GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

PERSSCHODW.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

PERSSCHODW.

15 minuten leestijd Arcering uitzetten

Pascal aan 't woord.

Ds J. G. Feenstra geeft in „Scheveaingscbe Kerkboda" volgend© „gedachten van Pascal", door hem oivergenoMien uil de laatste editie der Gedachten, volge-ns de ©d, Brunschvigg, uitgave Wereldbibliotheek:

Wanneer men een natuurlijkeai stijl ontmoet, is men veiTast, want men verwachtte een schrijver en men vindt een mensch. Alleen zij eeren de natuurlijkheid, die baar leeren, dat zij over alles spreken kan, zelfs ov«r de godgeleerdheid.

De opemmakende eigenschap van een sleutel; de naar zich toehalende eigenschap van een haak.

Als een wijsgeer — ook de grootste — over een plank moet loopen, die meer dan voldoende breed is, maar onder die plank gaapt een afgrond, dan zal, hoe zijn verstand hem ook overtuige dat hij daar veilig ovei' heen kan loopen, zijn verbeelding hem de baas zijn.

Wij kunnen niet eens een advocaat in zijn toga; zien met zijn baret op zijn hoofd, zonder een gunsti-•gen indruk van zijn bekwaamheid te krijgeai.

' Dè bekoring van het nieuwe heeft dezelfde macht (zie boven).

Ik kan over mijn werk niet oordeelen, als ik er aan bezig ben; ik moet doen als de schilders en er eeai eind van af gaan staan; maar niet te ver. Hoever dan? Raad eens.

Iets 'onbeduidends kan. ons troosten, omdat iets iMibeduidends ons bedroeft.

Laten zij tenminste hooren, hoe die godsdienst is, dien zij bestrijden, alvorens dien te bestrijden.

HoeSeet-fesïinglaijken weten niets vaa ons ai!

Tusschen oais, tusscheoi de hel en de hemel, is er niets dan het leven; ©n dat is het meest brooize wat er ter wereld is.

„Ik zou dadelijk alle genoegens opgeven" zeggen zij „indien ik het geloof bad". — En ik zeg u: „Gij zondt weldra het geloof hebben, indien gij uw genoegens opgaaft".

SWaarheid aan dezen kant van de Pyreneeën, dwaling aan gene.

Gcdlocchenaars moeten volmaaikt duidelijk© dingen zeggen; en het is niet volmaakt duidelijk dat de ziel stoffelijk is.

Men wordt op Pascal niet gauw kwaad.; enkele favorieten des geestes deelen met hem in dat schijnbare voorrecht. Vandaar dat de oppositie tegen het scheppen van een tegenstelling tusschen schrijver en mensch zoo licht verdragen wordt. Daarvoor, is eerder de boven gemelde oorzaak voor aan te voeren ter verklaring, dan dat men als reden zoiu mogen opgeven: Pascal was zelf ook een s c h r ij v e r. Het gaat met schrijvers als. met favorieten onder de dominees: het favoriet-zijn beslist over de temperatuur bij de oordeelvellingen.

Eenheid in hei mindere, verdeeldheid in hei meerdere.

In het orgaan van de Geref. Ver. voor Drankbestrijding zegt de heer C. Buitendijk:

H e e r 1 ij k, en toch anderzijds weer s m a r t e - 1 ij k. Zoo voel ik de m.i. niet te miskennen openbaring va.n de pluriformiteit dèr'Kerk, als het lichaam van Christus, altijd aan. Er isi éénheid, er bleek diepe éénheid in onzen Heere te zijn, en toch..... Er is éénheid in ons optreden als Gereformeerden., ., in den dranks t r ij d, en daaxvoor danken wij onzen God, en toch De Protes tan ts ohe Christenheid ligt verdeeld, met oen onoverbrugbare Idoive. Voor een deel wel vereenigd in één Kerk, of Kerkgenootschap, maar toeii in belijdenis en geloof vierkant tegenover elkaar. Hier in onze V e r - e e n i g i n g, één in de confessie, en toch .... zoo diep, zoo hopeloos verdeeld in den geïnstitueerden vorm der Kerk.

Maar daarom is het eenerzijds heerlijk en jnogen we dankbaar zijn dat we door onze Vereeniging, in den strijd tegen een volkszonde, toch elkander nog mogen vinden en elkander mogen w a a r d e e - ren. Dit laatste hopen we, trots reel miskenning van elkander. Een Christelijk Gerefoirmeerd en een Gereformeerd predikant trad roor ons in de Wij ding sure op. 't Was verheffend, die éénheid in dan g eest, 't was heerlijlc, maar zooals ik zeide, er ontsnapte mij toch een zucht van heimwee en van weemoed.

Volkomen mee eens.

Mijn verzuchtingen gaan vooral dezen kant uit, dat men wél allerprincipiëelst praten wil met elkaar over een toepassing van de christelijk© levensbeginselen op één enkel bepaald punt, maar niet-praten wil oiver de dieper liggende, en de terreinen der bizo'ndero genade rechtstreeks rakende beginselen zelf. De misère van den dronkaard pakt de menschen aan en maakt ben nuchter en ooncreetzakelijk; de „breuke der dochter Sions" is meer een kenn-term voor den preekstoel, die iedereen in slaap houdt.' V'oorzoover man daarbij denkt aan kerkelijke breuk, denkt men vagelijk aan alle kerlcen; , verminderd met de eigöjiè; en voórzooiver men daarbij aan de zonde in he-t algemeen denkt, laat men zijn trage gedachten vagelijk over , alle zonden henenstrijken, behalve de kerkelijke.

Wie op dat punt nuchter probeert te wezen, berijdt een hobby.; wie geheelonthouder is, is een. eerbiedwaardig mensch..

Althans in de oogen' van sommigen, die alle dingen bezieoi onder een bepaalden gezichtshoek.

De lieer Buitendijk zal verstaan, dat deze laatste tirades niet op hem zien; om alle misverstand al te snijden, zeg ik dat nog maar even erbij.

Een vragen-boekje van Calvijn.

„De Bazuin" bevat in „Op en Om Ons Eerf" dit:

Calvijn en de kinderen en de veronderstelde 'wedergeboorte. Dezer dagen bladerende in de werken..van Calvijn, trof mij deze aanvang van zijn kinder'catechisatie (Institution puerile de la doctrine-ohrestienne.)

L e m a is.t re: ..Mon. fi%i^es; jifui, ; p^eg|i, m dé faict Odmme tu es de nom?

IJ enfant: Ouy mon pere. Le maistre: Comment le scais, tu? L enfant: Car ie suis-baptise au nom du Pere et du . Filz et du sainct Esprit.

Men leze, desverlangd, dit na in Corpus Reformatorium, volumen L, (Ivan. Calv. Opera quae supersunt, vol, XXII, fcoloim 101q

De vertaling luidt als volgt:

Onderw-ij zer: Mijn zoon, zijt gij Christen in der waarheid gelijk gij dat - ook zijt in naam?

Leerling: Ja, mijn vader.

Onderwijzer: Ho-e weet gij dat?

Leerling: Omdat ik gedoopt ben in den naam van Vader, Zoon en Heiligen Geest.

Vrage: als dit eens gestaan had in een - vrageniboekje van een gereformeerden dominee, zouden niet dadelijk alle christelijk-gereformeerde bladen gesclireven hebben: fij, dat neo-calvinisme?

Liefhebbers van de tnarohandage met een zin uit „De Heraut" van zooveel jaar geleden, of van ve-rknipping van synodale uitspraken (Utrecht 1905) moesten! de lezers maar eens tracteei-e-n pp dit Galviniaaium. Helaas, zij zullen 't wel niet doian. Want dan zou de noodzakelijke — en rechtvaardige — opmerking, dat men iedereen moet lezen in verband met het geheel van zijn - denken, eens toegepast kunnen worden op - de Gereformeerde Kerken!

Over Chrisiendom en Culiuur.

Prof. dr A. G. Honig schrijft in „De Bazuin":

In hetzelfde nummer van het „Algemeen Weekblad voor Chi'isten-dom en Cultuur", waaruit ik in het vorige nummer iets ter sprake bracht, schrijft prof. van der Leeuw ook nog: „Prof. Haitjema zegt heelemaal niet, wat wij nu met die cultuur moeten doen. Wel is waar richt hij zich vooral tegen de cultuur, die haar oorsprong nam in den vrijheidswaan der Aufklarung, maar daar alle cultuur een menscholijk pogen bei kent, een menschelijk bouwen, daar waar alleen Qo'i bouwmeester zijn kan, geldt de tegenstelling tusschen christendom en cultuur voor alle vormen van die cultuur. God kan ons uit da#conflict bevrijden, zóó, dat wij, bouwende en werkende, bouwen en werken in Zijn dienst. Hij kan ons aan onszelf ontheffen, zoodat wij huizen hebben als had-den wij ze niet en geleerdheid als hadden we die niet. God kan en wil dat. Maar Hij zal het zeker niet doen, wanneer wij de cultuur negeoren. In cultuur kan veel verborgen hoogmoed schuilen, maar in de simpele en rustige negatie der cultuur nog meer". En aan het slot van zijn artikel vraagt hij nog: „Meent prof. Haitjema heusoh, dat God ons ook door' die ontwikkeling (sedert het einde - der 18de eeuw) niet iets gegeven heeft, een positief goed, dat wij gebruiken moeten? En — bescheidener nog geformuleerd — meent hij inderdaad, dat het niet op den weg der Theologie zou kunnen liggen, om zrich in ieder geval eens af te vragen, hoe de verhouding nu eigenlijk is tusschen wat die verderfelijke cultuur ons leert en wat God ons openbaart en wij van Hem belijden?

In deze onlhoezeming maakt prof. van der Leeuw dezelfde fout, als in het artikel „Guituur en Christelijke Theologie", dat voor enkele - maanden in „Van Tijd tot Tijd" opgenomen en voor eenige weken door mij ter sprake gebracht werd. Het zou zoo gewenscht geweest zijn, als prof. van der Leeuw was begonnen met te zeggen le, wat hij onder cultuur verstaat; 2e. wat volgens hem is „de algemeene.cultuur" (deze term is van prof. van der Leeuw afkomstig); 3e. waaraan we bij , i.christelijke cultuur" {deze term wordt ook door - hem gebruikt) te denken hebben. Maar omdat hij dit naliet, is een rustig debat met hem niet wel mogelijk.-

Het trof me, hoe. in 1 et Roomsche apologetisch Tijdschrift (af). Aug. en Sept. 1929) geheel anders gehandeld wordt en hoezeer daardoor de uiteenzetting aan klaarheid wint. Daar sohrijft de heer Jozef Poels, dat het woord cultuur wel veelszins een „toover-mode-slag of gevoelswoord" is geworden, maar dat hü het toch niet eens is met prof. Knappert, - die aan beschaving boven cultuur de voorkeur geeft. Voorts betoogt hij „dat we kunnen geraken tot de vaststelling en de ontleding van het begrip „cultuur", wanneer we maar bij die ontleding en vaststelling tewerk gaan volgeus vaste stellingen. Twee vaststellingen komen hier in aanmerking: ten eerste: wat is het woord cultuur etymolog'isch d. w. z. waar komt het woord cultuur van-daan en hoe is daarvan het gebruik? ; en ten tweede: een juiste en volledige beschouwing van den mensch, van de menschelijke natuur in zich en in al haar verhoudingen, om 'daarop dan het woord cultuur toe te passen". De heer Poels geeft dan eerst de afleiding van ciiltuur. „Het woord cultuur komt van het latijnsohe werkwoord „colere", hetgeen in het algemeen beteekent: een vrije menschelijke werkzaamheid, welke op verschillende en verscheidene voorwerpen kan worden uitgeoefend. Die werkzaamheid richt zich n.l. - op stoffelijke (biJv. akker, tabak, ons lichaam) óf op stoffelijk-geestelijke (geestescultuur dat is: het tot hoogere ontwikkeling brengen van den menschelijken geest door opvoeding, onderwijs, kunst en wetenschap) óf op zuiver geestelijke - goederen (God; het ideaal van de persoonlijkheidscultuur is het dienen van God; cultuur wordt hier: eeredienst, cultus) en in overeenstemming daarmee wordt die werkzaamheid aangegeven met verschillende woorden, maar hel grondbegrip keert toch telkens weer terug. Daarna geeft de heer Poels zijne visie op den mensch. Hierin is veel, waarmee we 't eens ziJn, maar ook veel waarmee • we 't niet eens zijn. Dat spreekt ten opzichte van een Roomschen - denker van zelf. Ten slotte biedt hü-dan deze - definitie van het begrip cultuur aan:

„Cultuur omvat al de stoffelijke en geestelijke goederen, welke de mensch, als lichamelijk-geestelijk wezen, als christelijk-gods-dienstig-weezen, als sociaal wezen in kerk, huisgezin en maatschappij, als levende uit het verleden en voor de toekomst, exploiteeren kan en mag en moet - om te geraken tot een zoo volledig mogelijk harmonische vervolmaking van zichzelven, in het oog , houdend het einddoel, zooals - dat door den Schepper is

gewild". Wij, Gereformeerden, kunnen dei; e omschrijving van het woord „Cultuur" zeer wel aanvaai-den.

En wie weten wil, waarom ook wij aan cultuur bo-; : ven beschaving (dus niet zooals prof. Knappert) de voorkeur geven, leze slechts de keurige en geestige bladzijden, welke prof. A. Kuyper in zijne vermaarde Balderdijk-rede aan deze quaestie heeft gewijd.

Eenvoudige broeders en zusters kunnen uit het bovengezegde al aanstonds zien, dat cultuur ons wijst op een arbeid, die - door God zei ven ons op de hand gezet is en dus ook door ons niet mag verwaarloosd worden. Het is eenvoudig een dwaasheid prof. van der Leeuw na - te zeg\gen, dat wij vijanden zijn van de cultuur. Ook door Gereformeerde christenen wordt de akker-, oesteren tabakscultuur beoefend, omdat ze vveten, dat de Schepper aller dingen de luiheid veroordeelt. En onze landbouwers zijn terecht. van een intensieve bodemcultuur, volstrekt niet afkeenig.

Ook de lichaamscultuur heeft hare rechten. Er ds in •de sportwereld veel zondigs en veel overdrijving. Maar het misbruik heft het gebruik niet op. Verstandige lichamelijke oefening-is nuttig. Onreinheid woir-dt'm'-. den Bijbel bestraft. •' ' ', .> }', •

Veel deden sinds ongeveer een eeuw de Gereformeerd den voor de geestes-cultuur. Men denke slechts aaii onzen gezegenden schoolstrijd, aan onze gymnasidj. lycea, hoogere burgerscholen. Theologische School en Vrjje LTniversiteit. De bouw-en de schilderkunst staaH biJ ons in eer. En wij zijn dankbaar, als God ons in Zijiï gunst vrome dichters én zangers en musici geeft. .^J, Eu ten laatste. Reeds het eerste gebod leert ons, dat het hoogste doel van ons leven zijn moet: God te aan^ bidden, te dienen, lief-te hebben, op Hem te vertrouwen en ons aan Hem te onderwerpen. We oefenen ons — ais •het wel is — in de Godzaligheid.

Leven uit de openbaring.

In het „Algémëeri Wëekbtó" sohrijft ds O. Noordmans: We zijn hier aan de grens der Schepping. Onze ge-

dachte wordt. ... bijna scheppend, We doorzien bijna de gestalten die we zelf bijna oproepen. Daarom bevredigt ons de euclidische meetkunde niet. We behoeven hier niet, aan de hand van de formeele logica, langs de soort, blindelings te tasten naar het individu. Door infuitie en constructie kohien we i n de dingen — bijna.

De andere grens van de bruikbaarheid der formeele logica is de theolo, gie: de kennis Gods. Hier houdt de soort op en we kunnen niet langs de soort tasten naar de ondoorgrondelijke Individualiteit van den Schepper. Dat doen de heidenen. De Christen leeft van Openbaring.

Maar wat nu verder?

En als we van dit „grensgebied" weer terug moeten naar de formeele logica, om nog eens te overwegen, of ze ons dienen kan, zuiver als dienstmeisje? En als een zuiver dienstmeisje?

Hoe het zij: met den laatsten zin begint het pas. Wat is „leven", wat is „wil", en wat is „openbaring"? En — laat ons dat niet vergeten, wie is de „christen", die nu écht op grenswacht staat?

Exegese en studie.

Prof. de Zwaan schrijft in „Algemeen Weekblad":

Er wordt vaak oyer uitleggers en hun exegese zoo onbillijk geoordeeld. Dat begint al met hetgeen de predikant op den kansel in deze richting aan de gemeente geeft, maar de prediker zelf in zijn studeervertrek en de ernstige lezer, die licht zoekt over vragen, die bij het lezen van den Bijbel bij heto rijzen, maken het vaak al niet beter.

Daarom wezen wij er op, dat de vanzelfsprekende eischen, die men aan Bijbeluitlegging stelt, eigenlijk alleen ten volle zouden kunnen worden; vervuld, wanneer de auteur zelf, tot ons leven weergekeerd, ons uitleg zou kurnnen geven iop onze vragen, . Dan eerst zou men zich wei moeten neerleggen bij de ontwijfelbaarheid van wat inderdaad „e ment e auctoris", „uit den geest van den schrijver zelven" tot ons kwam. i

Maar, gesteld eens, dat de apostel Paulus aldus alle vragen, die men in een commentaar en in) een uitlegging beantwoord wil zien, voor oms had opgelost en afgedaan, zouden wij ons daai kurtn^en troosten over zijn heengaan?

Ik geloof; dat Paoilus zelf — zoover gekomen — allerminst tot zwijgen geneigd zou wezen. Integendeel, hijzelf zou, evenmin als wij, het willen laten bij wat wij boven als „a" en „b"-exegese hebben onderscheiden!

Wij kunnen er wel zeker van zijn, dat hij niet zou kminen nalaten te spreken over wat hij, niet alleen in onzen brief, maar in al zjjn brieven tot de zijnieo naar voren heeft willen brengen. Immers wat heim op het hart lag was een boiodschap, een „logos" of Woord Gods! En die „logos" vonnt de diepere eenheiij en den eigenlijken inhoud van alles wat hij te spreken en te schrijven bad in heel zijin apostolische loopbaan.

Wie zou het wagen om — als Paulus, uit den dood herrezen, voor hem stond — tot dien Apostel het wooird te richten en tiem te zeggen: ik wilde dit ein dat heel gaarne van u weten, wamt, ziet ge, ik interesseer mij er zeer voor om u „historisch te verstaan!"

Indien Paulus hem een antvs/oord waardig keurde en zijn zachtmoedigheid bewaren kon tegenover zulk een vragertje, zou' hij hem toch zeker dit ééne onvergetelijk inprenten, dat de Joodsche rabbi uit den stam van Benjamin, dien Cliristus tot Zijn Apostel had gemaakt, volstrekt cmbelangrijfc moet heeten tegenover hef Evangelie, dat de. Heer door hem doet uitgaan in de wereld. Niet d e b o o d s c h a p-per, maar de boodschap! — dat zou Paulus' antwooird wezen.

Als wij Paulus zoo eens loonden hooren spreien, hoeveel leekentheoiogie en hoeveel tra, ditionelé do­ mineespraatjes zouden weg.stuiven oinder 'zijn vurig woord als kaf voor den wind! Wat zouden wij beschaamd en kleingemaakt worden met ons gelmutsel en onze stichtelijkheden en vroomheden!

Maar, naar Gods bestel, is het niet zoo. Niet een herrezen Paulus, maar de Geest des Heeren moet ons leeren hem zóó te verstaan. En, in dien weg, heeft God ons ~de middelen gegeven, die Hij fundamenteel heeft gemaakt en die wij eerbiedig hebben te gebruiken. Onze voorgangers moeEen hun Grieksch grondig kennen. Gunning en Luther geven elkaar hier de band als getuigen voor dezen eisch Gods-De eerste sprak eens tot zijn studenten het onvergetelijke woord: „wie niet studeert, is niet bekeerd", en de laatste schreef: „Die Sprachen sind die Scheide, darin des Geistes 'Messer steekt". En beiden bedoelden daarmee precies hetzelfde. Toch wordt dat maar al te veel vergeten!

Bij de leekentheoiogie en de domineespraatjes zou ook het een of ander van professoren te berde zijn te brengen.

Zij bleven hier buiten schot.

Maar dat is niet zoo bedoeld, natuurlijk,

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 20 september 1929

De Reformatie | 8 Pagina's

PERSSCHODW.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 20 september 1929

De Reformatie | 8 Pagina's