GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

PERS-SCHOUW.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

PERS-SCHOUW.

15 minuten leestijd Arcering uitzetten

Over artikel 30 K. O.

Men weet, dat de vraa^ nog steeds in debat gebracht wordt, of artikel 30 der Kerkorde toelaat, dat de kwestie-Geelkerken door de generale synode tot beslissing gebracht wordt-

Eenige weken geleden gaven we enkele pers-uitingen weer, welke van den strijd der gedachten blijken deden. Hetzelfde geval doet zich nu ook weer voor.

Hier volgt eerst een uitlating van een dergenen, die wel het sterkst bezwaard zich toonden. Dr W. A. van Es schrijft in de Leeuwarder Kerkbode o.m. in verband met de argumenten die uit Voetius door De Heraut werden aangevoerd:

Nu vinden we met alle reverentie voor onzen grooten canonicus Voetius de voorbeelden die hq noemt niet zoo heel overtuigend gekoaen. Hg had het over een geval, waarin er over een afsngding een conflict was tusschen den kerkeraad en de gemeente, en was van oordeel, dat dan in heit uiterste geval, wanneer alle middelen om het conflict weg te nemen, hadden gefaald, de kerkerjiad zelf geheel de zaak, van het besluit der afsnijding af tot haar uitvoering toe, maar liever aan de Classis en door haar aan de Synode moest overdragen. Voetius noemt eenige gevallen, waarbij een particuliere Synode zulk een afsnijding, ook de uitvoering zelf, en dit geheel buiten de kerk om heeft ter hand genomen-Zou men dit waarlijk aldus ook in onzen tijd nog willen? Men ziet hoe voorzichtig men moet zijn met zulke voorbeelden uit het einde van de 16e en het begin van de 17e eeuw. We meenden dat ons Gereformeerde Kerkrecht zich in de laatste jaren veeleer in een geheel andere richting had ontwikkeld, en er velen zouden zijn, die zulk een excommunicatie van den dienaar buiten zijn eigen kerk om en togen haar wil in een of meer andere kerken, in onzen tijd wel, en dit niettegenstaande' den grooten Voetius, als een absurditeit zouden beschouwen. In ieder geval schijnt het wel noodig dat hierover eenige klaarheid ko.nt, opdat we weten waaraan we hierbij tegenwoordig toe zijn-In de K-O. waaronder we loven, heeft zulk een daad, voojj zooveel wij weten, niet den minsten grond.

Zondert men nu echter deze eigenaardigheid van. Voetius' dagen uit, dan blijft er van de door den' Hoofdredacteur van „De Heraut" genoemde „volkomen" gelijksoorligheid" niet veel over. We zouden veel meer geneigd zijn van een volkomen o n gelijksoortigheid te spreken, althans materieel-Immers het gaat bij de zaak-Geelkerken en het besluit van do classis-Amsterdam toch niet om een conflict tusschen. kerkeraad en het grootste deel of zelfs bijna de geheele gemeente. Everimin gaat het om een kwestie van ai: snij ding of excommunicatie-Zslfs niet eens van afzetting, maar slechts van suspensie, opscliorting in den dienst, dat, hoe men er over denkt, toch in ieder geval geen „uiterste remedie" is, gelijk de excommunicatie, maar slechts een geheel voorloopige maatregel-Evenmin is er bij de zaak-Geelkerken sprake van een bevoegdheid of een beslissing die een kerkeraad zelf zou willen overdragen aan een classis of Synode-Bij Voetius is in het minst van geen Generale Synode sprake en nog minder van een buitengewone Generale Synode, maar van de Classis en „misschien ook" (forte etiam), of door middel van de classis, vervolgens (consequenter) aan een particuliere Synode, Slechts formeel zou men eenige overeenkomst kunnen aangeven

In dezelfde week schreef prof. Bouwman in De Bazuin over de kwestie. Prof. B. blijkt in hoofdzaak van hetzelfde gevoelen als uit De Heraut hier werd meegedeeld voor eenige weken. Wat Voetius betreft, zegt de hoogleeraar:

En dan stelt Voetius de vraag: Of een kerkeraad, wanneer het besluit tot excommunicatie genomen is, en de meerderheid of bijna alle mannelijke leden zich tegen dat besluit verzetten, toch met de excommunicatie moet voortgaan? Hij antwoordt hierop, dat het 'tveiUgst is dat in kleine kerken de excommunicatie voorloopig worde uitgesteld en dat niet tot de uit' voering worde overgegaan, vóórdat de raad en de toestemming der classis en ook van de gebaele particuUere synode is verkregen-In groote kerken, waar de kerkeraad bestaat uit vele predikanten en ouderlingen, die in kerkelijke zaken ervaren zijn, aclit Voetius het gewenscht dat de kerkeraad uitsteile, totdat de deputaten met bet betere deel der bezw'aarden hebben gesproken en hen bewogen om zich niet te verzetten of in elk geval niet te protesteeren; En wanneer ook dit geen gunstig gevolg heeft, .zou een kerkeraad niets absurds doen, indien hij geheel de zaak overbrenge naar de classis en door deze naar de synode, opdat hij overeenkomstig het advies of besluit dezei-vergadering de excommunicatie uitstolie of uitvoere, of liever vrage, dat het vonnis dei excommunicatie door de synode, en de uitvoering daarvan door deputaten uit hare vergadering of uit de classis, waaronder de plaatselijke kerk ressorteert, worde voltrokken. De synode van Haarlem 1582, besloot tot de excommunicatie van den Leidschen predikant Caspar CooUiaes, wegens zijn hardnekkige verdediging en propaganda van de heterodoxe leering, en kondigde deze excommunicatie publiekelijk af in de kerk van Haarlem, door den dienaar dezer kerk-De excommunicatie van Cornells Wiggers. den predikant van Hoorn, werd door de Noord-Hollandsche synode van Enkhuizen, 1597, vastgesteld, terwijl voortgaande bekendmakingen te Alkmaar, Enkhuizen en Edani zullen geschieden-De uitvoering van deze excommunicatie, door de synode onder bepaalde voorwaarden, twee maanden uitgesteld, werd, toen Wiggers niet aan deze voorwaarden voldeed, uitgevoerd in de drie genoemde kerken, door hare dienaren.

Bij de beoordeeling van het geval-Coolhaes moet man. niet vergeten^ dat de kerKeUjke vergaderingen zicb. reeds eenige Jaren bezig gehouden hadden met zijne verkeerde leeringen en dat de Nationale Synode van Middelburg de afdoening van zijne zaak had opgedragen aan de 4 classes, die in de nabijheid van Leiden gelegen waren, en die tot de synode van Haarlem in 1582 waren samengeroepen. Ook Wiggeif stond sedert 1588 onder verdenking, terwijl de synode van Alkmaar, 1593, hem reeds schorate in de bediening-

Al zijn dus genoemde gevallen van geheel andere» aard als die waarin de classis Amsterdam betrokken is, dit is wel duidelijk, dat in gevallen, waarin eenl plaatselijke kerk of eene classis m groote moeilijkheden zich bevindt, het oor-deel over een bepaald tuchtgeval overgedragen kan worden aan eene synod«> Dit neemt echter niet weg, Sat wanneer een Generale Synode een oordeel heeft uitgesproken, zij de uitvoering van dat oordeel stelt in handen van de kerk en de classis, in welke de moeilijkheden gerezen zijn, zoo noodig gesteund door de deputaten der synode.

Wanneer alles wat van de synode disputabel geacht wordt, ook even lange disputen vordert a!s nu reeds de pers gaf te verwerken, dan zal de synode bijna den adem verloren hebben, tegen dat ze aan de zaak-Geelkerken toe komt-Maar men zal zich wel door de prolegomena van zichzelf heenwerken-

De historiciteit van Jezus-

Met betrekking tot de historiciteit van Jezus schrp J. J. B. te Dr. in de Hervorming:

In onze kringen schijnen nog altijd velen te zijn, voor wie dit een onderwerp is van het hoogste belang-Blijkbaar vinden zij het eene zaak van buitengewoon gewicht zoo nauwkeurig mogelijk na te gaan, wie die profeet uit Nazareth eigenlijk is geweest-Historische kennis omtrent hem lijkt hun bovenal begeerlijk-Blijk" baar nog een nawerking, al zij het dan onbewust, van den ouden, orfhodDxen zuurdeesem-

Bakels b.v., in 't Bijblad van „Kerk en Volk", raaJd er niet over uitgepraat-De vraag naar het historische in den Jezus van het Nieuwe Testament is hem haast een obcessie-En naar alle waarschijnlijklicid zijn er onder de Modernen, gemeenleleden zoowel als then-^ logen, velen zoo-Anders zouden zulke stukken in genoemd orgaan immers niet worden opgenomen-

Nu moet ik ma^r dadelijk zeggen, dat deze g'eheele 'kwestie mij, als godsdienstig niensch, bitter weinig interesseert. Als ttieoloog, als wetenschappelijk mensch, kan ik mij nog wel eens bezig houden met de vraag, hoeveel geschiedenis er gelegen is in wat ons omtrent Jezus wordt medegedeeld; al moet ik er dadelijk bijvoegen, dal ik niet genoeg wetenschappelijk onderlegd ben om in deze kwestie een weigefundeerde overtuiging uit te spreken.

Maar als godsdienstig mensch komt mij deze kwestic zeer onbelangrijk voor-En mei de jaren wordt zij voor mij steeds onbelangrijker.

Want mijne oogen zijn al door meer opengegaan voor de waarheid, dat niet het werkelijk-gebeurd-zijn een bijbelverhaal belangrijk maakt voor ons innerlijk leven, doch alleen zijn geestelijke inhoud-

Half-historisch, ja zelfs onhistorische, verhalen kunnen ons hart veel te zeggen hebben.

Of dus alles historie is in wat de bijbelschrijvers jomtrent Jezus vertellen is een zeer bijkomstige kwes-> ; tie-Waarop het aankomt is dit, of wij de boodschap S 'verstaan, die uit deze geschriften van Godswege tot ons komt, of we Zijn openbaring aan de menschen daarin weten te beluisteren.

Om maar een voorbeeld te noemen. Gesteld eens, dat aangetoond werd: Jezus' ziel& worsteling in Gefchsémané heeft zich niet precies zóó toegedragen, of zelfs, heeft in het geheel niet plaatsgevonden, zou de religieuse waarde van dit verhaal daaronder dan lijden? Immers iiL'en, want wij zouden gevoelen, dat — onverschillig hoeveel historie in dit verhaal mag zijn weergegeven —^ zóó de houding van den godsdienstigen mensch dient te zijn tegenover dat, wat hem wordt opgelegd en tegenover Hem, die het oplegt-

De auteur heeft aan Bakels herinnerd. Het treft daarom •wel, dat deze in hetzelfde nummer aan het woord komt-Hij zegt (en tapt, zooals ieder verstaat, dadelijk uit een heel ander vaatje; hij heeft trouwens altijd eei) vpatje min of meer voor zich);

Het arme nienschdoan. — Neen, ik ben geen hatelijk afbreker vol demonischen zin. Niet haat vervult mij. Maar liefde en meedoogen voor mijne medemenschen, wien waarheid on gode-adaequate (= bij God passende) leer moet worden voorgezet, .... en geen godslastering.

Is dit laatste woord te sterk?

iVIaar zeg-mij of er ter wereld heviger godslastering denkbaar is dan de duidelijk, ja plompduidelijk uitgesproken bewering, dat de God des Heelals, de (ïOtl die Géést is, dric-en-dertig jaar lang in den vonn van een mensch in A¥est-Azië heeft rondgewandeld, gesproken, gegeten, gedronken, gerust, geeslapen, getwist, gedebatteerd, gezegend, gevloekt, gevreend, gezweet en wat al "niet.

Wat is eene godslastering? Toch zeker óók: te ''"•zeggen dat de eenige eeuwige ware God rondloopt als mensch, zoodat men hem grijpen en gevangen nemen en slaan en kruisigen kan? Voelt ge dat niet mede?

Lezer, ik wil direct toegeven, dat de Christenen, die dit leerden het niet slecht bedoelden, geen godslastering bedoelden. Goed. 'Maar ook de heidenen' bedoelen met hun rarigheden-in-godsdienstzaken geen godslasteringen. Ze meenen het allemaal goed. Doch dit neemt niet weg dat de bewering „God-liep-33-jaarlajag-als-mensch-rond" eene godslastering is! Voelt ge dat piet mede?

Lezer, roomsch of rechtzimiig-protestantsch of modern-geloovig, of wie go ook zijt, ik doa in gemoede een beroep op uw goeden wil. Stel u een «ogenblik voor, dat ge nimmer van het Christendom en van do evangeliën hadt gehoord, en dat men u vertelde, dat er ergens in Azië of op Mars eeno priesterschap is, welke leert dat de God des heelals daar bg hen eenmaal 33 jaar lang als „waarlijk mensch", dus als etend en drinkend en zuurstof tot zich nemend' eii de gewone stofwisselingsverrichtingen verrichtend mensch, had geleefd, .... zO'U u dit dan niet het loppunt van 'godslastering noemen?

Nu ja, Romeinen en Grieken en andere oude volken vertelden óók menschelijk© dingen van hunne goden. Maar dat waren (in het mééi-voud) slechts goden, als 't ware óndergoden, in elk geval slechts ónderdealen van den Eeuwigen Eenen. Van het Eeuwig Eene waaruit ook huime goden waren voortgekomen, 'hebben ze nimmer durven loeren, dat het als mensch rondliep. Het wras aan het Johannesevangelie bes( horen om deze culminatie van anthropomorphisme uit te spreken.

Dat is nu weer écht Bakels. Precies zeggen, waax hij het op ziet staan-Maar niet al te veel kwesties zien achter de kwesties-En ook nog al eens onzuiver redeneeren-Zooals b.v. nog in het laatste zinnetje; dat Bakels niet begrijpt het verschil tusschen het '.laidensch anthropomorphisme en het bijbelsche, noch tusschen het bijbelsch anthropomorphisme èn de verhouding, dat de Logos vleesch geworden is, — dat is voor ons moeilijk anders dan een vergissing te noemen.

Toch is in Bakels' geschrift iets, dat in de vergelijking inet het eerste citaat uit De Hervorming ons wa'li leeren kan-In de erkenning, dat het historische feit het allerbeslissende is in de prediking van het evangelie, staat Bakels, die zich eraan stoot, dichter bij den bijbel zelf dan d; 3 andere auteur. Want de Grieken en Joden, die „dwaasheid" roepen of: „ergernis", geven toch aan het feit getuigenis, dat het er is en in de bijhelsclie evangelieverkondiging onmisbaar Js. En dat stelt de bijbel zelf vóórop.

B ij onze zieken.

Ds Laman schreef onlangs:

Bij zieken ben ik graag alleen.

Wanneer anderen er bij zijn, praten de menschen niet. Alleen zijnde doen ze het wel.

Eaarom is ziekenhuis-bezoek zoo onvrij. Er zijn zoovele luisterende ooren rondom, vooral op de algeraeenje zaal.

In de huisgezinnen is dat ook vaaJc zoo. De menschen spreken dan hun hart niet uit, en heibben er toch soms zoo'n behoefte aan.

Daarom zit ik graag met een zieke alleen. We kunnen van buitei'i niet zien, wat er van binnen omgaat. Ik heb aan sommige ziekbedden soms zoo stil en aandachtig toegeluistei-d. En dan af en toe een woordje gesproken. Dokters zeggen wel eens: „de zieken vertellen ons alles". Maar er zijn dingen, die ze aan hun dominee vertellen, waar de dokter niet van weet. Dan moet er een heilige stilte zijn, waar niemand is dan God, de patiënt en de zielzorger."

Ds Lindeboom voegt hieraan toe:

Met groote instemming nemen we deze 'wijze woorden van Ds Laman uit de „Asser Kerkbode" over.

Dat men een zieice mot zijn dominee alleen moet laten, wordt slechts door weinigen begrepen. De meeste schijnen het eisch van beleefdheid te achten, dat althans een der huisgenooten ^^r bij tegenwoordig zij. 't Gaat niet altijd even gemakkelijk, te vragen, dat men zich vervidjdere. AVanneer een dergelijk verzoek gedaan moet - worden in tegenwoordigheid van den zieke, bereikt men toch geen resultaat, ook al wordt er aan voldaan. De gewenschte „sfeer" is er niet meer: het alleen-zijn heeft iets gewilds gekregen. Ook - (vordt niet altijd zoo'n verzoek goed opgenomen. We deden wel eens de ervaring op, dat do huisgenooten er zich door gekrenkt voelden....

Dat hun tegenwoordigheid het bezoek grootendeels onvruchtbaar maakte, zagen ze niet in. „Dominee kan toch wel zeggen wat hij zeggen moet, als wij er bij zijn? "

Hoe in dezen niet de publieke, maar dan toch de gemeentelijke opinie om te zetten?

Er kan op ingewerkt woorden in de prediking, bij het huisbezoek, zelfs reeds, op de catechisatie.

Maar ook de pers heelt hier een taak. Daarom geven we de wijze woorden van Ds Laman door.

Ieder zielzorger zal toegeven, dat al menig uur bedorven is door de omstandigheid van de omstanderigheid.

School en deugd

Onder het opschrift Noblesse schrijft Mr G-H. Arnhardt Jr in de Groene Amsterdammer:

Wie de wetenschap van het ifecht, den godsdienst, de geneeskunde, de scheikunde en nog zooveel meer beoefent, dien sta voor oogen dat hij fijne, edele en dus uiterst gevaarlijke wapenen hanteert. Hij zij doordrongen van de idee, dat naarmate hem een machtiger wapen is toevertrouwd, de verantwoordelijkheid jegens de menschheid grooter is, en misbruik ervan te slechter-

Zoo is dan de advocaat, die het recht helpt te kort doen, de geestelijke die zijn leeringen misbruikt voor baatzuchtige oogmerken, de medicus, die opereert, ter fine van het schrijven van eene rekening, de chemicus, die zich verhuurt aan een vervalschingsinstituut en zoovoorts veel slechter dan de venterj die een opgeblazen schelvisch verkoopt, de winkelier die .gteelt op het gewicht, de koopman, die een antiquiteitenfabriek heeft of de beursman, die zich vetmest met gapkoersen-

En nu is het wel treurig, dat de overheid grootendeels op haar eigen kosten menschen laat studeeren (het coUeg-egeld is zeer gering) die later de subtiele kermis zullen hebben, die hen in staat zal stellen, het meest verfijnde onrecht te plegen, de geleerdste vervalschingen te bedenken. De Alma Mater voedt met overgroote gulheid lederen alummus; dat zij adders aan haar borst heeft gekoesterd, blijkt niet zelden, zooal niet voor den buitenstaander, dan toch voor den insider-En die adders zetten de moederlijke gaven om ia gif-

Waarom voor Hopgeschool, Bestuursacademie enz., dus voor die scholen waar men macht over zijn med& menschen leert verwerven, door wetenschap of ambt, geen toelatingsonderzoek ingesteld naar hart en ziel? Waarom ieder eindexaminandus doorgezaagd op allerlei idiote schijnkennis (als daar zijn, op hoeveel meter hoogte in Indië nog pauwen leven, of dat het nu juist de kolonel Pain-ot-Vin was die in 1672 of daaromtrent onze militaire situatie verknoeide).

Waarom niet ook de zedelijke inhoud van den toekomstigen studiosus (in uitgebreiden zin) getoetst? Moeilijk? 't Is moeihjk omdat het niet wordt geel s e h t. Zoodra er ergens ©en Napoleon is, houden da meeste problemen op, moeilijk te zijn, want waar een wil is, al is het de dwingende wil van een inderdaad groot regeerder, daar is een weg, die snel tot het doel voert.

Dat een corruptiegolf in Indië heeft gewoed, laat zien dat ons onderwigs eenzijdig is. Dat zelfs de grootste bandiet een gragen verdediger - vindt (om contant geld), laat zien, dat ons onderwijs eenz^dig is. De politieke modderpoel laat zien....

"Dat Napoleon kwesties opgelost heeft, galöovên wig niet. Hij heeft wel vragenbussen dichtgespijkerd. Soms is. dat noodig-Maar de kwesties komen toch terug. Ook de hier aan de orde gestelde. Overigens heeft de kerk alweer gelijk gekregen hier.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 22 januari 1926

De Reformatie | 8 Pagina's

PERS-SCHOUW.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 22 januari 1926

De Reformatie | 8 Pagina's