?

In hetzelfde blad lezen we van H. G. v. Wgngaarden:

Hij doorreisde ons land en de wereld, zocht contact met allerlei bewegingen, met vooraanstaande menschen en was mede daardoor de geschikte persoon om het internationaal vrijzinnig-godsdienstig leven te leiden.

Vooral ook hier 'lag' zijn beteekenis.

In andere tijden zou men allicht aan een anderen leidsman behoefte hebben gehad, aan een, die meer voor de oude Amerikaansche methode gpvodd©, om in schitterende wereldcongressen dei 'beteekenis der liberale godsdienstige opvattingen te demonstneeren.

Nu na den oorlog, nu allerlei gevoeligheden moesten ontzien worden en voorzichtig de banden weer geknoopt, was deze bedachtzame, degelijke, in het internationalisme geloovende theoloog uit een neutraal land, de aangewezen president. Met den .secretaris dr Drummond deelde hij het inzicht, dat door persoonhjk bezoek en vertegenwoordiging bij de landsgroepen het besef der saamhoorigheid moest worden gewekt.

In de (Groene) „Amsterdammer" merkt in gelijken geest ds W. Mackenzie op:

Voor het gemeenschappelijk werken deir vrgjzinnige kerken zette hij zijn kracht in. Hij gaf dea stoot aan de instelling van de Centrale Commissie Toor het vrijzinnig Protestantisme. Hij trok de groote lijnen. In het internationaal vrijizjnnig Christendocm was hij de stuwende en bindende kracht. De beweging van de Oude Woodbrookers in Holland was niet 't minst zijn werk. Voor de vrijzinnige Jongeren-bewe* ging in ons land was bij de denkende kracht, hij bakende den weg er voor af — hij sprak het perste en het laatste woord. Met zijn breeden en diepen geest was hij in zooveel ander gemeenschapsleven, in , grooter of kleiner kring, de door ieder aanvaarde leider. Waar hij zich bewoog leidde hij; ondanks zichzelf. En velen, velen gevoelen zich verweesd nu, zonder hem.

Uit het „Algemeen Weekbl. v. Christendom en Cultuur" knippen we van de 'hand van dr M. van Rhijn:

Bij dit alles behoeft het niet te verwonderen, dat Roessingh ook in meer „rechtsche" kringen.zeer werd gewaardeerd. Er waren voor meer orthodox gezinden oogenblikken, dat zij zich geestelijk volkomen biJ! hem thuis gevoelden. Persoonlijk bezocht Roessingh een 'N.C.S.'V.-conferentie, hij schreef in de „Overdenkingen", hij vertoefde ook in „rechtsche" leringen niet zelden en gaarne. Op een Zondagochtend kwam hij plotseling de studentenbanken in de A-kerk te Groningen binnen, waar T)s Dippel dien morgen preekte, Roessingh ging stil naar huis, even stil als hij gekomein , was. Des avonds verklaarde luj, dat hij met zoo heel veel genoegen naar de predikatie over Filipp. 2 had geluisterd. Zeker, er waren stellig oogenblikken, dat men elkander niet onmiddellijk vond. Roessingh kon zoo oi-thodox preeken, dat geen rechtzinnig predikant het hem had kunnen verbeteren. OnmiddeUiJk daarna verraste hij u met een element levend Modernisme en drong hij u tot een herhaalde overdenking van zijn veelzijdige persoonlijkheid. D'© Bijbel was voor hem niet het hoogst denkbare stichtelijke boek, maar ik geloof niet, dat er veel boeken waren die hij zoo liefhad, als den Bijbel. Hij' kon zich in de , oud-christelijke waardeering der Opstanding van Cliristus niet vinden, maar hij sprak over gestorven en •opgewekt zijn met Chiistus en meende evenzeer, dat pien de mystiek van Paulus en Johannes zelf aan den Christus der Evangeliën moet hebben ervaren, om dan daarna in eigen tijd van hieruit te leven. 'Sprak hij over de absoluutlieid van het Christendom, dan kwam hij theoretisch niet verder dan Troeltsch, maar ik geloof, dat hij met zijn hart uit de absoluutheid van het Christendom leefde. Persoonlijk weet ik, dat hij zich in de laatste jaren ook gaarne in het probleem der verzoening verdiept had.

En, om van de door dr v. Rhijn geconstateerde waardeering ook van rechtsche zijde een staaltje tegeven, in „De Bazuin" schrijft prof. Hoekstra:

Ook voor ons, die, op religieus en theologisch, gebied, tegenstanders van den overledene waren, had Professor Roessingh zooveel dat sympathiek was.

Roessingh was vrijzinnige pur sang. In de historie van het oudste christendom, zooals dit in de H. 'Schrift wordt verhaald, was er veel dat hem zeer onzeker was. Ten opzichte van het historisch karakter van het oudste christendom was hij naar zijn eigen woorden „tot een zeer radicale scepsis geneigd". Het Nieuw-Testamentisch Christusbeeld stond voor zijn geest, niet een historische persoonhjkheid. "Van de z.g. historische critiek rukte hij zich geen oogenblik los.

Toch maakte hij op een ieder die voor den historischeii Jezus der Schriften als den Christus Gods buigt, een veel aangenamer indruk dan de oud» modernen.

De oud-modernen waren verstandsmenschen, pure rationalisten. Ze sloegen er in hun critiek wild op los.

Van die verstandsoverheersching moest Prof. Roes-, singh niets hebben. De critiek, die hij in zijn dissertatie over de geschiedenis van het modernisme in Nederland op de school van Scholten en Opzoomer uitbracht, was scherp en raak.

Roessingh kwam op voor de rechten van het hart in de religie. Hij was een religieuse natuur. In zijn boekje over het Rechtsmodemisme heeft hij een poging gewaagd, de vrijzinnigheid op nieuwe wegen te leiden en haai' na de koudheid van het rationalisme weer te brengen tot de warmte van het mystieke, religieuse leven.

Op bladzijde 38 van het zooeven genoemde geschrift komt de volgende merkwaardige passage voor:

„Toch aarzel ik geen oogenblik om te spreken van het heil, mij geschonken in Christus; toch weet ik, dat de aanraking met Christus voor mijn leven van de meest beteekenisvolle gevolgen is geweest, dat ik in Hem God pas in al Zijn rijkdom heb mogen leeren kennen. „In Christus een nieuw schepsel", zeg ik Paulus gaarne na.”

Wie den zin der 'woorden waarin de schrijver ze bedoelde niet verstond en geen oog had voor het ver])and waarin ze voorkwamen, zou misschien 'de gevolgtrekking maken, dat de Leidsche hoogleeraar over stag gegaan en orthodox geworden was. Deze conclusie zou echter onjuist zijn.

Bij zijn leven heeft hij er dikwijls genoeg aan herinnerd, dat hiji vrijzinnig theoloog was en bleef.

Toch klinkt in deze en dergelijke woorden een .toon, die ons weldadi^g aandoet en ons mild stemt, ook wanneer we geen oogenblik den afstand uit het oog verliezen, die ons van hem scheidde.

Zulk een tegenstander 'in de kracht van het leven te zien heengaan, vervult ook onze ziel met deernis.

En nu ligt, in .de .nabijheid van JBoIl'and, het lichaam van Roessingh gp het kerkhof van het .groene kerkje van Oegstgeest en de stoomtram gaat er langs als van ouds. en de kerkmensohen ook en God alleen schrijlft histc> rie want Hij maakt ze.

Kwestie-Geelkerken.

Enkele persstemmen g§ven geluid voor wie nog' steeds op zoek is naar den kern der zaak; liberale tanden ajn scherpe notenkrakers, mag men de eraan ontsnappende woorden gelooven, en dies waren die gauwer (Jan een clericaal mensch erbij, den bolster weg te 'ïferpen en de pit, het hart der zaak opi tafel te l, esgen. . Intusschen zijin de , .kernen" der zaak vele; al te ireel. Prof. Grosheide zegt er dit van in „Noord-Holt. Kerkblad”:

De menschen, hier bedoeld, hebben ia leer of leven, zoo niet in beide, opvattingen, die nog al afwijken, van •wat doorgaans onder ons geldt. Ze hebben hun eigen ideeën. Ze gaan eens naar den schouwburg. Ze hadden 'wel dansen willen leeren. Met anderen kunnen ze zich vroolijk maken over die stijve Gereformeerden-De Christelijke boeken staan lang zoo hoog niet alf de andere en men kan toch beter het vrijzinnige dagblad lezen dan de eigen Christelijke pers; meer nieuws, ruimer in elk opzicht.

We kennen dat type.

Menschen van dat soort zijn er altijd op uit om een leidsman te vinden. "De Gereformeerden zijn duf, zoo is hun meening. Hooren ze eens iets, dat zelfs naar hun oordeel frisch is, dan houden ze zich daar dadelijk aan vast. Ze klampen den frisschen broeder aan en trachten hem voor hun karretje te spannen. Zoo hebben ze het met Prov. Bavinck gedaan, maar die doorzag de zaak en was wel zoo wijs, zich voor dergelijke dingen niet te laten vinden. Zoo hebben ze het met Ds Netelenbos gedaan, en men weet, waar het op uitgeloopen is.

Precies op dezelfde manier wordt nu Dr Geelkerken als leider gekozen-En het lieve leven is weer gaande. Allerlei menschen, die dingen beweren, welke Dr Geelkerken nooit beweerd heeft, noemen hem hun leidsman. Nu zal het komen! De vrijheid, het cultureele Christendom, de blijde levensopvatting.

Of Dr Geelkerken zich ooit een voorstander van deze dingen heeft verklaard, wordt niet onderzocht Hier is een kans. 'Die moet aangegrepen.

En nu de booze gevolgen. De kwestie-Geelkerken wordt volkomen vertroebeld. Ei komen heel andere elementen in het spel, die met de eigenlijke zaak niets te maken hebben, die van geheel anderen aard zijn.

Zoo zijn er langzamerhand in de kwestie-Geelkerken vreemde elementen gekomen. En die maken de kwestie zelf zooveel moeiUjker. Wie in Amsterdam eens ziet en hoort en luistert, tan zich niet onttrekken aan "den indruk, dat Dr Geelkerken niet leidt, hij wordt geleid, hij schuift niet, maar wordt geschoven. De menschen brengen hun idealen op hem over, hij zal de patroon zijn.

Over de noodzakelijkheid der buitengewone generale synode, die in het uitzicht werd gesteld', is er een klein verschil van meening tusschen Friesland en Holland; hetgeen meer gebeurd is. De bedenkingen, die stemmen uit Friesland uitbrachten (vooral bij monde van Dir V, Es) tegen de bijeenroep ing eener buitengewone synode, zijn gemaJkkelijk 1; e verstaan uit onderstaand artikel van P'rof. Dr H. H. Kuyper in „De Heraut". Het blad merkt op,

dat de zaak van Dr Geelkerken, of men haar van veel of weinig gewicht acht, in elk geval op de Generale Synode zal moeten behandeld worden. Hierover bestaat bij niemand twijfel. Niet alleen moet dit, omdat Dr Geelkerken zelf zich bij geen beslissing van de Classis of Particuliere Synode zal neerleggen en hij dus zelf de zaak voor de Generale Synode zal brengen, maar omdat èn de Classis èn de Particuliere Synode van oordeel zijn, dat de zaak van zoo ernstig •gewicht is, dat de beshssing alleen door de Generale| Synode kan gegeven worden. De vraag is dus alleen, o£ de zaak wachten zal totdat de Grenerale Synode op den gewonen tijd in Augustus 1926 bijeenkomt, dam wel of het beter is hiervoor een afzonderlgke Generale Synode bijeen te roepen, die zich alleen met deze quaestie zal bezig houden.

Nu is er reeds op zich zelf veel voor om zulk een ernstige zaak, die niet alleen, den persoon van Dr Geelkerken raakt, maar veel dieper ingrijpt, niet op een gewone Generale Synode te behandelen. Mein is daar overladen met allerlei anderen arbeid; de leden der Synode, die in commissies verdeeld zijn, hebben daaraan hun tijd te wijden; er moet, om de Synode niet te lang te laten duren, met haast gewerkt worden. En de kalme en rustige stemming, die vooral voor deze zaak noodig zal wezen, ontbreekt. Dat zulk een buitengewone Synode de Kerken op zoo hooge kosten zou jagen, is ook maar ten deel© waari Komt 'de zaai op de Generale Synode te Assen in Augustus 1926, dan zal do duur der Synode en dus ook de kosten dezer Synode daardoor belangrijk worden vermeerderd. En al ware het dat hier een financieel offer moest gebracht worden, bet belang der Kerk gaat boven deze financiëele vragen. Indien de . vervulling van een vacature aan de Theologische School of een geschil tusschen Deputaten voor het verband der Kerken en de Vrije Universiteit de samenkomst ©ener buitengewone Generale Synode wettigt, dan meenen w©, dat dez© zaak voor de Kei'ken toch van veel hooger belang is.

Nu is het zeker waar, dat Voetius er voor waar» schuwt om de zaken, die op de mindere vergaderin-.gen kunnen worden afgedaan, niet op de Generale Synode te brengen-Maar daarbij mag toch niet vergeten worden, dat dezelfde Voetius verklaart, dat het wenschehjk zou zijn, dat de Generale Synode elk jaar bijeen zou komen, zooals dit in Schotland, , Frankrijk, Hongarije en Zevenburgen de gewoonte was \Pol. Eccl. Pars III p. 234) en daarmede duidelijk; genoeg te kennen geeft, dat het uitstellen der zaken tot een driejaarlijksche synode niet zonden bedenking 58. En wat nog; meer zegt, dat hiji d© samenkomst eener General© 'Synode absoluut noodzakelijk acht i^eval er een strijd 'Ontstaan is, gevaar voor scheunng dreigt en geen van beide partijen wijken wil V-a.p. pag. 182). Een Generale Synode is, wanneer zulke twisten ontstaan, steeds door de onzen, zegt hij, ^Is het meest heilzame geneesmiddel beschouwd, en ^ wijst er dan op, hoe juist de Remonstranten alles in het werk hebben gesteld om het saamkomen eener Generale Synode te verhinderen, die een beslissing' brengen zou, en de Gereformeerden er voor gezorgd hebben, dat de Grenerale Synode toch samenkwam (pag. 183). Zelfs zou hij ©r aan hebben kunnen toe; voegen, dat hoewel deze Remonstrantsche troebelen vooral de Kerken in Holland in beroering hebben gebracht en Friesland van het „Arminiaansche gif' geheel Vrij bleef, het niet het minst aan de trouwe Friezen te danken was, dat de Generale Synode toch bijeenkwam. Lecuwarden's predikant, de edele Bogerman, heeft niet het minst daartoe bijgedragien.' Niet de nood van Friesland drong hem daartoe, maar wel wat de Apostel zegt, dat waaneer één lid lijdt, alle leden mede lijden.

En in „De Bazuin” schrijft Prof. Bouwman:

Het verheugt ons, dat de kerk van Assen zich inzake het samenroepen der Gererale Synode gehouden heeft aan de uitdrukkelijke verklaring van Art. 50 der kerkenordening. Zij! heeft het eenig juiste standpimt ingenomen en op het verzoek der Particulierg Synode van Noord-Holland geantwoord, dat aan dit verzoek eerst 'San kan voldaan worden als naar het oordeel van tenminste twee particuliere synoden de s, Generale Synode binnen d© drie jaren te beroepen ware”.

Deze bepaling is in 1905 in de Kerkenordening ingevoegd. In Ue redactie van 1619 stond: „De nationale Synode zal ordinaarl'ijfc all© drie jaren eens gehouden worden, tenware er eenige dringende nood ware, om den .tijd korter te nemen." Die Amhemsche Synode van 1902 gaf eene nadere bepaling en besloot „dat d© kerk van Utrecht het recht zal hebben tot samenroeping van eene vervroegde synode, indien twee particuliere synoden het verlangen." Deze incidenteele bepaling werd jn 1905 bij de revisie der kerkenordening in Art. 50 opgenomen. De reden voor deze opname wordt in de Acta der Synode niet vermeld, doch ongetwijlfeld zal' de bedoeling geweest zijn om te vooitomen dat noodeloos de kerken voor ©ene Generale Synode werden opgeroepen.

Het onderscheid tusschen eene vervroegde en eene buitengewone Synode werd door de Synode van Utrecht niet gemaakt. Alleen werd eene bepaling gemaakt hoe moest gehandeld worden, „in het geval 'dat eene synode binnen de drie jaren te beroepen

Tenslotte — want wij kunnen de rijke litteratuur (waarvan het grootste deel ons ontgaat, , omdat we niet alle „Vaderland"sche beerputten kuimen doorwandelen) slechts Toor een minimaal gedeelte doen spreken - — tenslotte iets over „het adres" en enkele puhlicaties.

Eerethet adres. Da „Zeeuwsche Kerkb." (ds Hey) zegt:

Het Comité „Dr Geelkerken" publiceerde in de bladen zijn voornemen om twee adressen ter onderteekening te laten circufeeren.

Het ééne zou 'uitsluitend ter teekening worden voorgelegd aan belijdende leden van Amsterdam-Zuid.

Dat kunnen w© hier dus onbesproken laten.

Het andere zal echter aangeboden worden aan belijdende leden der Ger. Kerk buiten Amsterdam-Zuid. Dat zou dus ook kunnon worden gepresenteerd! aan zulke leden in onze Provincie.

En daarom willen we dat even nader bezien„ zooals we den tekst daarvan vonden in „D'e Standaard" van Vrijdag 30 October.

Die luidt aldus, dat onderteekenaars verklaren te deelen het standpunt van Dr Geelkerken, gelijk dat blijkt uit diens gepubliceerde geschriften n.l'. om onverzwait vasthoudende aan de Heilige Schrift als het Woord Gods ©n de drie Formulieren van Eenigheid onzer Kerken, de uitkomsten van een geloovige wetenschap dienstbaar te maken aan een dieper en juister inzicht in die HeUig© Schrift.

Hier wordt dan gevraagd onderteekening van een formule, waaronder voor wat het laatst© deel betreft .alle leden van alle Gereformeerde Kerken hun naam zouden kunnen zetten. Immers wij allen zijn er voor dat de uitkomsten van een geloovige wetenschap dienstbaar gemaakt worden aan ©en dieper en juister inzicht in d© Heilige Schrift. Over die vraag behoeven de Gereformeerden zich niet meer uit te spreken: dat hebben zql al lang gedaan.

Inderdaad, het is ©en beetje ridicuul. Als dat de kern der zaak is, dan kan de heele classis Amsterdam plus allen, die tegenwoordig met 'den naam „rechters" gesierd worden (omdat ze een werk doen, dat het kerkverband onlangs ook aan Dr J. G. Geelkerken oplegde ten aanzien van een anderen broeder, die al of niet geciteerd werd, maar in elk geval zijn zaak moest laten onderzoeken), dan kunnen, zeg ik, allen, die als de Sanhedristen en ketterjagers worden uitgekre.ten door anonymi, onmiddellijk „amen" zeggen op liet „adres". En nu over d© publicaties; ds Schaaifsma zegt "ïn 3e „Brielsche Kerkbode”:

En heusch, die attentie die onze kerken in dezen genieten is merkwaardig genoeg om er een oogenblik bij stil te staan.

Stel u voor de bemanning van een zinkend' schift die da pompen in den steek laat, om op het dek en in het want, zich moe te kijken naar een passeey r«nd vaartuig dat eenige averij aan den boegspriet heeft, maar des ondanks dapper den strijd tegen wind en golven volhoudt en alles in het werk stelt, om schip en lading in behouden haven te krijgen-Het eenige, wat ge van zulke belangstelUng onder zoodanige omstandigheden kunt zeggen, zonder aan den plicht der zachtmoedigheid t© kort te doen, is: z© hebben geen oog voor de werkelijkheid. In de geschiedenis, of de gelijkenis van den rijken man ep Lazarus, lezen we: maar ook de honden kwamen en lekten zijne zweren. Die honden deden dat, w.ant ze konden niet anders, en ze keken niet verdery Voor de werkelijkheid van het wonder in het sterven' van den bedelaar, die van d© engplea gedragen werd 51 in Abraham's schoot, konden ze geen oog hebbein. En daarom bleef hua belangstelling beperkt tot da zweren.

Men zegt wel eens, dat er niets zoo zuiverend! is als een hondentong. In aanmerking genomen da omstandigheid dat honden overal met hun bek aanzitten, koester ik op hygiënische gronden daaromtrent eenigen twijfel. Maar in ieder geval, de hondeabelangstelüng ïeed aan die eindbestemming van Lazarus geen afbreuk-Laten wg dan ook als gereformeerden de belangsteUing die wij ontmoeten, maar waarvan we vermoeden dat ze inzicht in de werkelijkheid mist, aanvaarden, zooals veel en velerlei, dat we op onzen levensweg ontmoeten-

De honden Dat is critiek op anderen.

Maar de zweren , dat is zelfcritiek.

De liberale pers zal wel weer meesmuilen van „clepcalisme”.

Hetgeen nog al „hondsch" is tegenover deze zeUcxitiek; en een weinig te clericalistisch heengjijdenjd over het feit, dat zij — de liberale pers — wetens, en willens (ze 'is gewaarschuwd) zich bedient van falsar rissen: — als de inquisitie ook deed.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 13 november 1925

De Reformatie | 8 Pagina's

PERS-SCHOUW.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 13 november 1925

De Reformatie | 8 Pagina's