GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

IETS OVER DE CATECHISATIES.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

IETS OVER DE CATECHISATIES.

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

V.

Hoe moeilijk zulks ook is, toch zal op catechisatie do persoonlijke band tusschen catecheet en leerling steeds vaster moeten worden.

Daartoe is het noodig, dat de catecheet de individueelc behoeften van zijn catechisanten kent, en dat hij zijn leerlingen gadeslaat. En dat laatste dan niet met een blik, die de massa even aanraakt, maar zóó, dat hij verstaande weet in te gaan tot het leven van zijn lee'rlingen.

De p u b e r i toch, — en de meeste catechisanten behooren tot deze groep jonge menschen — zijn in een uiterst moeilijken tijd van hun leven. Zij voelen den storm van den twijfel op zich afkomen; zij hooren de geweldige vragen die er links en rechts gedaan worden aan hen, die nog christen zich noemen; zijzelf worden meermalen in hun tot voor korten tijd nog kinderlijk vertrouwen geschokt, ook door 't geen ze van ouderen onder „christenen" met eigen oogen aanschouwen. Zij zijn beurtelings de uiterst consequente critici, die alles verstandelijk willen verstaan, en de overdreven sentimenteelen, die alles gemoedelijk willen benaderen.

En helaas kan niet worden gezegd, dat zij thuis altijd begrepen worden. Niet alsof de meeste onzer christenouders niet ernstig zouden pogen de moeiten en den twijfel van hun kinderen te verstaan — maar wel doordien dal pogen dikwerf niet slaagt. Hier toch speelt een eigenaardige kwestie een rol. Het is, naar het schijnt, voor de meeste kinderen onmogelijk om zich geheel rond en open voor hun ouders uit te spreken. In 't algemeen kunnen we wel zeggen, dat een jongmensch tussohen twaalf en twintig jaar, niet dan zeer moeilijk met zijn geestelijke nooden tot zijn ouders gaat. Het is hier niet de plaats om te trachten, dat verschijnsel te verklaren. Genoeg zij het, dat feit te constateeren. Ook de ouderen onder onze lezers toch zullen in meerderheid toestemmen, dat ook zij in bun jonge jaren dezelfde ervaringen hadden.

Daarbij komt nu nog iets anders. Niet alle ouders zijn even verstandige opvoeders; en ze zijn niet alle even beheerscht.

Wanneer nu eens een jongmensch met moeilii'kheden komt, dan zal al te dikwijls de wijze, waarop hij dat doet, echt jongensrachtig, of echt meisjes-achtig zijn. De jongens zullen ruw en onbesuisd, overdreven en onverschillig met hun moeiten en vragen voor den dag komen. Ds meisjes zullen af en toe, vinnig uitvallend, een innerlijke instelling verraden, die meer een gemoedsaandoening, dan een logisch te benaderen opvatting beteekent. Maar beide worden ze door hun ouders dikwijls verkeerd begrepen. Liefde schrikt spoedig. En in den schrik over het kwaad, dat vaak zooveel grooter 1 ij k t dan het is, komt veelal een onjuiste houding van de ouders zooveel bederven. Ze zeggen dan dingen, die hun kinderere tot nóg erger uiting persen; ze dreigen soms met „hel en Verdoemenis", zonder dat ze verstaan, dat de vragen der jonge menschen daarmede niet worden opgelost.

En ligt in het feit, dat de jonge menschen, h u n kin-' deren toch, zich tegen hen uiten, geen bewijs van vertrouwen? Ligt daarin niet dit prachtige, dat hun kindelen tegen hén eerlijk alles durven zeggen?

Daarom ihebben ouders zulke momenten zoo sterk te waardeeren.

En.... uit te builen.

Maar intusschen blijft het feit, dat jonge menschen in den regel niet in de eerste plaats naar hun ouders gaao met hun moeiten en zorgen.

En dan is in de eerste plaats hun dominee voor he'.i aangewezen als hun vertrouwensman.

Op catechisatie komt hij met hen in contact, en hij is naar den aard van zijn ambt de eërst-aangewezene om hen in moeilijkheden van geestelijken aard bij te staan.

Want hij heeft meer te doen dan de jonge menschen „wat kennis bij te brengen".

Hij heeft ook te overtuigen.

Alle-remmingen voor de overtuiging heeft hij zooveel mogelijk weg te nemen.

Hij heeft óók hen te verstaan, op ziïlk een wijze dat alles, wat de jonge menschen schuw zou maken, zóó dat ze niet zouden d u r v e n komen tot hem, worde vermeden.

Maar daartoe moet hij hen soms bovendien trekken. Hij moet tot op zekere hoogte op hun gelaat kunnci lezen, wanneer ze „iets hebben".

Dat brengt vanzelf tot persoonlijke bearbeiding, tot individueele behandeling van de jonge mensclien.

Dat hiertoe eenige psychologische kennis noodig is, valt licht te verstaan. Maar boven alles is hier noodig het begrijpend ingaan tot het jonge '.even; een psychognojfisch zich wenden tot de type, die hij voor zich ziet. En hoewel dit door kennis beter mogelijk wordt, is toch hier de liefde iets dat van zoo uitnemende beteekenis is.

Kennis van het algemeene type der jonge menschen, aangevuld met een liefdevol verstaan van elks onder scheiden behoeften en neigingen, doet hier werkelijk — als middel in de Jianden van onzen God, „die harten neigt als waterbeken" — wonderen

En dan de ouders.

Neen, we willen niet nogmaals zeggen, dat zij een zee'.' speciale zorg aan hun kinderen in de puberteitsjaren hebben te wijden.

Maar wel meenen we te moeten wijzen op iets anders. Het is in onzen tijd een droef verschijnsel, dat vele ouders een wonderlijke rangorde schijnen te verdedigen bij de inrichting van 'het leven, en de verdeeling van de levensuren, van hun kinderen.

Het allerbelangrijkste is de avondschool, de cursus, de les, die klassikaal wordt gegeven. Daarvoor moet eenvoudig alles wijken; die lessen kunnen n"atuurlijk niet worden „verzet".

Dan volgen privaatlessen. Die kunnen uiterst moeilijk „verzet" worden, en mogen niet gemist worden.

Dan komen de uren van genot: verjaardagpartijtjes, pleziertjes, uitvoeringen; die kunnen natuurlijk ook niet „verzet" wordenden 'tis uiterst onaangenaam om ze te moeten missen.

En dan eindelijk is er ook nog de catechisatie. Die...., ja.... dié.

Zie, 't is dus eigenlijk deze orde:1. cursus, 2. privaatles, 3. plezier, 4. catechisatie.

't Is gelukkg lang niet overal zóó Voornamelijk ten platten lande zijn er nog zeer, zeer vele gezinnen, waar voor de catechisatie alles wijken moet.

Maar de door ons voorgestelde orde begint al meer dié te worden, die het respect van vele ouders heeft.

Niet alsof ook in die gevallen de ouders het weer ste6d=! van harte zouden doen.

Maar de kinderen hebben een grooten invloed; zij hebben „geen zin" in de catechisatie; en 't inoet helaas wor­ den gezegd, dat in vele gevallen het hart van de ouders wordt bekeerd tot de kinderen. Wie rondom zich ziet kan op rSeer dan één terrein der dingen zien, lioe ten dezen het verband ontsteld wordt en v e r b r o k e n, hoe de orde wordt omgekeerd, en het kind koning is. En wéé het land, maar ook, wéé het gezin, welks koning een kind is.

Intusschen vergeet men, dat de catechisatie in de eerste plaats, als middel in Gods hand, de kinderen opleidt voor het koninkrijk der hemelen, terwijl dat andere, afgedacht nog van het plezier, dat ook voorgaat, hen maakt tot burgers van het aardsc'he rijk. En het genot — wie zou 't misgunnen aan onze jonge menschen? — maar is 't niet herhaaldelijk voorgekomen, dat een meisje wegbleef van de catechisatie, „omdat een tante jarig was", of een jongen, „omdat een zuster van 't meisje van zijn broer, door d'r examen kwam"? Dit zijn geen gefingeerde gevallen noch berusten ze op verzinsels van de jongelui; de oudere wisten van deze dingen en. . . . hadden 't goed. . . . gevonden; 't geen dan nog iets anders beteekent dan: , , ze keurden het goed".

Zal ons catechetisch onderwijs vrucht dragen, dan moet het in eere blijven, waar het nog in eere is, en weer in eere komen, waar het zijn eere verloor.

De catechisatie moet e n ten formeele e n materieel hel beste onderwijs bieden, dat er gegeven wordt. Dat is de roeping en de eere der kerk.

Daarom zullen onze kerken ook hebben toe te zien en te zorgen, dat de dienaren des Woords p a e d a g O' - g e n z iJ! n, zóó a's er honderden di'enaren des Woords paodagogen zich getoonil hebben en nóg toonen; paedagcgen, bij de gratie Gods.

Maar dan znllon ook do ouders, (niet omdat 't „toevallig" zulk goed onderwijs is, maar omdat het hun roeping jegens hun kind en hun kerk en hun Koning is zóó te doen) de catechisatie iu eere hebben te houden.

De catechisatie komt allereerst op 't program. En daarvoor wijkt alles.

Wie eenige ondervinding heeft" weet, dat er voor kinderen van ouders, die zóó denken, steeds een regeling is te vinden, waarbij ze geregeld de catechisatie kunnen bezoeken, en-geen schalde lijden, wat hun verdere opvoeding en opleiding betreft.

Het gewicht, dat zóó aan de catechisatis wordt toegekend, eischt Qiok, dat de kinderen van Jongs-af ter catechisatie gaan. Zoodra ze zelfstandig kunnen loeren, en zelfstandig kunnen vervullen de opdrachten hen op catechisatie gegeven, hebben ze te komen. Laat ons zeggen ongeveer het tiende Jaialr. Ook als ze op de christelijke school gaan. Het sohool-ondenvijs toch heeft een gansdi ander karakter dan liet Catechetisch onderwijs, indien beide goed zijn, ook al wordt bi) beide dezelfde stof behaindeld.

In ieder geval hebben ze de catechisatie te bezoeken, zoodra ze de lagere school hebben verlaten.

Ook ten dezen dreigt er verslaj)ping te komen.

Soms gaan de Jongelui ter caitechisatie tegen den tijd dat ze 'n jaar oif achttien zijn — en^/dan zijn ze na 'n jaar al zóó bij, dat ze graag „aangenoanen" (1) willen worden. En ze begrijpen niet, waarom 'n eenvoudig dienstmeisje, dat v, an baar tiende jaar de catechisatie bezocht dan glimlacht. En v? ; aïineer de catecheet dan zwak genoeg is, en de bede gehoor geeft, dan zijn er straks weer „belijdende leden", met 'n groot wooi-d misschien, maar met zoo weinig inhoud, dalt ze een stevige Gereformeerde preek niet kunnesa „verduwen". En da: n, wanneer „Gods Woord aaii hen bediend" wordt

zeggen ze: „(laar snap-jo niks van". Doch wanneer er een etalage-kast rnct bloemen voor hen wordt uitgesteld jubelen ze: „o, wat mooi, wat mooi, ..."

En ook in hun Bijbel staat het:

„Mijn voJfe gaat verloren omdat het geen kennis heeft."

Kerk en gezin hebben hier beide een roeping. Gegeven door onzen Go< l.

HEERE, God des V e r b o rud s, is zijn Naam.

J. WATERIiVK.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 18 mei 1928

De Reformatie | 8 Pagina's

IETS OVER DE CATECHISATIES.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 18 mei 1928

De Reformatie | 8 Pagina's