GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

BEHOEFTE AAN GEZAG.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

BEHOEFTE AAN GEZAG.

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

III.

Dat in de ziel van den modernen mensch weer zekere iiehoefte aan gezag begint - wakker te worden, is merkbaar uit meer dan een verschijnsel. Ik zou hier onder anderen kunnen wijzen op den suggestieven invloed, die er uitgaat van een figuur als Mussolini. Er is iets fascineerends in het fascisme. Napoleon is' een klassiek bewijs ervan, hoe een volk na een tijd van anarchie ten laatste weer gaat hunkeren naar een vaste hand, die het regeert. Wie let op de machteloosheid van landen - als Engeland, Duitschland en Frankrijk tegenover de groote vraagstukken, waarvoor de wereld zich geplaatst ziet, slaakt onwillekeurig wel eens de verzuchting, dat er een man mocht opstaan, die orde in den chaos bracht en die, om het maar heel eenvoudig te zeggen: van opschieten wist.

Men - versta mij wel: ik voer hier geen pleidooi voor de beginselen van het fascisme, dat de bron van het gezag niet zoekt in . de souvereiniteit van God, maar gegrond is op louter menschelijke willekeur. Ik bedoel slechts er de aandacht op te vestigen als een bewijs, iioe de autoriteitsgedachte in sommige kringen, zij het dan ook noodgedwongen, weer veld wint.

Eenigszins op dezelfde lijn ligt trouwens meer dan één overgang uit het Protestantisme tot de Roomsche kerk. Wij moeten voorzichtig zijn met aan dergelijke „bekeeringen" al te groote beteekenis te hechten alsof zij symptomen waren van een wijd vertakte beweging in de richting van Rome. Meestal is zulk een overgang resultaat van een samenwerking van factoren en omstandigheden. Maar toch geeft een terugkeer tot het pausdom als b.v. van Frederik van Eeden te denken. Het is een opmerkelijk teeken des tijds, dat een man als deze dichter-wijsgeer, die het moderne leven door en door kent en het tot op den bodem heeft gepeild, zoekens-en peinzensmoede zijn toevlucht heeft gezocht in een kerkelijke gemeenschap, waar het blind geloof zich onvoorwaardelijk onderwerpt aan het „Roma locuta, causa finita" en waar het gezag van den priester nagenoeg onbeperkt heerscht over het geweten van den leek. Er schuilt in het Roomsche systeem een fascistische tendenz en misschien is het wel mee hieruit te verklaren, dat het fascisme juist in Italië zoo gemakkelijk heeft kunnen wortel schieten.

Maar er zijn, behalve bovengenoemde, nog andere en zeker niet minder beteekenisvolle aanduidingen, dat de behoefte aan gezag, bijzonder ook in meer geestelijk opzicht, veld wint. Ik denk hier aan klanken die den laatsten tijd uit de Duitsche theologische wereld tot ons overwaaien en die niet onduidelijk schijnen te verstaan te geven, dat het vaa zichzelf oververzadigde subjectivisme nolens volens weer een steunpunt gaat zoeken in objectieve normen.

Dat een dergelijke geeestesstemming zich ook binnen onze eigen grenzen baan breekt, valt onder meer op te maken' uit de orthodoxe actie, die juist dezer dagen onder de Doopsgezinden in gang is. De bekende Gietlioornsche predikant Hylkema, Voorzitter en leider van de Doopsgezinde Gemeentedagvereeniging, een man van gezag in zijn kring, kondigde eenigen tijd geleden in zijn gemeenteblad „Ons Krantje" aan, dat hij voor zjjn gemeente een openbare voordracht zou houden over de yragen: „Is de moderne godsdienstigheid der laatste jaren tot opbouw of afbraak onzer gemeente geweest? Hebben w; ij er genoeg aan in leven en sterven ? " Tevens drukte hij in dat blaadje de stellingep. af, die hl] van plan was te verdedigen en deze stellingen zijn 'n meer dan één opzicht, als uiting van het moderne geestesleven hoogst merkwaardig. Hylkema houdt daarffi^ vol, dat het modernisme als reactie tegenover tra­ ditioneel aangenomen leer en kerkelijke sleur en doode gewoonten den ernst en de waarachtigheid en het. persoonlijke van den godsdienst naar voren heeft gebracht. Over deze stelling zal de gereformeerde zeker met den Giethoornschen prediker nog wel eens van gedachten willen wisselen. Men schijnt in moderne kringen nu eenmaal er volslagen blind voor te zijn, dat de gereformeerde belijdenis juist hoogen ernst maakt met het geloof als daad van persoonlijke toeëigening van het heil in Christus. Doch dit nu daargelaten •—• wat Hylkema dan laat volgen, kan bijna letterlijk door ons worden overgenomen. „Door de verwerping van Gods open-Ijaring en van Zijn zaligmakend verlossingswerk in Jezus Christus (ik citeer hier woordelijk) heeft de moderne richting de gemeente en het godsdienstig leven willen opbouwen buiten het ééne fundament, dat gelegd is (i Cor. 3: II). De waarde van het godsdienstig leven bij de modernen mag niet worden onderschat, doch het kan worden vergeleken niet de bloem van het Christendom, die van den wortel is afgesneden.') In plaats van Jezus Christus als onmisbaar fundament der gemeente wilde de moderne richting het eigen geweten en Gods openbaring daarin tot grondslag nemen. Het geweten is zoo dikwerf door zonde en bekrompenheid verduisterd en Gods openbaring in onze eigen ziel is al even beperkt als onze persoonlijkheid en haar heiligheid, dat het armoede is daarop te bouwen in plaats van op de volmaakte openbaring in Jezus' Christus." , , Nur mit ein bischen andern Worten" zouden-dergelijke stellingen op een - gereformeerde prediiCaitenconferentie algemeen hartelijke instemming vinden.

Hylkema wijst er dan verder op, dat de moderne Bijbelcritiek den Bijbel wetenschappelijk heeft willen becritiseeren, maar dat deze critiek van geen waarde is, wanneer ze het werk is van menschen, die geheel niet kennen het godsdienstig leven dat beschreven wordt. De moderne richting heeft dan ook practisch de gemeente van den Bijbel als dagelijksche spijze beroofd en van Jezus Christus als haar Heer en Zaligmaker. Nieuw is dit alles voor ons zeker niet, maar belangwekkend' is het in hooge mate, omdat dit alles van die zijde wordt gezegd. Het levenswerk van mannen als Kuyper en Bavinck, die tegen elk insluipsel van het modernisme angstvallig hebben gewaakt, wordt hier wel schitterend gerechtvaardigd. En dat onze kerken ook thans nog op haar hoede zijn tegen alles wat ook maar van verre in die richting wijst of ons op dit hellind vlak zou kunnen brengen, is een zegen, waarvoor wij onzen God wel op de knieën mogen danken. De slotsom waartoe Hylkema dan eindelijk komt is deze, dat hij wijst op de noodzakelijkheid ook voor de Doopsgezinde gemeenten om weer meer het positieve Christendeni naar voren te brengen. De Gasparin heeft eens in een preek, waarin hij de groote gevaren van een eenzijdig gevoelschristendom teekende, gezegd: „Ie sentiment tuera Ie sentiment". Met een kleine wijziging zouden wij, met het oog op de innerlijke onhoudbaarheid van het subjectivisme insgelijks kunnen zeggen: „Ie sujet tuera Ie sujet". Wat er van deze orthodoxe beweging onder de Doopsgezinden worden zal, valt nog moeilijk te zeggen. De kerkelijke redacteur van „Het Handelsblad", waaraan ik bovenstaande stellingen van Hylkema ontleende, sprak reeds de vrees uit, dat zij „als een splijtzwam zou kunnen werken in de Doopsgezinde Broederschap" en er „het onheil ontketenen, waarvoor deze Broederschap in dezen chaotischen tijd van verwarring en verwording is bewaard gebleven, van den leer-en richtingstrijd". Zij zal „de Doopsgezinden helpen aan quaesties-Geelkerken". Wij zien deze dingen anders. Zulke uitspraken uit een mond van iemand als Hylkema ontroeren. Ze zijn als de kreet van een ziel, die haar houvast heeft verloren. Ze zijn als de taal van een hart, dat, moe van het slingeren op de golven van het subjectivisme, vluchten wil naar de rots der eeuwen. De rots van het gezag van het evangelie van Jezus Christus, zooals dit door de belijdenis der kerk wordt uitgedragen in de wereld. Meer dan wij misschien denken, ziet de ziel van den modernen mensch verlangend uit naar den steun van geestelijk gezag.

T. FERWERDA.


Ik cursiveer. F.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 25 maart 1926

De Reformatie | 12 Pagina's

BEHOEFTE AAN GEZAG.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 25 maart 1926

De Reformatie | 12 Pagina's