GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

PERS'SGHODW.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

PERS'SGHODW.

16 minuten leestijd Arcering uitzetten

K-vvestie-Brussaard.

De gereformeerde per.s neigt er toe, de zaak-Brussaard als afgedaan te beschouwen. De belangstelling, voorzoover ze zich in persartikelen uitspreekt, luwt. Slechts enkele stemmen vallen te beluisteren van die bladen die me onder de oogen kwamen.

Ds J. G. Kunst schrijft in de „Geldersche Kerkb.":

Wat Br. ydiGurer van zijn ziekbed ons zond — men kan het elder.s-in ons blad \'inte^.f^fsfr^> leeft! in veler hart. . > iXkië^y

Een korte eenvoudige afdoende verklaring' van Ds Br. . ware op zichzelf aantrekkelijker geweest.

Er blijven nu broeders en zusters die met het gegevene zich niet geheel voldaan kunnen voelen en die niet heelemaal gorust zijn. - .iïyi-il'i-

Maar een andere vraag is of er bilhjkaf^^eln*' is voor critiek op d© handelingen der Classe.

Nu moet allereerst niet uit het oog worden verloren dat buitenstaanders niet alles weten wat er in besloten vergaderingen wordt verhandeld.

En bovendien ondervinden zij niet den geestelijken invloed die er van de sfeer eoner vergadering uitgaat en die ontegenzeggelijk mee van invloed is op devorming van een oordeel.

Men kan tegen besloten vergaderingen toornen zooveel men wil, maar ze blijken niet te ontgaan.

Juist in de classo Haarlem heeft men het met openbare vergaderingen' beproefd majir het bleek niet te kunnen.

En zij, die van ons uitgingen en een tegenkerkverband formeerden hebben wel een grooten mond opgezet over het vergaderen in comité, maar ze doen het zelf ook.

De samenkomsten der bezwaarden zijn soms zelfs geheim en in hun samenkomsten van kerkelijken aard ontbrak het comité-goneraal niet.

Tervolgens merkt ds Kunst nog op: „; , ; ; ; : ; .

Nu heeft men wel gezegd: waaroiïl'"is""aan Ds B. niet dezelfde verklaring ter teekening' voorgef^iJ^Saan Dr Geelkerken? feA*w*-W

De nevenvraag wat hot boste is om iemand een Terklaring ter teekening voor te leggen , dan hem zelfs een verklaring te laten geven willen we zóó beantwoorden, dat naar. omstandigheden moet worden gehandeld. - faw^i.

Aan Dr Geelkerken, "S^#'*felfcens begon met iets te verklaren of toe te stemmen maax.o.m het daarna weer .te verzwakken of grootendeels terug te nemen is ten slotte een verklaring, aan het verhandelde ontleend, ter teekening voorgelegd.

De Synode zocht op'deze wijze een positieve verklaring van hem te verkrijgen, waar hij zoo weinig positiefs gaf.

Aan Ds van Duin, die zich veel meer gaf en met een betoog kwam tot de Synode, is als logisch gevolg daarvan gelegenheid gegeven zijn gedachtangang' in een conclusie vast te leggen in een verklaring.

'Verschil van behandeling is hiermee volstrekt niet bedoeld.

Maar daaruit volgt nu ook, dat met .d6> verklaring va.n Ds Brussaard, geboren' uit het verloop van de onderhandelingen met hem, genoegen kon worden ge-Bomen.

En dat deze verklaring toch inderdaad niet zoo - onvoldoende is als wel wordt gemeend blijkt duidelijk uit de wijze, waarop de vroegere medestanders van Ds Brussaard haar hebben ontvangen.

Zij hebben hem hun toom niet gespaard.'

Of er dan in de gedraging van Ds Br. geen onverklaarbare momenten zijn? Ongetwijfeld. Maar laat ons dat, zoo. noQdig, wél erkennen, maar niet beoordeeJen. - rtS^gS^''

Ik geloof dêLv-w'0''dan daar komen waar God alleen te oordeelen heeft en ook richten zal.

In „ütr. Kb." heeft dr Kaajan het nog met een inzender over de aangelegenheid. Inzender had het verloop van de kwestie-Brussaard vergeleken met den gang van andere procedures, .en kwam tot een eindconclusie, die noch voor ds Brussaard, noch voor de Geref. kerken bepaald vleiend is. Dr Kaajan vat de bedenkingen van inzender aldus samen: iéksHfi.

Dit alles is ongetwijfeld scherp gezegd. Ds Brussaard heeft met woorden gespeeild. En de Synode wilde bedrogen worden. Waarop Ds Brussaard zegt: bedrieg haar dus. Onze vriend haalt deze woorden van Ds Aalders blijkbaar met groote instemming; aan.

Dr Kaajan wil de dingen wat anders zien. Hij verwijst naar ds H. G. v. d. Brink, die toch niet de classis Haarlem ZTin critiek sparen zou als hij ze had:

Laat ik. allereerst mogen opmerken, dat Ds H. C. van den Brink, de scherpzinnige theoloog van Zandvoort, over de kwestie-Ds Brussaard gansch anders denkt dan zijn beide medestanders Ds Buskes en Ds Aalders.

Hij staat geheel aan de zijde van den „Gereformeerden" modewerker van het „Handelsblad" en van Ds S. P. Vermeer, die verklaarden, dat Ds Brussaard wel 'degelijk aan de classis Haarlem d e v o 11 e h o n d e r d procent heeft gegeven.

Niemand zal mij euvel duiden als ik zeg, dat ik aan het oordeel van Ds van den Brink in dezen heel wat meer waarde toeken dan bijvoorbeeld aan d^t van den jongen Ds Buskes. iSlUSll-

En even later:

Ja, tegenover hen. ' die beweren (zooals bijv. Ds Buskes), dat de classis water ip den wijn gemengd en Ds Brussaard ten koste van de eerlijkheid was tegemoet getreden, zegt Ds. H. C. van den Brink:

„Het zal echter nu na kennisneming van de feiten voor ieder wel overduidelijk zijn, dat van zoo'n middenstandpunt geen sprake is."

Voorts valt nog te citeeren uit de pers, die tegenover de Gereformeerde kerken staat, een uitlating van ds J. J. Buskes. Hij zegt in de „Overtoomsche Kb.":

Laai men toch niet vergeten, dat de geest van het kerkelijk loven nooit bepaald wordt door scherpzinnige formuloeringen en breede redeneeringen. De geest van het kerkelijk leven wordt bepaald door de lovende personen, di-a in de kerk arbeiden.. De geest van Assen wordt niet gehandhaafd door bcsluilicn op papier, maar door levende personen die uit dien geest leven. Al zijn allerlei besluiten in de kerk als officieele besluiten van de synode dier kerk rechtsgeldig, practisch beteekenen zij niets, wanneer de levende personen er niet achter staan.

Afgezien van den onzaligen en langzamerhand door de repetitie wat vervelenden term „de geest van Assen" ben ik het volmaakt met ds Buskes eens dezen keer. Ik vind het alleen maar jammer dat hij zelf tegen deze wijsheid ageert, door b.v. te eischen, dat de classis Haarlem niet ieders „geest" proeve uit 'Z< |n werk, maar automatisch de paperassen, die in geval A dienst deden, één voor één voor den dag halen zal en als handleiding voor den loop van het geding gebruiken zal in geval B, Dat is te veel mechaniseerend, schematiseerend, inquisitoriaal, etc. Laat men niet heendraaien om de groote waarheid dat niemand heeft willen verklaren wat ds Brussaard heeft uitgesproken.

Ds Buskes stelt wel een regel maar is kwaad als de classis Haarlem hem opvolgt.

De „humor" in het Evangelie.

In „De 'Wachter" schrijft de heer T. v. d. Kooy over de geschriften van dr M. v. Rhijn uit den tateren tijd. Hij brengt ook ter sprake, wat dr v. Rhijn opmerkte over den „humor" (de „ironie") van Christus. De heer v. d. Kooy heeft zijn bedenkingen tegen de wijze waarop prof. v. Rhijn bewijzen zoekt bij te brengen:

Wat ons echter opvalt, en eigenaardig aandoet, is dat hij er in den breede op wijst, dat vele woorden van onzen Heere Jezus als „humor" moeten worden verstaan!

Ééns op dit pad, is het verbazend, hoeveel humor hij in de Evangeliën vindt. Hij ziet den Heere Jezus en de Apostelen en de schare, zelfs Abraham in de gelijkenis, al maar schudden van het lachen, of althans een ondeugend gezicht zetten, of glimlachend knikken.

Zacheüs zat in den boom. De menschen lachten hem uit, en riepen: „kijk Zacheüs eens! Jezus bemerkte dat men hem uitlachte.... Toen Jezus bij Zacheüs in huis was, zei deze: „Ik ben een dief, maar ik zal het goedmaken!" Bij hem aan huis werd voortaan nooit meer over geld gesproken (!).... Hoor van de weduwe en den rechter: „Het feit, dafde vrouw den rechter de ooren vol zanikt, zoodat hij bang wordt, dat zij hem in het gezicht zal vliegen en de oogen uitkrabben, was wel geschikt om de hoorders te doen lachen...."

Als 'de Farizeeërs in Lukas 14 gaan zitten bij den maaltijd, probeeren zij allen naast den gastheer te komen; 'dringen op fatsoenlijke manier; trappen elkaar op de teenen en zeggen even „pardon". Als Jezus daar wat van zegt, zit de gastheer voortdurend te knikken; hij is het daar wel mee aens....

De „humor-liefde" kan, geloof ik, een soort obsessie worden. Dr van Rhijn onderstelt ook al ironie in het woord des Heeren: „Judas, verraadt gij den Zoon des menschen met een kus? " Hier werpen we in ons oordeel alle reserve af! In dit ontroerende oogenblik der gevangenneming, nu de Heere in Gethsémané heeft geleden, en zich vrijwilUg aan zijn vijanden overgeeft, om daarmee den hangen lijdensweg te betreden; in dit machtige moment van verschrikkelijke werkelijkheid, aan ironie te denken, vinden we psychologisch de o n-gerijmdheid zelve.

En zoo ook leiat hü vader Abraham den Farizeeër met een „ondeugend gezicht" aanzien, als hij spreekt van de groote klove; „glimlachend en min of meer ironisch", als hij zegt, dat ze Mozes en de Profeten moeten hooren; en als het gesprek uit is, knikt vader Abraham nog eenige keeren, en er ligt iets van ironie in zijn oog: .... „dat heb ik 'em es goed gezegd!"

Maar, vragen we, wat zou dat voor een Abraham moeten zijn, die een van zijn vleeschelijke nakomelingen in het helsche vuur smarten ziet lijden, en hem dan in allerlei grapjes en ironische gezegden da trekken van zijn Farizeesche systeem „thuis doet krijgen", zooals de schrijver wil?

Ik voor mij geloof, daTOe ironie in Christus' woorden (en elders in den bijbel) niet te ontkennen valt. Maar eveneens dat de „bewijzen" van prof. v. Rhijn niet aUe recht gekozen zijn.

Nog andere bedenkingen heeft de schrijver in het algemeen:

Hij (dr V. Rhijn) noemt het Evangelie „den blik, dien Jezus op de wereld had." Mij klinkt dit veel te beperkt, veel te relatief. Wij menschen-hebben allerlei „blikken op de wereld", de een zus en de ander zóó, en sommigen •hebben al een heel vreemden kijk. Moeten we nu bij onzen Heere Jeftus ook al spreken van den blik, dien hij op de wereld had?

Bij het woord van den Heere Jezus tot den moordenaar: „Heden zult gij met mij in het Paradijs zjjn", teekent Dr van Rhijn aan, dat Jezus hier wat „oversloeg", n.l. den tusschentoestand. Alweer, ik kom niet op het veld der exegese, maar moeten we bij den Heere Jezus van „overslaan" spreken?

„In het huis mijns Vaders zijn vele woningen." Dr van Rhijn noemt ze „logeerkamers" (!).

H e t g e s p a a r d e h u i s j e.

Ds L. J. Lammerink schrijft in de „Hervormde Deutsche Kb.":

Zelf zag ik het met eigen oogen, een deel van een dorp was platgebrand, een huisje was in het midden van 'de vlammen blijven staan. De vlammen waren over de woning heen geslagen en hadden de woningen van de buren aangetast, maar die eene woning was blijven bestaan en in die eene woning een man, voor wie het gewetensbezwaar was geworden zich te verzekeren. Leerde hij zoo in het vuur der beproeving niet verstaan in de handen van welk een Goddelijk Beschermer hij zich bevond?

Wat meent ge, dat zulke krachtige daden Gods niet • zouden meewerken om de liefde overvloedig te doen worden in kennis van die onuitsprekelijke grootheid en goedheid Gods, maar ook in dat innerlijk gevoelen voor zijn rekening te staan, en hoe bedroevend het toch is, wanneer wij ons leven op allerlei terrein nog zoo zoeken te behouden, in plaats van het aan Hem over te geven en onze bekommernis zoo weinig op den Heere werpen.

' Als nu clie anderen komen vertellen, die met eigen oogen gezien hebben, hoe b.v. elders de bioscopen gespaard bleven en kerkgebouwen verbrandden, of weer elders bij een aardbeving of overstrooming de gebouwen der communisten of der mohammedanen of der roomsche missionarissen gespaard bleven en die der gereformeerde zending werden verwoest, dan — ja, dan kunnen we weer van voren af aan beginnen.

De taak der kerkelijke pers in 1927.

Prof. Grosheide zegt in „N.-H. Kbl.":

We mogen dankbaar zijn, dat de Synode bij' haar arbeid zoo door onze kerKelijke pers is gesteund, en we vertrouwen, dat ook onze Pers verder zal medewerken - om den welstand van het kerkelijk leven te bevorderen.

Die taak zal dan ook in 1927 moeilijk genoeg zijn. Misschien zelfs zwaarder dan ze 'was in het voorbijgegane jaar.

Toen de zaak van Dr Geelkerken aan de orde was, ging het om één kwestie, die 'op de Synode, waar al de Kerken, bijeen waren, is behandeld. Nu komt het werk aan de bezwaarden. Dat gescliiedt op tal van plaatsen. En het is lang niet overal hetzelfde. Het gevaar is groot, dat men rekening houdende met wat men vindt in eigen kring, algemeene maatregelen zal voorstellen, die elders niet passen e.n daarveeleer verkeerd zO'Uden werken. Een uitlating nuttig hier, kan elders afstooten of de moeilijklieden vergrooten. Vooral omdat bij de bezwaarden zooveel misverstand blijkt te bestaan, onjuiste voorstellingen heerschen, zal het er te meer op aan komen te behouden, zooveel het kan. Hier kan de Pers veel beder^fen door goedbedoielde, maar tocli onvoorzichtige uitlatingen.

Daarbij komt dan de Synode te Groningen. Straks gaan de rappiorten vea'schijnen. Betrekkelijk is het gemakkelijk, daaiiover te handelen, omdat we tot onze voorlichting wel gedocumenteerde, voor ieder te lezen rapporten zullen ontvangen. Toch, omdat we nu eenmaal in dagen van crisis leven, zal ook hier de bespreking veel zorg vereischen. Opdat niet dadelijk worde afgesneden, hetgeen wat nieuw o'f vreemd lijkt, maar alles rustig worde overwogen en goede voortgang van ons kerkelijk leven bevorderd.

Wereldbeeld en wereldbeschouwing.

Ds P. V. Dijk heeft indertijd in de „Zeeuwsche Kerkb." enkele bedenkingen geopperd tegen dr Schoutens uitspraken over het bijbelsch wereldbeeld. Gelijk hij zelf zegt, betrof zijn bezwaar de meening van dr Schouten,

alsof de Bijbel in een ander wereldbeeld geschreven was, dan wij hebben; en aan die uitspraken van de H. Schrift welke op dit naïeve wereldbeeld betrekking hadden, geen normatief gezag zou zijn toe te kennen (blz. 18 Sch. Wereldb.).

Ds V. Dijk deelt nu mede, dat hem „van zeer geachte zijde uit Kampen" geschreven is, dat zijn opmerking niet juist was. Immers, zoo merkte de correspondent van ds V, Dijk op, er is immers onderscheid tusschen wereldbeeld en wereldbeschouwing. Het eenè kan dus niet, het andere wel normatief zijn.

Hiertegenover zegt ds v. Dijk dan weer:

Alleen merken wij op, dat wij bü de bestudeering van het boekje van Dr Schouten „Het wereldbeeld enz." het onderscheid niet hadden leeren inzien tusschen „beeld" en „beschouwing". Wereldbeeld is de samenvatting van 'de kennis aangaande de inrichting van de wereld.

Door het vragen naar de 'harmonie die al het geschapene beheerseht; het zoeken naar den oorsprong, het doel van het heelal tracht de mensch zich een w e-reldbeschouwing te verwerven.

Daar die kennis, naar Dr S. zelf verklaart, uit den aard een systematische kennis is, zal tot het wereldbeeld dus ook wel de beantwoording van de vraag naar den samenhang, naar de harmonie behooren. En natuurlijk staat (blz. 2) beginsel en feit in zoo nauw verband, dat van het beginsel waarvan men uitgaat zeer afhangt hoedanig de groepeering van de feiten is. Zoodat toch ook „wereldbeeld" fvengoed een zeker resultaat is van mijn beginsel.

Wij hebben aaarom het onderscheid .tusschen wereldbeeld en wereldbeschouwing wezenlijk niet zoo gevoeld, als Dr S. het wil duidelijk maken.

Voorts werd in den brief van 'ds v. Dijk's correspondent nog betreurd, „dat men van theologische zijde telkens maar weer de beoefenaren van andere wetenschappen bij ons volk verdacht maakt". Daarvan duchtte de auteuB van den brief noodlottige gevolgen voor de kelken. ^||iS'

Hierop antwoordt ds v. Dijk dit: .' •, - £pï'' • '

We hebben onze waardeering voor Dr'"§i'^l#t' onder stoelen of banken gestoken; en zijn zeer matig in onze uitdrukkingen geweest. We meenen met onzen „Zeeuw-

sche Kerkbode" te bewijzen, dat wij ons Vaü eiken schijn zelfs van verdachtmaking steeds wisten te onthouden.

Dit belet ons niet om als er o. i. gevaar dreigt, onze lezers te waarschuwen. Belangstelling en respect voor Dr S. ris geleerde of voor wien ook mag ons niet doen aarzelen, onze opmerkingen te maken.

De tegenwoordig nog al algemeen gehouden klacht, dat de theologen de beoefenaren van andere wetenschappen van zich vervreemden door hun soms afwijzende critiek, is toch niet te handhaven. Als theologen hebben zij natuurlijk op niemand iets voor en maken ze dezelfde fouten als iedereen. Maar de theologen houden zich met de bizon der e openbaring bezig, die voor ieder belijdend lid der geref. kerken volstrekt gezaghebbend moet zijn en ook als zoodanig door allen aanvaard is. Het is dan ook geen eisch van de theologen als wetenschappelijke werkers, doch consequentie van ieders aanvaarding der gereformeerde belijdenisschriften, dat met de resultaten der Schriftstudie gerekend worde, en dat men behoorlijk kennis ervan neme, juist, omdat lüermee niet de.wetenschappelijke mensch in den christen g e k nie c h t wordt, doch de christen in den man van wetenschap g e-d i e n d wordt, gelijk elk lid van zijn kerk. Als mannen van wetenschap staan de leerlingen van alle faculteiten gelijk; doch zij hebben, voorzoover ze belijdende christenen zijn, het Woord Gods als voor allen gezagihebbend aanvaard. Liefde en vertrouwen eischt de onderstelling, dat 'de theologen ook niet meenen óver anderen leiding te willen nemen, doch mèt de anderen de leiding te aanvaarden (in onderwerping) van de gemeenschappelijke belijdenis en het over allen regeerende Woord. Die de niettheologen onder ons van de kerken „vervreemden" (gelijk ik ergens las), dat zijn niet zij, die hun den dienst te goeder trouw bewijzen van de verdieping van hun inzicht in de consequenties van hun eigen zelfbinding aan het Woord, dat zij als geloovigen aanvaardden, — doch dat zijn zij, die zelf niets positiefs te beweren hebben, dij daar ook eindelijk ronduit voor moeten uitkomen, en toch den schijn aannemen alsof ze een dienst kunden doen aan andere wetenschappelijke vorschers uit de kerkelijke samenleving.

Wan, t dat is een waan.

Wie iets nieuws te zeggen heeft, die kan den man van wetenschap niet helpen.

En wie hem de ruimte laat en daarmee gracieus genoegen neemt en geeft, och, die heeft den christen in den beoefenaar van wetenschap nog geen dienst gedaan. Want als het goed is, dan verlangen alle belijdende christenen bij den dag meer gebonden te worden aan de Hei-W^SWf^m^^M ^ ^ ' lig'e Schrift en die binding in èohcreten vorni te zien.

Wie hem „de ruimte" geeft, doet hem geen dienst. Want zijn christelijk hart roept: geef de openbaring de ruimte, en laat ik op zij gaan voor de waarheid van mijn God.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 21 januari 1927

De Reformatie | 8 Pagina's

PERS'SGHODW.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 21 januari 1927

De Reformatie | 8 Pagina's