GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

PËRS'SCHOUW.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

PËRS'SCHOUW.

18 minuten leestijd Arcering uitzetten

Over de taal van de dioefheid naar God.

Droefheid van God, dat is droefheid, die overeenkomstig God is. Haar taal moet het ook zijn. ; \Iaar dr Kraan brengt niet zonder groote oor-zaak hier ds G. Wisse (dien van de laatste jaren!) ter sprake. Hij schrijft in „Geref. Kbl. Vlaardingen ca.":

Onder bovenstaanden titel heeft de heer G. Wisse, predikant bij de ' Christelijk "Gereformeerde Kerk te ('trecht, verleden jaai' een boekje in hot licht gezonden. Het kan nuttig wezen, dit werkje la ons Kerkblad eens nader te beschouwen, zoowel ter wille van de belangrijkheid van het onderwerp, waarover het handelt, als ter wille van de bewering, van Chr. fieroformeerde zijde herhaaldelijk geuit, alsof de oude, beproefde, bevindelijke waarheid in de Gereformeerde Kerken niet meer is te vinden en alsof het monopolie daai'van bij de Chr. Geref. Kerk berust.

Later:

Ds AVisse schijnt er van te houden, om over geestelijke zaleen realis, tisch te handelen en hiertegen is ook niet het minste bezwaar. Maar hij wordt realistisch ook platvloersch soms en schrijft op zulk een wijze, dat gij u afvraagt, oi. iemand de heilige dingen zelf nog wel in het oog lieetf, wanneer hij zóó spreken kan. Of hoe anders te oordeelen ovei' een platheid als: „lammetje of volwassen scha.ap, ze hebben toch heide vier pooten" (blz. 37); „zoo iemand zal niet kieskeurig zijn betreffende het middel van verlossing" (blz. 96); „de afgoden, die zoo in het woonhuis, in de vestibule staan, ia, die gaan er in den lege^ • wat eerder uit, dan de verborgen terafim, die onder het zadel weggestopt zijn" (blz. 108); „mogelijk" houdt de Heere ons op rantsoen" (blz. 124); of ook een ongevoeligheid als deze, dat onbokeerd voor God te moeten verschijnen, niet meevallen zal. (blz. 141). Op zulk een wijze" wordt, om Ds Wisse's terminologie een oogenblik aan te nemen, hot leven toch wel te ordinair voor ons (blz. 51).

-Maar stuitend en weerzinwekkend wordt zijn spreekwijze, wanneer men op uitdrukkingen als de volgende stoot, waarvan het boek letterlijk wemelt. Droefheid, > welke belioort bij de aan voel ing en ontmoeting Gods in onze. ziel (blz. 9). God laat Zich aanvoe-1 e n fblz. 14). D§ ziel wordt op God verliefd gemaakt (blz. 24). De Heihge Geest gebruikt de openbaring van Gods grootheid, enz. als middel om de ziel te docA , o m k ij k e n (blz. 15). Zij ervaart... God prikkelt mij (blz. 15). Door invloeiing van de geuren van Gods wezen is de ziel als ontroerdl en bedwelmd geworden (blz. 19); terwijl zij later weer tot bedaren komt (bl^-28). ÏYaar mate het geloof dieper indringt in Christus, haalt het meer uit Christus uit (blz. 29). Het hart eeuwig aan God te mogen ophalen! (blz. 50). O, dat boren, d.at graven in God om wat los te krijgen (blz. 51).

Dat hij God uit Zijn heilige tent van liefde en vrede heeft weten uit te lokken tot het vertoonen van zulk een gramstorig aangezicht (blz. 91). Wie ooit in God heeft ondervonden: Ik zal u een lachen malfen — die brengt voort vruchten, wonderkinderen der godzahgheid, als zijnde van den Geest bevrucht (blz. 120); terwijl Ds Wisse ook een schriftuurlijke uitdrukking als „van God gegrepen" vervangt en verbetert (!) door die „van God gekust" (blz. 92).

En bepaald anti-schriftuurlijk wordt Ds WJsse in zijn zegswijze, wanneer hij ons wil laten bidden, dat wij onze lusten en onzen wil mogen voelen opgelost in Gods wd en werk (blz. 110); of wanneer hij het een zahge gebeurtenis prijst, als de ziel den stroom harer ongerechtigheden in den nog grooter, dieper, al-overwekligenden stroom van Zijn zielobloed ziet opgenomen, ziet weggevoerd en t'' niet gedaan i^bl. 116).

Andere werkwijze der synode?

Hier volgt iets, dat ds Miedema schreef in „Gron. Kb.":

Toch ook al rekent men met deze büitengewoonheden, dan is nog niet te ontkennen, dat onze Synodale vergaderingen neiging vertoonen verlengd te worden. En is het, zoo wordt gevraagd, niet mogelijk anders te Avearkefl? Zou het, niet mogelijS^ zijn alleen maar twee professoren, in plaats van alle hoegleeiraren als praoadviseurs uit te noodigen? Is het mogelijk een heel groot deel protesten oveir grensregeling enz. vaar de Synode af te houden? Kan er niet een schifting gemaakt tusschen zaken die alleen in de couimisisies behandeld en op de volle vergadering alleen als hamerstukken wordenl afgedaan en zulke zaken, die alleen in de volledige vergadering der Synode besproken en beslist worden? En misschien zijn er nog wel meer voorslaigen gee• ' 'daan, die'ónze 'aaridacht Vontgingön. - OvöiT-het algemeen zijn or meer klacbten geslaakt, dan pogingen gedaan om oplos, sing uit deze moeilijldieid te krijgen.

Zou de oplossing nog niet op andere .wijze zijn te vinden? Het samenkomen om do drie jaar is nog uit de oude • kerkcnordeniug overig behouden.

En behalve andere redenen is dat zeker ook te verklaren uit de moeilijke, bezwaarlijke en dure reisgeleigenheden van ilien tijd, dat een vaker 3amenkoniiön eigenlijk tot de onmogelijkliedieai 'maakte. Maar is dat nu niet geheel veranderd? Waarom moet nu telkens drie jaar gewacht? Zou niet elk jaar de Synode kunnen samenkomen, of ten min.ste om; het andere jaar? En zou dat niet de vluggere arbeid ten goode komen ? . Zou dat althans, niet ook een middel kunnen wezen, al of niet gecombineerd met wijzigingen in de werkwijze, die tot veel korteren duur der Synode-zittingen konden leiden?

Misschien is juist deze pa, uze nog 'wel niet ongeschikt, dat eenige maatregel wordt overwogen om in dezen wijziging te brengen?

Inmiddels is de pauze reeds vOiOTbij (dit stuk staat reeds een week o-ver).

Over ds Wisse's beschrijving van de „droefheid naar God".

Het boven geciteerd artikel van dr Kraan stond reeds een week over.' Thans citeeren. we ook uit het vervolgartikeJ, dat inmiddels reeds verscheen, in hetzelfde blad.

Dr Kraan zet zijn .opsomming van bezwaren voort:

Het valt bij het lezen van zijn boekje op, hoe weinig schriftmatig het ondeinverp wordt behandeld. WielisAvaar haalt Ds Wisse hier en daar teksten en stukken van teksten aan. Een enkele maal gaat hij op een onderdeel van een tekst meer in bizonderheden in en biedt hij een min of meer uitgewerkte exegese.

Met, dat ilt elke uitlegging van Dis Wisse gaarne ovetrnemen zou. Er is, bij vooirbeeld, nog al onderscheid tusschen wat hij over de hoofdplaats van dit onderwerp (2 Cor. 7:10) op blz. 19 opmerkt, en wat de kantteekening, Calvijn, e.a. hierover zeggen. Maar ook al laat men dit niet gelden, dan blijft nog dit . hoofdbezwaar ovei', n.l. dat niettegenstaande alle gebruik van tieksten. Ds Wisse toch niet Schriftmatig is te werk gegaan en de Icennis aangaande de droefheid naar God niet van stuk tot stuk uit de Schrif1{ heeft saamgebracht en opgebomvd.

Is dit een onwillekeurig verzuim? Nesn, dr Kraan: zegt

Onnadenkendheid is dit niet.

Onnadenkendheid is dit niet. Achter deze handelwijze schuilt een welbewuste (Overtuiging en een doorgedacht beginsel. De schrijver geeft hiervan onomwonden i-ekenschap (blz. 6 en 7), en laat ons hierdoor zien, dat een eenzijdigheid van zeven jaar geleden, toen hij zijn boekje „Uit het zieleleven" schreef, thans bij hem tot een bewuste afbuiging van de Gerefoirmeerde lijn geworden is.

Wat toch is het geval? Ds Wisse beweert, dat er tweeërlei theologie of godgeleerdheid bestaat; allereerst een voorwerpelijfce, die de waarheden der Schrift wetenschappelijk uiteenzet en beschrijft; maar voorts ook een practicale of onderwerpolijke, öLe zich op het innerlijke zieleloven richt. V.a.n deze • laatste zegt hij, 'lat ze haar kennis uit het inwendige, bevindelijke leven moet opdiepen (blz. 6); dat zij eerst velerlei in het ziele-• leven heeft waar te nemen, te controleeren, te zien; ontplooien, enz. om het daarna als empirische (ervarings-) wetenscha, p, te beschrijven (blz. 7). Wel is hierbij het Wooird Gods de eenige gids en toetssteen blz. 7); maar Ds Wisse vermijdt het toch om hier de Schrift de fcenbron Ie noemjjn. De kenbron Is alleen de ziel, met al wat in haar leeft en beweegt. ,

Zoo ver was hij in 1920 nog niet. Hij had toen wel reeds een eenzijdige voorhefdo voor zijn z.g. practicale GiOdgeleerdheid, maar hij zeide toen nog, dat het tot de volle verkondiging des Woords behoort, om ook .naar en uit dat W.oord (spatiëering van mij) te doen hooren, welke ervaringen en toestanden menigmaal voorkomen in het leven van Gods kinderen. (Uit het zieleleven, blz. 16). Daar erkende hij nog, dat de psychologie (zielkunde) geen onderdeel der theologie mag genoemd, maar dat de theologie alleen de roeping heeft om' do ziel in haar verhouding tot God, den naaste en zich zelf te stellen tot voorwerp van haar onderzoek en beoordeeüng. (idem blz. 21.)

Hij sprak toen slechts van een voorwerpelijke en onderwerpelijke ontvouwing (blz. 22) en verder nog niet.

l)och dit is thans anders geworden.

Er is, volgens hem, .bepaaldelijk tweeërlei theologie of godgeleerdlieid, één die tot kenbron heeft het Woord Gods en een andere, die — zij 't ook ondej leiding en toetsing der Schrift — haar kennis verkrijgt uit de ziel.

En juist hier Ugt het bedenkelijke van Ds Wisse's standpunt. Indien hij zijn hoekje had aangediend als een stuk zielkunde, of als een studie Qver een hepaald rehgieus verschijnsel. of als een bijdrage tot de geschiedenis der Christelijke vroomheid — de zaken stonden anders. Maar nu hij, pure zielkunde geveTid, toch durft spreken van theologie, van de wetenschap der kennisse Gods, dient ernstig geprotesteerd.

Ds Wisse, aldus dr Kraan, is „een goed stuk den ethisch en - weg ingeslagen":

Ik heb op ^deze plaats reeds vroeger gelegenheid gehad om te~ beweren, dat er verwantsch.ap besta, a, t tusschen de ethischen en de onderstrooming van ons Gereformeerde leven, en Ds Wisse levert voor deze stelhng nieuw bewijs. Soortgelijke klanken hebben we ook reeds dikwijls uit ethischen mond gehoord. Ook daar zegt men in allerlei toonaard: uw dogma, uw leerstelhge waarheid, uw leer aangaande God, put ge niet uit den bijbel. Ge moet u in uw öigen ziel verdiepen, uw religieuze aandoeningen en ervaringen doordonken en iDOSchrijven en dan krijgt ge pas echte theologie. En zeker, 't is wel veilig, dat ge hierbij als gids ook de Schrift gebruikt omdat daarin hel religieuze leven het zuiverst en het krachtigst tot uiting komt, maar daaruit kunt ge toch nooit uw dogma on uw theologie opbouwen. Die vindt ge' alleen in de diepten van uw eigen ziel.

Zoo v^' is Ds Wisse nog wel niot gega, an. Dan zou hij ook volslagen ethisch zijn. Maar een goed stuk is hij toch wel den ethischen weg ingeslagen. Wat de ethischen ..zeggen van de heele theologie, zegt hij van een onderdeel en eigenlijk van het voor hem belangrijkste onderdeel der godgeleerdheid. Ook hij poneert de stelling, dat wij wetenschap aangaande God verkrijgen door studie der menschelijke ziel.

Maar hiermee heeft hij dan ook principieel de Gereformeerde lijn verlaten. Hiermee is hij aan zijn eigen uitspraak van 1920 ontrouw geworden. Hiermee heeft hij theologie en zielkunde verwisseld en staat hij lijnrecht tegenover wat vele Gereformeerde theo-. logen hebben geleerd.

Dr A. Kuyper heeft indertijd ook een breed, .driedeelig boek over het werk van dsn Heiligen Geest' geschreven, dus speciaal over dat werk, dat God in den ionbelen geloovige en in de Kerk van Christus onderwerpolijk tot uitvoering brengt. Maar zijn methode was een andere, omdat zijn theologie ei; n amlere was. Hij zette met nadruk voorop: , , .AÏ is dus 's men-' schen geest bij geen onderwerp, meer dan hij den Heiligein Geest tot hat uitbrc^eden van eigen bevinding' geneigd, toch moet bij geen onderwerp als juist bij dit, de eisch onverbiddelijk vastgehouden, dat de eenige bron onzer kennisse ligt in hot Woord, dat die Gieest zelf ons gaf. CDeel I blz. 2.) . '.•, ; .i; .j"-, .^jj-

Trouwens, de „ervaring", stel, dat mètf erover spreken wil, weerspreekt zelf de onderstelling, als of, wat ds Wisse oplegt, van God opgelegvl wordt:

Jlaar ik ben overtuigd, dat er tientallen on honderden op'rechte kinderen Gods zijn, die lang niet alles hebijen doorgemaakt, wat Ds Wisse heeft besohrevem en althans niet op de manier van hem. De Schrift had zijn eenige fcenbron moeten wezen.

Reeds een enkele uitspraak tronjwens, als van ds Wisse boven geciteerd werd (God, die de ziel oip rantsoen zet) bewijst, hoe.bij de lijn der Schrift verlaat, 'God to't auteur der menschelijke zonde maakt (geestelijke traagheid en armoede is niet Gods, maar onze schuld), het exegetisch standpunt ter zake van het onderwerp' der .„geestelijke verlatingen" kwijt geraakt is, anthropomorphismen misverstaat, en intusschen een geheimleer schept, die wel zooi nederig is — ik spreek nu in de taal van ds Jongeleen — zich met een eigen aanbevelingsbrief als niet-O'ppervlakkig aan te dienen tegenover de meening van anderen, die men voor het gemak als „oppervlakkig" aandient. Maar voor wie goed ziet, is DIT alles oppervlakkig; het streelt bepaalde groepen; het is valsch synthetisch (d.w.z. het verdoezelt tegenstellingen tusschen gereformeerden en ethischen, en bewijst daarin reeds eigen oppervlakkigheid en de afwezigheid van den wil tot op'bouw der mystiek uit eigen beginsel); en, toont bovendien, bij alle beroep op „zielkundige" verschijnselen, die men zoemaar poneert, een . verbijsterend conflict met de eerste gegevens óók eener geloovige psychologie. Terecht besluit dr Kraan zijn tweede artikel aldus:

' Van Christelijk Gereformeerde zijde wordt telkens gezegd, dat de oude bevindelijke waarheid op de Gereformeerde kansels niet meer gè-hoord wordt. Maar voor dat deze aanklacht onderzocht wordt, dient uitgemaakt te wezen, dat een bevindelijkheid' en een _ pnderW'Orpelijkheid als van Ds Wisse, in een kerk, die Gereformeerd wil wezen, in ieder geval niet kan en zelfs niet mag gepredikt wO'rden. Tenzij op de plaats van bet Woord de menschelijke ziel, op do •plaats van Christus do christen gezet en aldus da waarheid des evangelies zelf vervalscht worden orag.

Ik ben blij, dat dr Kraan geen doekjes erom windt. Sommige geestelijke zwakkelingen zeggen: maar dat is geen zoeken naar de ee-nheid, o wee, daar gaat de broederlijke liefde. Maar primO' willen de chr. geref. leiders zélf toch om geen enkel lief ding ook maar' een hand uitsteken naar de eenheid, en ten tweede moet men eerst de problemen stellen zooals ze zijn en ze zuiver voorleggen aan de aandacht van het volk. Polemiek met de leiders der chr. geref. kerk is geen onvriendelijkheid tegen hun persoo^n — wat hebben we met personen te maken.? — maar is een liefdetaak vo'or het volk, dat men op doolpaden leidt door het scheppen van tegenstellingen, die niet bestaan, vO'Orzoover men teksten erbij te pas brengt, en die niet met teksten ondersteund worden, vcorzoover men moet erkennen, dat ze bestaan (omdat ze'gemaakt wordenl Wie op dit oogenblik tracht de verschillen te doen zien, precies zooals ze zijn, en terwille van het volk van de straat hardop te zeggen: het is niet waar, die h'seft zoo nog al eens voor enkele zwakke broeders of grage martelaren den schijn tegen zich, ook onder zijn eigen familie. Het hindert volstrekt niet. Later ko'mt wel het resultaat. Men krijgt geen ©snheid tenzij na vooirafgaande zniverhouding van de probleemstelling. Daarom is werk, als dr Kraan verricht, tegen de groep-Kers ten, en ook nu tegen een in de chr. geref. kerk almeer veldwinnende richting . (los-van-Kampen-ook-van-vóór-1892!!!) zoo heilzaam, al lijkt het niet erg „dierbaar". Moge God ons verlossen van de „dierbaarheden'-j.-die maGhJeloos zijn; want die zijn goedkoop. : ii|ïi^^SS|^|p^'

Opheffing van den dwang tot vaccinatie?

Vele përsartikelen , jaichea de eerlijkheid toe, waarmee van den kant der medici thans erkend wordt, dat de vaccinatie niel langer alè ongevaarlijk mag erkend worden en dat dus de door de overheid zijdelings geoefende dwang niet langer mag gehandhaafd worden. Het aantal artikelen is te veel, om uit elk esn keus te doen; niema.nd zal me euvel duiden, dat ik thans prof. Lindeboom laat spreken voor allen, den man, die in den strijd tegen den dwang tot vaccinatie (met dr Ilijk Kramer) wel vooraan gestaan heeft. De hoogleeraar zegt in „De Wachter":

Welnu — tlians komt de geneö-skuudige medewerker va, n ds „N. Rott. Courant" met heit opzienbarends bericht, dat de Ng^igj-iajiidgche geheeskmidigei Aveield vrijwd •eenstemmig is in Iiaa.r oordeel, dat het pleit inzake de vaccinatie is beslist. De wetenschap heeih; een zwaren slag ontvangen. Haar poginigem om do vaccinatie en den vaccinafeiodvvang te redden, zijn mislukt.

„De wetenschap", dus zegt hij, , , erkent miet leege lianden ie staan, en van die zijde is men hoie langer hoe minder geneigd individu-ael en persooidijk, zo-o^ Avel als collectief, de verantwoordelijiclieid te dragen voor de voortzotting van de medewerking aan het verrichten vau de in haar'betrekkelijke gevaarlijkheid niet langer nüskonde: , kunstbewei-'king."

Jlen ziet dus wel, dat niet ^.alleen de dwang niet meer houdbaar is, omdat het risicO' bij de vaccina, ti© thans te groot wordt geacht om licm nog langer moreel te rechtvaardigen, maar ilat de vaccinatie zelf wankelt.

En hiermode zijn twee belangrijke fouten in het vohe hebt gesteld.

Welke beide fouten? Prof. Lindeboom antwoordt:

Welke beide fouten? Prof. Lindeboom antwoordt: De eerste fout, waarop wij döeMen, was deze: dat hetgeen men dan d e wetenschap pleegt te noemen, het merk va» haar onfeilbaarheid gaf aan de vaccinatie, zoodat zij voor sommige politieke partijen een 'dcgina werd, waardoor op de argumentatie van de' bestrijders zo-o goed/als geen acht werd geslagen. De conclusie, waartoe tlians de medische wereld eindelijk in ons land kwam, had" vijftien jaar geladen wel reeds reoht van besta'an. En er as dus geen reden voor de wetenschap, om, ^ooals de schi-ijver in da , .X. Roitt. Crt." het zegt, zich er op te verheffen, dat zij zoo nobel is om den slag, die haar trof, eindelijk te ©rlsemhen.

De tweede foot was echter veel e: rger. De onfeilbare wetenschap had aan het vpirtrouwen, dat haar kunde onder de rnenscben wekken kon door haar • goede resultaten niet'genoeg, maar vroeg den Overlieidsdwang om haar vindingen een volk op te dringe.n. En de Overheid durfde dian dwa, 'ng aan', dus beschikkende over de lichamen en zooals nu blijkt over het leven der ondea-danen, zonder ©enig uit haar roeping en gezag voortvloeiend recht.

Er was hier dus een ernstige wetenschappelijke dwaling en een' nog eirnstiger 'politieke dwaling. De wetenschappelijke dwaling beirustte op deize peilers: de vaccinatie is een onfeilbaar voiorbehoedmiddel en: de vaccinatie 1^ onschadelijk, zoodat men dus een volk mag dwingen 'haar op zich te doen toepaasan.

De politieke dwaling vloeid'Si voort üit het liberaal dogma van de O'nfeilbare wetenschap en het dogma van den almachtigen Staat.

De Antirevolutionaire partij heeft tegen beide" steeds den strijd gevoerd.

Thans wordt eindelijk toegegeven, dat zij op beide punten volkomen gelijk had.

Conservatief contra vooruitstrevend?

In „'Geref. Kb. Den Haag" spreekt de heer Van Beeck Calkoen - over de kwestie van den „uitbouw" der belijdenis. Tegen het woord zelf heeft de auteur bezwaar:

Ik hoop. dat we van onjuiste, leelijfce woord afraken. Het is in 1920 te Leeuwarden uitgedacht, omdat men — dit mag althans verondersteld — vreesde voor het woord „revisie", en nog meer — en terecht — voor uitbreiding of iets dergelijks, jfaar uitbouw is altijd iets dat niet tot het eigenlijk essentieele van een gebouw behoort. En dat bedoelde men te Leeuwarden toch niet.

Vervolgens spreekt de heer v. ".B*.^'C.' Oivër de behandeling dezer aangelegenheid ter ' Groninger synode. Hierover is reeds in ons blad gesproken; we herhalen thans niet. Wel vragen we aandacht voer onderstaand gedeelte uit het artikel:

Was er esn bohoildonde strooming?

Laat ons voorzichtig zijn met ons oordeel en — zooals ook te Groningen met nadruk werd uitgesproken — niet ondoordacht de tegenstelling maken 'conse'i-vatief — vooruitstrevend. Er was te Groningen geen conservatieve strooming. Wie den hoogbejaarden oudhoogleeraar Lindeboom zoo frisch en levendig hoorde betoogen wat de eds.ch van het hede'U is, wie de spanning ko'n volgen, welke discussie over nieuw© formuleering van belijdenis-kwestie kemneifkte, zal .moeten toestemmen, dat hier geen sprake was van strijd tegen behoudzucht of voor teruggang'. Er was esn opgaande lijn. Maar dan in anderen zin alsi men oppervlakkig meende te moge'U verwachten.

Eigenlijk kwam aan de orde deze groote vraag: Is voor den vooruitgang van ons kerkelijk leven noodzakelijk, dat in belijd'6 nisformule e ring wordt vastgelegd watals-Vraagleeftin de kerken?

Ja, zei men eenerzijds. Zooals in het stoffelijke verkregen inkomst wordt vastgelegd in kapitaal (het beeld is van Prof. Hepp) zoo moet ook wat in en ' en uit het leven der gemeente opkomt als verrijking worden vastgelegd in belijdenis-vorm.

Neen, zei, men anderzijds. Het is'geen vooruitgang, , wanneer wat leeft wordt vastgelegd. De Pharizeeën ., —-zoo sprak Prof. Riddcrbos — meenden aiierlei aan het volk op te moeten leggen. Allo uitbreiding is geen verrijking van onze belijdenis.

Men gevoelt, hoe belangrijke kwestie dit is.

• Zonder iets terug te nemen van wat ik, al was het maar in. het vO'Orbijgaan, ter zake opmerkte, meen ik ook, dat men de kvi^estie onzuiver stelt en de verhoudingen op onjuiste wijze afteekent, als men „zonder mee r" de tegenstelling maakt van conservatief-vOiOiuitstrerend. Natuurlijk bestaat zoowel de met den eenen als de met den anderen naam aan te duiden gi-oep. Alleen maar: het verschijnsel is te gecompliceerd, dan dat men met déze contrasteering genoeg zou hebben gezegd.

Er zit meer achter de vraag, dan in deze tegenstelling kan worden uitgedrukt. Wat b.v. .prof. Ridderbos opmerkte (zie boven) wordt ook' wel eens aangevoerd door hen, die zich als de allerjcDgsten presenteeren. En daaro-m is het goed, dat men onthoudt, wat hier gezegd werd door den


'tfJH'Ipércti f i c a t ie. In het nummer van verleden week 'stond achter het opschrift: „Ds Hasper en de • zwaai naar links" een vraagteeken. Dit is niet door mij bedoeld; want met wat Ds Lleida zei, ben ik hei volstrekt niét) oneens. Voorts stond onder „Over den geest van hot schism'a" te lezen: „De consequentie, die in deze woorden va n ds Brussaard zou besloten liggen..." Lees niet: „van", maar: „voor". ' K. S.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 28 oktober 1927

De Reformatie | 8 Pagina's

PËRS'SCHOUW.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 28 oktober 1927

De Reformatie | 8 Pagina's