GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

DE HISTORISCHE SGHRIFTBESCHOUWING.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

DE HISTORISCHE SGHRIFTBESCHOUWING.

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

III. (Slot.)

Het gevaar van de historische Schriftbeschouwing is waarlijk niet alleen in Nederland of door Geretormeerden gezien.'

Eer kan men zeggen, dat overal, waar de resultaten dezer historisch-kritische behandeling der Heilige Schrift openbaar werden, het volk, dat God vreest, is wakker geschrikt en verstaan heeft, dat hier verraad gepleegd werd aan de Goddelijke Openbaring.

Ook in wetenschappelijke kringen is verstaan, dat deze theorie, gezien haar resultaten, niet zonder meer juist kan zijn en ook aan de zijde der geleerden is gevoeld, dat naar een andere methode moest worden gezocht.

Nu is het jammer, dat dit doorgaans is geschied door eerst de geheele historisch-kritische methode te aanvaarden. Daarnaast moest dan iets anders komen. Zoo is gepleit voor de theorie, dat alleen het religieus-ethische in de. Schrift van waarde is voor ons leven des geloofs. Men heeft beredeneerd, dat het geloof nooit rusten kan op een .wetenschappelijke zekerheid, doch een eigen vastheid behoefde en ook had. Waar en aannemelijk voor het geloof zou zijn, wat het geloof van het individu of de gemeente als waar of waardevol had ervaren. Men heeft zich losgemaakt van de historische feiten, om vast te houden in het geloof wat achter de feiten 1^ en in de feiten werd geopenbaard. Een ander betoogde, dat hij zich door geen historische kritiek ooit zijn Heiland liet ontnemen, want dat de levende Persoon van Christus zich in zijn ziel daartoe te duidelijk manifesteerde. Weer anders, bij niet zoo weinigen heeft de historische kritiek alle aantrekkelijkheid verloren. Wat deed men er mee? Leerde men er den tekst beter door verstaan? Toch eigenlijk niet. Er waren andere vragen te beantwoorden, die van grooter beteekenis zijn.

We noemden enkele pogingen, voor een niet gering deel ingegeven, door de vrees, of zelfs door de zekerheid, dat de ongebreidelde kritiek nog verder doen zou, wat ze reeds gedaan heeft, den eerbied voor de Schrift ondermijnen, ja haar van haar openbaringskarakter berooven.

Toch konden al deze pogingen, waarvan zeker vele goed waren bedoeld en tot op zekere hoogte te waardeeren, geen doel treffen.

En wel hierom niet, omdat ze alle begonnen met den tegenstander in de hoofdzaak gelijk te geven. Toegegeven werd, dat de Schrift historisch document was en als zoodanig moest worden behandeld. Van principieel verweer tegen de historische kritiek geen sprake. Integendeel, ze werd ten volle toelaatbaar geacht. En een enkele maal kan men zelfs den. indruk niet van zich afzetten, dat het strijden voor het gezag en de waardij der Schrift gepaard gaat met een pogen om toch, door het aanvaarden van de kritiek, vooral uit te laten komen, dat men in wetenschappelijkheid voor zijn tegenstanders niet wenscht onder te doen.

Daarmede is tevens gezegd, hoe alleen de historische Schriftbeschouwing met al haar droeve gevolgen is te weerstaan. Weerstand kan alleen, geboden worden, indien men principieel een ander standpunt aanvaardt. De Schrift niet menschenwerk, niet op zijn best oorkonden der openbaring, maar zelf-openbaring Gods, de S^chrift ingegeven door den Heihgen Geest.

We gaan hier de gronden voor dit aitgangspunl niet ontwikkelen. Trouwens die zijn reeds vaak genoeg in hei licht gesteld.

We meenen beter te doen met ten slotte een ander punt te behandelen. De historische Schriftbeschouwing is ook aan ons niet voorbijgegaan. We herinneren aan de bekende spreuk, dat de ketterij de vroedmeester is van het dogma. Er is in dit geval een analogie.

De Duitsche geleerde Zahn heeft eens van Calvijn geschreven, dat wat Calvijn ten beste heeft gegeveh over de geschiedenis van het ontstaan der Bijbelboeken, behoort tot Ket oppervlakkigste, dat er bestaat. Dit oordeel is onbillijk en onjuist, omdat het er geen rekening mee houdt, dat men elk geschrift naar zijn datum beoordeelen moet; maar het is niet geheel en al onbegrijpelijk. Wat Calvijn leverde staat torenhoog boven wat men in dien tijd gewoon was te geven. Waar is, dat bij Calvijn het historische wel eens te kort komt, bij Beza vindt men veel meer in dit genre. Hij had het ook al weer wat rustiger en beschikte over meer materiaal dan zijn groote voorganger. Calvijn zocht het meer, in wat wij zouden noemen, het psychologisch verklaren. Het , , naar mijn oordeel", dat zulk een zielkundige opheldering inleidt, treft men in zijn verklaringen telkens.

Dit is zeker, dat het na de groote zestiende en wil men zeventiende eeuwers bergafwaarts is gegaan. Een mechanische opvatting van de inspiratie sneed de mogelijkheid om tot een recht historisch inzicht te komen, ten eenenmale af.

Dit laatste stelt tevens in het licht, wat wij als Gereformeerden aan de historische Schriftbeschouwing hebben te danken. Ze heeft er ons toe gedwongen niet maar veel bepaalde uitleggingen te herzien, maar bovenal heeft ze ons genoodzaakt ons rekenschap te geven van onze Schriftbeschouwing en. geleid tot een teruggrijpen naar de zestiende eeuw tot het pleiten voor een organische inspiratie.

Het zou te lang duren dit onderwerp in den breede uit te werken, we moeten ons bepalen tot eenige hoofdzaken.

Een der fouten van de mechanische inspiratieopvatting was, dat het Schriftwoord werd losgemaakt van den tijd waarin het was gegeven. Een enkel voorbeeld. Wie de klinkers van den Hebreeuwschen tekst geïnspireerd acht, moet tot de slotsom komen, dat de inspiratie nog werkt in den tijd, waarin die klinkers werden bijgeschreven. Maar de fout schuilde natuurlijk daarin, dat men een uitspraak nederschreef, zonder zich er van te vergewissen, wanneer voor het eerst klinkerteekens tot verduidelijking van het consonantenschrift werden gebruikt.

De Hollandsche schilderschool heeft niet zelden de Bijbelheiligen voorgesteld als eerzame Hollandsche burgers. Men kan dat als kunst waardeeren, maar archeologisch is het onjuist. Zoo kan men waardeeren het opkomen, voor het absoluut gezag der Schrift, d.w.z. dat. ze altijd en onder alle omstandigheden leeft en geldt, zonder in den koop te nemen de historische onjuistheden, waarmee het gezag der Schrift soms is verdedigd.

De historische Schriftbeschouwing heeft ons galeerd ernst te maken met het feit, .dat God Zijn openbaring gaf in den loop van de geschiedenis, een geschiedenis, die eeuwen omspant. Ze heeft ons geleerd ernst te maken met het feit, dat God Israël uitverkoren heeft als het volk der openbaring on dat de Schrift daar het kenmerk van draagt. Maar ze heeft er ons tevens voor gewaarschuwd de Schrift Oostersch, Israëlietisch te maken. Wè hebben beter leeren verstaan, dat de Bijbelschrijvers niet maar waren pennen van den Heiligen Geest, maar dat God de Heilige Geest op heel hun denken en willen beslag heeft gelegd om dat te gebruiken voor de openbaring. Kortom ze heeft ons geleerd ook ernst te maken met den menschelijken factor.

Daardoor is het niet gemakkelijker voor ons geworden. De Schrift is Goddelijk en menschelijk, niet voor een deel Goddelijk en een ander deel menschelijk of naar een bepaalde zijde Goddelijk en een. andere menschelijk, maar Goddelijk en menschelijk tegelijk. Hier raken we aan het wonder. De inspiratie is een wonder, we zullen haar nooit verstaan. En we zullen uit de moeilijkheden, die we nu duidelijker zien dan tevoren, nooit uitkomen, want dan zou het wonder zijn verklaard.

Van de overzijde wordt ons nog al eens verweten, dat het onder ons met de Schriftstudie maar treurig is gesteld, dat we halfslachtig zijn, eenerzijds zijdelingsche blikken werpen naar de nieuwere wetenschap om haar anderzijds toch weer niet te aanvaarden, dat we niet duidelijk welen te maken, wat we eigenlijk willen.

Waar is, dat de Schriftstudie onder ons wel te kort gekomen is en dat er pas in den allerlaatsten tijd iets meer aan gedaan is. In dat opzicht hebben we wel een vermaning verdiend. Er kan zeker heel wat aangevoerd worden, dat tot verontschuldiging strekt, maar het feit is er niet minder om.

Maar niet minder waar is, dat we niet moeten meenen aan onszelf, laat staan aan anderen, onze Schriftbeschouwing volkomen duidelijk te maken. We kunnen niet anders doen dan in systeem brengen het zelfgetuigenis der Scluift en rekening houden met de Schriftstudie zelf ia den ruimsten zin des woords. Ook dan zal veel niet verklaard zijn. Want het woiider is niet te verklaren.

F. W. GROSHEIDE.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 22 juni 1928

De Reformatie | 8 Pagina's

DE HISTORISCHE SGHRIFTBESCHOUWING.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 22 juni 1928

De Reformatie | 8 Pagina's