GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Spanning en Humor In de Verhaalkunst.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Spanning en Humor In de Verhaalkunst. <)

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Er is een schuchter ontluikende, Nederlandsche Protestantsch-Christelijke letterkunde. Dat groote bijvoeglijke naamwoord „Christelijk" kan echter alleen dan verantwoord zijn, wanneer men uit een eigen, positief beginsel wil leven en werken. Het komt niet vóór alles er op aan, de letterkundige mode zoo trouw mogelijk bij te houden en soms desnoods dapper vooruit te draven, — het is niet de vraag, of we onstuimiger of voorzichtiger zullen volgen, maar waat en hoe lang en In hoever «1 óf we zullen volgen.

Een goede Christelijke letterkunde zal dan ook minder afhankelijk willen zijn van de heersch^de kimstrichtingen en meer 'bewust de reflectie aandurven. De echte intuïtie vrees't trouwens de reflectie niet, doch gebruikt haar.

Laten we trachten, eenige nauw samenhangende gedachten in verband hiermede uit te werken, met name ten opzichte van de epische kunst.

Er is souvereiniteit in eigen kring ook der... fantasie, 't Gemakkelijkst te aanvaarden 'lijkt zij in da bouwkunst. Toch komen de lijnen en vormen, waarmede de bouwmeester werkt, in de natuur zooi niet voor. Niemand ook zal zeggen, dat de beeldhouwer onwaar is, die de Gerechtigheid voorstelt als een geblinddoekte, wegende vrouw, ofschoon er zoo een nooit op de markt z'it. „Llogen" ook de afbeelders van spTiinxen, centauren, faunen. Hermessen en engelen? En mocht Michel Angelo geen athletische figuren laten zweven in de lucht? Niemand immers zal het ook de muziek kwalijk nemen, dat zij meer is dan enüel natuur-of stemgeluid.

Want de kunstenaar is na-schepper. In dat „na" zit zijn gebondenheid, ia dat „scheppen" zijn vrijheid.

En nu de epische Icunst. Zij zal de werkelijkheid mogen verdichten, of zij zal met zijn. Want de kunstenaar is meer dan kroniekschrijver. Het is echter van belang, de aard dezer verdichting te onderzoeken.

Het is alleen God, die het epos van de tijd overziet; de verhalende mensch echter moet zich een horizon, een gezichtsveld, een standpunt kiezen, dat een begrenzing beteekent en een perspectivische ordening insluit. Dat het groote leven slot en zin heeft, ziet alleen God; voor ons is het een kwestie van geloof. Maar het stukje leven, waarvan wij epische kunst willen gaan maken, moet door ons naar beteekenis en einde worden overzien; wij ronden het af tot een eigen kleine schepping in de groote. Dit is het wezen van alle verdichting. Het is daarbij onverschillig, in hoever het verhaalde verband houdt met werkelijk voorgevallen gebeurtenissen.

Een volkomen verzonnen verhaal, dat bet leven zuiver naschept, is meer waar, artistiek gesproken, (ai we mogen artistiek spreken) dan'een zich als epische kunst aandienende "h i s tori e, die niet in haar kader past. Hierop stranden dan ook vele romans „a clef", d.w.z. zulke, die onder veranderde namen historische, dikwijls nog 'levende personen laten optreden.

En het lezend publiek moet leeren begrijpen, dat het doel van de zuivere epicus niet is, doirpsof stadsschandaaltjes minimaal te vermommen. Heeft de schrijver bezwaren tegen personen of gebeurtenissen, dan staan hem andere wegen open. Desnoods schrijve hij een openlijke charge, eea allegorie of een satyre, die "zich dus als zoodanig aandient. Is hij miader geïnspireerd, dan kan een brochure of een ingezonden stuk wellicht helpen. Maar de kunst boude men zuiver.

De verteller schept een 'eigen stuk leven, met een eigen atmosfeer, eigen menschen en een eigen gebeuren. Een apart wereldje dus, wel verwant aan het groote leven, maar principieel daarvan onderscheiden. Hoe zou nu een mensch uit de werkelijkheid daarin organisch zuiver kunnen woropgenomen? W, ant op dit „organisch" komt het aan.

Laten we dat wereldje thans eens van naderbij bekijken.

Wat is zijn criterium? Evenals in het groote leven: de handeling. De gedachte vindt eerst haar voleinding in de daad. Hiermede is de impressionistische stemjningskunst, 'die sinds 1880 de epiek verslapt heeft, 'in het ongelijk gesteld tegenover de gezonde intuïtie van het ongeletterde volk, dat in een boek "in de eerste plaats vraagt naar handeling. De „verhalenhonger" is, naar mijn innige overtuiging, van huis uit niet „ordinair". De zuivere epicus, laat staan de Christelijke, vlucht niet weg uit het concrete. Komt het erop aan, psychologische processen te beschrijven, teere stemmingen te vertolken, "het geestelijke te grijpen? De mensch is immers nimmer zuiver geest? Een trekken van de mond, een blik, een bijna onmerkbaar gebaar, een natuurdétail, menschvormig of symbolisch opgevat, kan de bizonderste zielsgesteldheid voor de lezer doen leven. Hier is VOOIT de epicus in de beperking nog menige meestertitel te behalen! W« begrijpen intusschen, waarom de ecbt-menschelijfce Vondel in zijn „Lucifer" engelenveeren laat stuiven en de sleutel van "'twapenhuis laat halen. En we herinneren ons, hoe zelfs e muziek, die schijnbaar zuiver geestelijke kunst, werkt met bewuste en onbewuste herinneringen aan stroomende beekjes, windgeruisch in boomen, kloklagen, vogelgezang, voetstappen, lachen en schreien. enz., dus met z'in tui ge­ donder, stadsrumoer, lijk e gegevens.

• De groote, onoverzienbare verwikkelde levenshandeling echter lijkt het oude „panta rei" in het gelijk te stellen; evenals Kloos' zee waseht zij zich zelven af in eeuwige verreining. Niet aldus het gebeuren in de epische kunst. Hier is immers een cirkel getrokken; de na-schepper kijkt neer op zijn eigen wereldje, dat hij naar slot en zin overziet. De handeling is ingekimd en perspectivisch geordend. Er is dus een nabij & n ver, er zijh hoofden bijfiguren. Ergens in het verhaal is het centrum, waar de schrijver onzichtbaar positie heeft gekozen, het punt, waarop alle lijnen van 'de omtrek uitkomen. De feiten zijn daaromheen architectonisch gerangschikt. En omdat het verhaal zich voortbeweegt in de tijd, volgen wij die architectuur aajïdachtig en geboeid vatten wij haar samen onder onder het woord spanning.

Spanning is het essentiëele in de verhaalkunst. Zij zal alleen daar kunnen zijn, waar bet verhaal als een eenheid, „einheitlich", is gezien.

In dit opzicht luistert zij zeer nauw.

Is echter aan die hoofdvoorwaarde eenmaal voldaan, dan blijkt zij plotseling zeer meegaand te zijn. Want zij is niet de pseudo-spanning in zekere sensatielectuur, 'die van geen regelmaat weet en altijd sterker prikkels behoeft; ook is zrij niet enkel snelheid, die zichzelf ten slofte''doodraast^). De epische spanning 'beidt haar tijd, bemint het intermezzo. Verandert zich desnoods bijna in haar tegendeel, maar blijft loeren achter de horizon. En als haar oogenbiik komt, s'pringt zij naar voren, geruischloos en overmachtig.

We begrijpen nu, dat niet elke letterkundige constellatie voor de epiek gunstig is. Er zijn twee hoofdvoorwaarden, waaraan zulk een constellatie moet voldoen. De eerste is een zeker naïef realisme — de tweede, in schijnbare tegenspraak daarmede, een zekere onafhankelijkheid van de werkelijkheid. De verbaler moet in kern concreet blijven, maar met die in kern concrete gegevens moet hij vrij durven spelen, evenals de componist met ziijn tonen. Hoe zou anders het woord , , compositie" ook een litteraire term kunnen zijn!

In de muziek intusschen beteekent het woord compositie het voltooide werk, het resultaat. In de letterkunde zegt het alleen, dat het resultaat bereikt is door zekere samen-stelling, zekere groepeering en schikking. Over die samenstelling zelf zegt, het woord „compositie" niets. Ook vertelt zij niets over het essentiëele van de verschillende letterkundige genres. Daarom geven we hier de voorkeur aan onze thans voldoende omschreven benaming „spanning".


1) Lezing, gehouden 17 April j.l. voor de Ned. Chr. Radio-Vereeniging.

2) Dit lijkt ons 't gevaar der jongere richting in het proza.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 23 mei 1930

De Reformatie | 8 Pagina's

Spanning en Humor In de Verhaalkunst.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 23 mei 1930

De Reformatie | 8 Pagina's