GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

PERSSCHOUW

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

PERSSCHOUW

16 minuten leestijd Arcering uitzetten

Over de „geloofsnaïveteit" inzake Genesis I.

Omdat Ik inzake de kwesties, 'die ons verdeelen, gaarne blijf meewerken aan ihet beantwoorden van hen, die de eenheid tegenhouden willen, neem ik hier over, wat ik schreef in De Bazuin. Het klopt «p wat ik verleden week hier schreef, maar is toch weer een ander deel van de toen besproken hezwaren:

In „De Wekker" schrijft de ons hekende redacteur S. te A. weer eens over het „bijbelsohe wereldbeeld". Dezen keer .wordt de beschouwing gehouden „naar aanleiding van" eenige volzinnen uit Emil Brunner's „'Het Woord en de Wereld". Waar dat citaat vandaan komt, zegt de redaciteur niet; 'hij citeert blz. 83.

Op zichzelf zou zulk een „Wekker"-artikeltje ons niet aangaan. Maar „naar aanleiding" van „Brunner"

zijn 'betoog opzettende, eindigt de schrijver met een iiitval tegen gereformeerde werkers, in dit geval tegen Prof. Aaldere. Het is de tijd, waarin men in de behandeling van 'het geval-Berfchoff, temeer nu een der ABeldoomsohe leiders op de groote wateren is, op wat Prof. Aalders tegen Ds Berk'hoff schreef, bizonder ach't geven zal. In een uitval voor iet forum des Volks op Prof. Aalders' trouw aan de Schrift, is men met Ds Berthoff broederlijk verbonden evenwel.

De schrijver begint het geloof oen zekere naïveteit toe te schrijven:

Het wordt al meer van algemeene bekendheid, 'hoe onder gereformeerde theologen het Bijbelscheppingsveriiaal wordt pasklaar gemaakt aan de uitkomsten der natuurkunde en der natuurlijke historie. Deze Uitkomsten toch passen nieit in het raam van d« naïveteiit des 'geloofs, dat God in zes dagen de aarde en de wereld voortgebracht heeft.

Natuurlijk is deze tirade over naïveteit, indien iü woord althans 'hier iets beteekenen, zal, misplaatst. Immers, afgedacht daarvan, dat „naïveteit" geen geloofseagenschap is, böteekent het naar voren schudven, • in dit verband, van dat begrip het suggereeren van een Schijnbare tegenstelling met de opzettelijke studie, de wetenschappelijke 'exegese, die wat in Genesis I staat, ziöh indenken wil.

, 3hJkbaaB wil ds-schrijver-zeggen, da> t-, 0: k wa, t Genesis 1 : 1 zegt, valt on'der de „zes dage n". Zoo redeneerde vroeger Brakel ook en heden Ds Jongeleen, die uitdrukkelijk verklaart, dat zoowel de eerste schepping (nog wel van den z.g. chaos) als ook de „tweede schepping" (de „verdere ordening") „vallen in de eerste zes dagen".

Anderen evenwel, b.v. Bavinck, hebben eerbiedig er mee gerekend, 'dat de Bijbel zoowel in höt Hebreeuwsch als in 'het Grieksch twee woorden voor „scheppen" gebruikt, en komen dan onder meer op grond van dit Bijbelsch taalgegeven tot de gedachte, dat wat Genesis 1:1 verhaalt (de aanvankelijke schepping van hemel en • aai*de en 'de ongevormde toestand der aarde in 'Vers 2) aan den eersten dag voorafgaat (Dogm. II, 506).

Niet naïef, zal dus „De Wekker" aan Bavinck verwijten.

Bavinck zelf zegt evenwel: w è 1 „n a ï e f", in den door „De Wekker" bedoelden zin tenminste. Want, zegt hij, Genesis I geeft „geen anderen INDRU'K". En daar blijkt al, dat men met „naïveteit" niet veel opschiet.

„De Wökker" doet weer eens de onware, en straks niet legitimeerbaar blijkende, bewering, dat de gereformeerden, die het blad op het oog heeft, 'hét Bijbelsch verhaal „pasklaar make n" willen aan de uitkomsten 'der natuurkunde ötc. We zullen zien, dat „De W«kker" niet goed onderscheidt. Dat 'blijkt al dadelijk. Het artikel vervolgt:

Voor-den boom in het paradijs kom't men op, voor . den dag uit Gen. 1 wil, men in 'het proces der itijdruimtelijkhei'd gaarne een anderen maatstaf aanleggen.,

Wè zullen nu maar niet er over vallen, dat 'hier van , ; een anderen maatstaf" gesproken wordt, zonder dat de eerste „maatstaf" wordt gemeld: een ontloopen van de eigenlijke wetenschappelijke kwestie. Slechts merken we op, dat de „naïvetei'ts"-apologeet al dadelijk zioh zelf in de verlegenheid gebracht heeft. Bavinok, zal bij zeggen, is niet „naïef", Jongeleen en ik zijn 'het wel. Een dag is een dag, en daarmee is alles "uit.

Maar Bavinok zegit, zoo 'heel „naïef": een dajg is een dag: hij begint met licht, en hij' eindigt met 'duisternis. Dat is óók, zoo men wil, „naïef". De zes „dagen" van Genesis 1 zijn alle zóó ingedeeld: eerst licht, daarna duisternis. Maar — zegt Bavinck — als men ook het „voortbrengen" van „aarde en wereld" tot 'de 6 'dagen rekent, idan krijgen we 'deze constructie: dat 'dan die eerste dag zou zijn gewees't: eerst 'duisternis ; (vs. 2), toen licht, en toen weer duisternis.

Dat is voor „De Wekker" een heel leelijk geval; want als men met alle macht vasthouden wil, dat de Bijbel Zelf ons 'dwingt, 'te 'gelooven, dat de 6 'dagen „gewone" dagen zijn, 'dan komt men met zijn „naïveteit" tot 'de. ontstellende onitdekking, dat „De Wekker", en Ds Jongeleen den eersten dag., maken to't d u i s - t e r - .l.ic h t - d u i s t e r, en de vijf volgende tot hchtduister. Ja, ja. En 'deun staat 'daar die „naïeve" Bavinok te betoogen, dat „'dagen" nog altij'd „dagen" zijn, dus: lioht-duister, en 'hij concludeert, 'dat dus ook pas met het komen van 'het eerste Ucht de 'eerste dag begint. En 'dat dus de Bijbel zelf hem dwingt, te gelooven, tegen Wekker en Ds Jongeleen in, dat 'de „eerste schepping" buiten de 6 dagen valt.., '.; ; , „, '.: ; ..

Als men nu voor het forum 'des volks zich in het naïveteitspakje steekt, dan mo'ge dat bet vo'lk dadelijk toespreken, maar ernstige menschen begrijpen, dat , men. ziioh plaateen moet voor rustige, wetenschappelijke studie. Da{t' men dus niet klaar ds, ook niet inzake Genesis • 1 met een indeeUng in naïeven en nietnaïeven. En dat 'dus een betoogje, als „De Wekker" geeft, al iu' zijn eersten aanpak onnoo'dig verdeeld-'heid zaait' onder wie broeders moesten zijn, en zichzelf verheerlijkt ten koste van anderen, die bukken willen, m'aar 'dan als eerlijke exegeten, voor de Schrift.

Reeds dit 'droevige hegin ontneemt feitelijk aan den schrijver het recht van meespreken in het corps der wetenschappelijke exegeten. En het bewijsit, dat het een holle klank is, als dan voorts beweerd wordt, 'dat bier van een „an'deren maatstaf" gerept wordt. Maats'fcaf, maatstaf, — en toch nog „'naïef"? Is naïveteit soms „maatstaven aanleggen"? Het is precies andersom. Naïveteit laat alle maatstaven los. Maar als men samen eerlijk begint te staan voor het probleem, 'dan is Bavinck, met z ij n maatstaf, 'dichter bij 'de letter 'der 'Schrift (over 'den eersten dag), dan „De Wekker", en Ds Jongeleen. We lezen evenwel verder:

Ik herinner bier aan het woord van Prof. Aalders, H'oogleeraar aan 'de Vrije Universiteit, die in zijn boek „De Goddelijke Openbaring" zegt: „Of dus 'de scheppingsdagen werkelijk niet meer 'dan enkele momenlten of wellicht een aantal uren of ten slotte zelfs miUioenèn jaren, in onze tij'dmaat gerekend, hebben 'geduurd, daarvan is het ons onmogelijk iets te zoggen; blz. 253." Geen ander geluid vindt men in het boeik van 'Dr Schouten „Sterren en Sterrenstelsels" 'of van Dr Rdddeïbos, Hoogleeraar aan de Theol. School te Kampen, „Het verloren Paradijs".

Al Ite maal mannen, die vooraan staan in de rij der Gereformeerde belijders, en die toch een hellend vlak opgegaan zijn.

Welke dat vlak is?

Dan moet ge natuurlijk niet ter schole gaan bij de Gereformeerde, maar veeleer bij de dialectische theologie.

Ziezoo, daar staan ze naast elkaar: Aalders, Schouten, R'idderbos. En zij worden besproken, in verband met hun exegese van de scheppingsdagen. Maar men lette nu eens op 'dat vermoeiende van-den-hak-op-dentak-springen, in de eerste regels. De redacteur heeft het over de s c h e p p i n 'g s d a g e n. Goed. Voor h è m is die kwestie meteen een kwestie van den ouderdom der aarde. Want h ij beweert, dat de „eerste scfhep'ping" ook valt op 'den eersten dag. We zagen evenwel, dat Bavinck, vanwege louter „geloofsnaïveteit", 'de eerste schepping van den „eersten dag" los-.maakt. Iïe\ i< 9 dus voor een"'kind" duidelijk, dat daarmee al een heel groot verschil geschapen wordt 'tusschen de „naïeve Bijbellezers", juist inzake den ouderdom der aarde. Indien Bavinck, vanwege zijn naïeve opvatting, dat alle dagen gelij'k moeten zijn, die „eerste schepping" van de 6 dagen scheidt, dan kan de toestand van 'den z.g. „chaos" ik weet niet hoe laag geduurd 'hebben; de aanteekening, 'dat er „duisternis was op 'den afgrond" bewijst, 'dat 'het een toe-Stand geweest is, 'die afzonderlijke notitie verdient. De vraag dus, of men de „geloofsnaïveteit" laat spreken, als men met Bavinck (en Aalders, 263) de eerste schepping van de 6 dagen losm'aakt, dan wel tegen deze naïveteit in overtreding is, door te doen als „De Wekker" en Jongeleen, d i e vraag zou tussohen geloovigen, 'die elka^ar eerlijk helpen willen als praeala-• bele vraag moeten gelden; en z o o 1 a n g 'di e vraag 'Uielt opgelost was, zou 'het b'ij' goede verhou'dingen als oneerljj'k gelden, zoo maar van de 'kwestie der „6 'dagen" op do andere kwestie van den ouderdom 'der •aaj5de over 'te stappen; omdat men juist op het „naïveteitsstandpunt" niet 'goed weet, boe de Bijbel het 'bedoelt. Maar, in zijn overhaasting, 'wart 'de Wekker-redacteur alles dooreen, en, beginnende met de scheppingsdagen. Stapt" hij zoo maar over op 'den ouderdom der aarde (een 'heel andere kwestie), en, om de maat vol te meten, schrijft hij 'dan boven het heele artikel: w e r e 1 d 'b e e 1 d. Wat wéér een heel andere (kwestie is, en noch met de 6 dagen, noch met den ouderdom der aarde, ook maar iets te maken beeft.

Kluts, kluts. .

En 'bet volt ziet toe, en schudt zijn hoofd over ~-menschen, - "van-wie •'het evenwel; dank zij' dezen Wekker-schrijver, niets verstaat.

Om dan de deur over zooveel onverstand dicht te doen, haalt 'de Wdcker-redacteur (zie laatste citaat) de.... dialectische theologie er bij'. Hij citeert Brunner (een 'der z.g. dialectisdhe 'theologen), toont aan, dat •deze zich losmaakt van den Bijbel, en eindigt dan met het uit wetenschappelijk oogpunt erbarmelijk gebazel, dat dus, wie het met die opvatting van „gewone 'dagen" oneens is, een „aanhanger" (sic, zegt men dan) is van de dialectische theologie, ook al bestrijdt 'hij haar.

Dit laatste ziet, blijkens alles, op mij; want deze redacteur dóet altijd nog, of 'hij op mij niet reageert, maar toch heeft hij' bet onophoudelijk over wat ik schrijf. Alleen dan maar: zoo ietwat verstoten.

'Het eind van de geesti'gheid ds dan, dat Z.E.W. vraagt, of dat soms de paradox is? Dat men de dialeetisc'he theologie bestrijdt, en 'het er toch, mee eens is?

Dit laatste is — en nu blijf ik netjes — 'het 'domste, wat ia 'de laatste maanden mij onder de oogen.'kwam Men 'kan ook wel roomschen vinden, en ethischen, die inzake 'die 6 dagen een andere opvatting hebben dan deze redacteur. Ik raad hem, den volgenden keer het volk op te voeden met de vraag, of K. S. niet roomsch ds, en ni'et ethisch, en niet alles wat zoo eens in Z.E.W.'s hoofd passeert.

Intusschen geef ik 'hem 'den raad, over dit vraagstukje na te denken.

Als iemand, die de S c h r i f t c r i t i e k voor 100 "/o a'anvaar'd'fc. (Brunner b.v.) zegt; de Schrift kan mij als betrouwbaar 'getui'genis niet schelen inzake deze problemen, en dus deert 'het mij niet, of ze al van dagen spreekt van 24 uur, is dat dan hetzelfde, •als weinneer iemand, die uitgaat van 'de zekerheid, 'dat Schrift en feiten elkaar niet kunnen tegenspreken, zich de vraag stelt, of 'hij de Schrift we'l goe'd verstaan heeft, toen ihij haar hoorde reppen van 6 dagen, en den indruk kreeg van dagen van 24 uur? Vooral, als die laatste bereid is, o n m i 'd 'd e 11 ij' k zich te buigen, zoodra men 'hem kan bewijzen, 'dat de Schrift dit of dat w e r k e I ij k 'b e d o e 11 ?

Later wel nog meer, naar beloofd is.

Pluriformiteit en pluraliteit der kerk.

In „Laarder Kerkbode" schrijft Ds I. Groenenberg over 'de kerkelijke gescheurdheid. O.m. lezen we:

Is toch eigenlijk al 'te dwaas, zoo niet zondig, dat •men om 'allerlei kleinigheden, futiliteiten, bijkomstigheden, etc. 'gescheiden van elkander leeft. En nu wdl men 'dat wel eens verdedigen door te zeggen: dat ds nu 'de pluriformiteit 'der kerk, maar tegenwoordig is 'men 't er wel over ©ene, 'dat dit zeker geen plurdformdtedt ds, maar ndet anders dan zondige pluraliteit, hetwelk, vrij overgezet zijnde, beteekemt: gescheddenheid, verdeeldheid. En nu zal 'daar 't ernstig pogen moeten zijn, om 'tot elkander te komen. Nu zal 't oog gericht moeten zijn op vereeniging van, laat ik nu alleen maar noemen Ohristelijk Gereformeerden en Gereformeerden.

Geduld, geduld, we komen verder.

Onzen eigen gang gaaa.

Dezelfde schrijver zegt in 'hetzelfde artikel:

We hebben momenteel alleen te maken met onze eigen kerken en anders n ie r g e n s mee. We 'gaan onzen eigen gang, in gebondenheid aan Gods Woord. En 't is nog niét zoover, en 't zal ook nooit zoover komen, dat we onze gedragingen laten 'bepalen door een 'kring of groep of genootschap buiten onze 'kerken, in dit geval dus door de Chr. Geref. Kerk. Daar 'hebben we werkelijk niets mee te maken. Zelf-•standig neemt onze Synode besluiten, zonder die eerst, al is 't dan niet officieel, te onderwerpen aan het oordeel van een of andere 'kerkengroep. We blijven baas in ons eigen huis. En niemand, ook Prof. Vis^ sober niet met zfjn feilen aanval op onze Gereform. kerken, terwijl 'hij notabene zelf behoort tot het, 'laai ik zeggen: doodzieke, of wel: geheel en al verworden, . Hervorm'de Kerkgenootschap, heeft ons voor te sohrijlven, hoe we hebben te handelen.

Wanneer onze kericen blijven 'bij haar belij'denis, wanneer ze zich blijven buigen voor de autori'teit en 'de majesteit van Gods Woord, welnu, 'dan is 't g o e d, wat anderen dan ook believen te zeggen. Dan zijn we ten allen tijde verantwoord, en we zullen ons niet door anderen den weg laten voorschrijven, en zéker •niet 'door hen, dde dn een verzdekte organdsatde (bijv. Prof. Vdjssoher in 'het Herv. Kerkgenootschap) thuishooren, of door hen, dde 't ndet kunnen verantwoorden, dat zij Idd zijn van een andere 'dan onze kerk (de Ghr. Gereformeerden).

.Nogmaals: „het verschil in doopspractijk".

Onze lezers herinneren zich een hier opgenomen correspondentie van een oud-burgemeester, rakende den z.g. vroegdoop. Thans geven we een brief van een ruim 70-jarigen „Reformatie"-lezer uit het „land van Axel" door. W& lezen daarin o.m. (met weglating van namen):

Waar nu herhaaldelijk in „De Reformatie" over vroegdoop te lezen valt, wil ik U wel eens iets dienaangaande meedeelen hoe dit in onze streken, die bij de Classis Walcheren behoorden, was.

Dat men den doop naar de opvatting der D.K.O. zoo spoedig mogelijk bediende, kwam in onze streken al zeer kras uit. Als er meer dan een week over heen ging, dan werd er in 't register bijgeschreven met een N.B.: „Ende toen was dit kind meer dan agt dagen oudt". Ook las ik eens een doodenregister van een kind: „Dit kdndeke is 17 dagen oud zijnde gestorven, ende was door de zondige nalatigheid der ouders ongedoopt gebleven". 'Was er nu toevallig op Zondag geen predikant in deze gemeente, dan ging men, niettegenstaande de klei-of slijkwegen in die dagen, met zijn kind van Zaamslag naar Axel of Neuzen, of omgekeerd, kwam mèn bij zulk een gelegenheid ooit wel eens uit Temeuzen of Axel naar hier. •— Ja, 'zóó nauwgezet wjfs mén in dit opzicht, dat Ds te 'Water daarvan een in 'toog loopend voorbeeld gaf. Een kind werd hem geboren op Dinsdag 24 Jan. 1736. Drie dagen daarna overleed de moeder. En tei-wijl het stoffelijk overschot van zijn vrouw nog boven de aarde stond, daar deze eerst des Maandags zou worden begraven, liet hij zijn kind door Ds van Middenhoven, van Axel, alhier doopen op Zondag 29 Januari. Hij deed dit • niet alleen uit hoogschatting van hét Sacrament, maar ook om een exempel aan anderen te geven. (Ds Te Water is later hertrouwd. Uit zijn tweede huwelijk is hier te Zaamslag geboren Jona Willem, de latere beroemde hoogleeraar van Leiden.)

Ook de Vi'eduwe van Ds Henricus Verschoor uit Temeuzen, gaf hierin een voorbeeld. Haar man, predikant te Terneuzen, was aldaar overleden 30 Maart 1756. Op 1 Juni, dus 2 maanden na zijn dood, werd haar een dochter geboren, welk kind zij — omdat er 6 Juni in de vacature op dien dag te Terneuzen niet gepredikt werd — met getuigen naar Zaamslag zond om het door Ds van Oosterwijk te laten doopen.

Nog laat ik enkele mijner familieleden volgen.

Mijn grootvader (overleden Aug. 1829), geb. te "Axel 15 Nov. 1784, gedoopt 21 Nov. Zijn vrouw, J. F., geboren te Zaamslag Zondagmorgen half een, en 's middags van den zelfden dag gedoopt, zijnde 18 Mei 1788. Een moeie A. de K., geboren te Axel 26 Maart 1813 en gedoopt 28 Maart d.a.v., terwijl haar man B. v. H., geboren te Hoek 28 Februari 1815, aldaar gedoopt werd 5 Maart d.a.v.

Mijn vader was geboren 14 Augustus 1825 te Hoek en werd aldaar gedoopt 21 Augustus.

Van moeder's familie precies hetzelfde. Slechts één zal ik nóëmen n.l: de grootmoeder van mijn grootvader A. D. Deze was geboren te Hoek 21 Juli 1748 en gedoopt 23 Juli daaropvolgend.

Bij mijn onderzoek is gebleken, dat men bijv. te Hoek tot 1830 en nog later trouw bij den z.g. vroegdoop bleef, maar toen er later predikanten van de Gron. richting kwamen, hierin ook verslapping kwana. Toen ik ongeveer 65 jaar geleden als kind ter kerk ging heb ik o zoo zelden een moeder bij het doopen van haar kind tegenwoordig gezien. Meest waren de kinderen 10—14 dagen oud.

Schrijver heeft zijn brief goed gedocumenteerd, hetgeen men nog beter zou kunnen controleeren, als de namen waren doorgegeven. Ik vond het evenwel beter, dde namen weg te laten, omdat ik den schrijver niet expres verlof gevraagd heb voor publicatie.

Als men deze dingen leest, dan kan men, zonder verder een oude kwestie op te rakelen, zich slechts er over verwonderen, dat van Chr. Geref. zijde zoo maar volgehouden wordt, dat er verschil in doopspractijk is, en dat men, door den z.g. vroegdoop (in schijn) te verwerpen, aan den goeden kant staat inzake de legendarische vaderen...

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 14 juli 1933

De Reformatie | 8 Pagina's

PERSSCHOUW

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 14 juli 1933

De Reformatie | 8 Pagina's