GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

PERSSCHOUW

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

PERSSCHOUW

13 minuten leestijd Arcering uitzetten

„De Wekkei" contia „De Wekker".

In een vi-uchtelooze, allesbehalve royale poging, om zich te ontdoen van wat Dr E. D. Kraan tegen hem aangevoerd heeft in ons blad, schrijlt de Chr. Geref. Ds Jongeleen in „De Wekker":

De Herv. Kerk was wel, volgens Dr Kuyper, in d e-formatie, maar toch nog een wezenlijkeKerk van Christus.

Ik bracht dit even naar voren, om te doen zien, dat op dit standpunt de Afscheiding een daad van separatie is geweest; dan hebben de afgescheidenen zich van de Kerk afgescheiden.

Tot zoover Ds Jongeleen.

Ons interesseert dit alles nu niet.

Wij wijzen alleen maar hierop: dezen keer tapt „De Wekker" weer eens uit het vaatje van Ds Jongeleen, den volgenden keer uit dat van den Apeldoomschen redacteur (v. d.) S(chuit), die de precies tégenovergestelde richting uitging, toen hij mij inzake de veelheid van „ware kerken" bestrijden wilde, en niet bedacht, dat zijn bestrijding van mij meteen een massale vernietiging van „Wekker"-artikelen was. •

Vrouweninvloed!

In het (ethische) „Algemeen Weekblad" schrijft Mevr. E. M. F. Buys—Kleyn het volgende:

Wanneer wij gadeslaan welk een invloed de levenshouding van een geestelijk sterke, in haar dagelijksch beroep met vreugde arbeidende Christenvrouw op haar naaste omgeving heeft, dan onderschatten wij de macht en de kracht van deze moderne vrouwen nimmer. Dit zijn niet de vrouwen zonder eigen levenssfeer, die we zien op de film, zij leveren ook niet de stof voor een roman, zij weten haar weg en gaan die, eenvoudig, rustig, met zelfvertrouwen. Deze werkende vrouw is de wijze vrouw, die, zoo God wil, met (wat de menschen misschien „kleine kracht" noemen) onze verbijsterde wereld in haar weeën steunt en de smarten verlicht, die aan de verlossing van het menschdom voorafgaan.

Schromelijk verwart men in Christelijke kringen deze vrouw, die haar zelfstandigheid in de maatschappij krachtens opvoeding en werkkring aanvaardde, met de naar huwelij ks-emancipatie-strevende vrouw in wereldsche, feministische gelederen. Dit blijkt uit verschillende artikeltjes in onze Christelijke pers. Eén dominee ging zelfs zoover te veronderstellen, dat de vrijheid der Christenvrouw, haar vrijmaking door den Zoon des menschen niet bestond. Die vrijheid zou zijn een ingaan tegen Gods scheppingsorde, waardoor toch immers de man hooger in rang zou zijn dan zijn „hulpe": de vrouw. Het is treurig, dat onder Christenen er menschen zijn, zelfs geestelijke leidslieden, die zich geen „hulpe" kunnen denken, die in rang de gelijke zou zijn van wie geholpen moet worden.

Met dit te aanvaarden vervalt heel de den-baasspelerij van den man, in zoowel als buiten het huwelijk over de vrouw.

Het is jammer, zoo zou ik hier even willen interrumpeeren, dat de schrijfster den dominee niet letterlijk citeert. Het zou immers wel eens kunnen zijn, dat de door hèm afgewezen „vrijheidsgedachte" een andere is, dan die, welke de schrijfster hier in bescherming nemen wil. Wij vermoeden het tenminste, vooral als we letten op die „den-baas-spelerij".

De schrijfster vervolgt:

Intusschen is die opvatting van „rangverschil" van meer dan theoretisch belang. Zulke meeningen beheerschen de houding van de overgroote meerderheid van ons Christelijk Vereenigingsleven. Uit een dergelijke houding is bijv. alleen de samenstelling te verklaren van het bestuur van een belangrijk lichaam als de Ned. Chr. Radio-Vereeniging, waar de toon wordt aangegeven door predikanten, voor wie deze richting de eenig mogelijke Christelijke is, maar waar elke vrouwen-invloed ontbreekt. Een poosje scheen het, alsof in de N.C.R.V. ook voor het andere ruimte kwam, door hetgeen bereikt werd met de Vrouwenhalfuurtjes. Die hoop was van korten duur. Na eerst verkort te zijn van drie kwartier op een half uur, is thans na 2% jaar het Vrouwenhalfuur 'nroemloozen dood gestorven. Wat er van overblijft zal niet dikwijls uitkomen boven het peil van wat onze pers gewoonlijk onder den titel „Voor de vrouw" schijnbaar voor de helft van de menschheid voedzaam genoeg vindt. Men vergeet hierbij echter, dat, wie niet bevredigd is, het elders zoekt en men dus de vrouwen noodzaakt haar verlangen, om al het gebeuren rondom haar beter te begrijpen, te bevredigen door, wat naar vorm of inhoud voor haar niet geschikt is. Ik weet wel, dat de zondebok ook hier weer Bezuiniging heet. Maar, wie ook maar eenigszins meer met de bijzonderheden van het Vrouwenhalfuurtje bekend is, weet voldoende, dat, wat hier geboden werd, voldeed aan de behoefte van honderden, misschien mag men zeggen, duizenden vrouwen. Alleen wie er een, mogelijk nuttig, amusement voor de vrouw in ziet, kan er het meest geschikte bezuinigingsobject in vinden. Daarom geloof ik, dat wij eens een bespreking moesten hebben met enkele, op dit terrein, den nood der tijden aanvoelende „deskundigen", met menschen, die hierin waarachtige Christenen zijn en het aandurven den man als beheerscher der cultuur het Veto toe te roepen. Een ernstige bespreking van invloedrijke personen, die den invloed der vrouw op heel het Christelijk levensterrein behoorlijk waardeeren, om te zien of v/e niet iets, liefst veel, kunnen doen om dien invloed te bevorderen. Te bevorderen door de Chr. Radio, door de Chr. pers en door alle middelen, die ons ten dienste staan om te toonen, dat, waar de moderne vrouw in wereldsche kringen, zucht onder haar Tekort, de Christenvrouw aanvaarden wil wat eerder een Teveel schijnt. Haar weg is anders, dan die van vorige vrouwengeslachten.

Boven hem staat: „wie dan weet goed te doen en doet het niet, dien is het zonde".

Dag aan dag leven wij onder die harde wet, die lasten legt op onze schouders, soms bijna te zwaar om te dragen. Wij voelen onze zwakheid, onoverwinlijk schijnen soms de bezwaren, de wegen zijn hard en eenzaam. Onzinnig zou het alles zijn, als niet telkens weer de hemelsche vonk in ons gloeide; de wetenschap der onzienlijke wereld achter de aardsche dingen.

Daar komt onze sterkte vandaan, maar die wereld bereiken wij slechts door volkomen overgave, door ons te buigen onder die Wet, in ons binnenste geschreven... (Hélène Duvert: „Die Frau von heute, ihr Weg und Ziel"). Deze toon klinkt anders dan de toon der feministische emancipatie, dunkt mij. Dit is het lied van den arbeid voor den Koning, de emancipatie van de wet der zonde en een vrijwillig dienen van de, door haar geloof, daartoe bereide vrouw in Zijn velden, wit om te oogsten. Is het wonder, dat bij deze levensopvatting der „werkende" Christenvrouw, al dat gepraat en geschrijf over „rangen in de scheppingsorde" en het hooger zijn van den man „ten alle tijden en overal" klinkt als ijdel geklap?

Het artikel bevatte nog volgend onderschrift:

Naschrift. Wanneer we zeggen, dat het Vrouwenhalfuurtje een roemloozen dood stierf, dan weten we zeer wel, dat er zoo nu en dan nog wel eens een opvoedkundig of huishoudelijk Vrouwenhalfuurtje gehouden wordt. We bedoelen echter het Vrouwenhalfuurtje, zooals het gegeven werd onder leiding van Mevrouw van Amstel—^van Löben Sels. E. B.—K.

Ik zou willen opmerken:

a. het is onjuist, dat in de N.C.R.V. predikanten den toon clangeven;

b. dat „veto" toeroepen schijnt me volmaakt overbodig; het leven zelf reguleert;

c. over de geschiedenis van het „Vrouwenhalfuurtje", gelijk de schrijfster die hier beschrijft, had zij beter niet in het publiek kunnen schrijven; ik weet er ook iets van, doch mag niet daarover schrijven. Slechts wijs ik af, wat hier gezegd wordt, alsof daarmee de geschiedenis beschreven was;

d. als de vrouwen zoo gemakkelijk, uit een gevoel van teleurstelling, en van niet-bevredigd zijn, haar verlangen-tot-b egrij pen (!) „bevredigen" door wat naar vorm of inhoud voor haar niet geschikt is, dan zijn deze vrouwen heusch nog ongeschikt voor het leiderschap, laat staan voor de oefening, van het veto-uitroeprecht; ., - ..-.., ..-, .., .-., - , ., ^, „.„„

e. aan de vrouwen blijft de N.C.R.V. denken;

f. indien deze schrijfster over de „scheppingsordinantiën" (-ordeningen) zóó schrijft als hierboven gedaan wordt, is er te meer reden voor andere vrouwen, gelukkig, om voorzichtig te zijn in het aanvaarden van deze contra-leiding. Zij heeft het recht, verkeerde conclusies (s c h ij n conclusies) dus af te wijzen, als iemand deze mocht vrillen trekken uit wat de Schrift zegt over de scheppingsordening, ook inzake den man en de vrouw (de vrouw de heerlijkheid van den man, de man de heerlijkheid van Christus, Christus de heerlijkheid Gods). Maar zij heeft niet het recht, hetgeen de Bijbel zelf zegt in dezen, uit een stemming van onbevredigdheid af te doen met een protest tegen „al dat gepraat en geschrijf" en tegen „den-baas-spelerij". Want een leiding, die tegen de Schrift ingaat, is voor de Christenvrouw evenmin goed als voor den man. Het is de schrijfster blijkbaar niet er om te doen geweest bepaalde meeningen als in strij d met den Bijbel af te vrijzen. En het is ons niet gelukt, in haar artikel gronden te vinden voor het vertrouwen, dat zij tusschen wat de Bijbel zegt eenerzij ds en naar men ten onrechte daaruit „haalt", zuiver onderscheidt. De arbeid der N.C.R.V. dient met duidelijker sprekende critiek te worden beoordeeld, óf — zoolang dat niet gedaan wordt moet men het oordeel opsehorten, tot de Bijbel gehoorzaam is aangehoord.

De stem van Apeldoorn, tegenover die van Ds Janssen.

Wij citeerden wat Ds H. Janssen, Chr. Geref. veldprediker, geschreven had inzaie mogelijke samenwoning van Gereformeerden en Christelijk Gereformeerden in één kerkelijk instituut, overeenkomstig Gods gebod. Ds Janssen had ~ onze lezers weten het nog wel — opgemerkt, dat z.i. de beweerde leergeschillen voor hem van secundair belang waren; en in de Geref. pers vond ik zeer veel uitingen van blijdschap over dit nuttige, en voor zijn kring hoognoodige woord. We merkten tevens op, dat Ds Janssen hiermee feitelijk inging tegen de door „De Wekker" gegeven leiding. Dat wij hierin goed zagen, bevestigt weer „De Wekker" zelf. Eén der redacteuren, S. te A., schrijft — en het is het laatste nummer van het jaar:

Ja, wij als kerk der scheiding moeten staan voor de heilige beginselen der scheiding, maar dan altijd wel bedenken, dat dogmatische beginselen geen afgetrokken begrippen zijn om over te debatteeren, maar levende beginselen uit een levende waarheid. Dan zullen wij verstaan, dat deze zoo diep ingrijpende heiUgheden niet van secundaire beteekenis zijn, maar dat het bestaan der Christelijke Gereformeerde Kerk hierin ten nauwste is betrokken. Er zijn leergesohiUen. die ook ziels geschillen blijken te zijn, geestesgeschUlen, waarom wij als kerk voor een eigen plaats opkomen.

Het is wel fraai: de Kerk baseeren op een gee»tesgeschil. Als dat hier mag, dan mag het natuurlijk overal. De consequentie? Wel, die is natuurlijk het puurste sectarisme. Overigens teekent dit citaat wat we van d«ze zijde te wachten hebben. Eerst zijn er 1 e e r geschillen. En als dat afgeihandeld is, zijn we nog niet klaar; dan moeten we maar weer eens praten over de z i e 1 s verschillen. En dan kan men morgen weer aan komen dragen met Barnabas en Paulus — alsof die een eigen Kerk gemaakt hadden om hun „zielsverschil"... Overigens lette men op de veelheid der woorden hier in het „Wekker"-citaat: Beginselen der scheiding. ogmatische beginselen. Begrippen. Afgen rokken begrippen, nochtans komende in debat. Le^ e n d e beginselen. Beginselen u i t een waarheid. L e-vende waarheid, ver van debatten. Heiligheden, die ingrijpen, en nochtans niet ingrijpen op de mogelijkheden van het debat. Een Kerk, die opkomt — lijkbaar zonder debat — voor een eigen plaats vanege zielsgeschiedenissen (van individuen? ). Zielsgechiedenissen, die, en dan nog wel zonder debat, tot eer geschillen leiden. Zielsgeschillen, identiek met geesesverschillen.

Zoo draait men aan het wiel der kerkhistorie.

Een ander redacteur van hetzelfde orgaan (d. B.) schrijft:

Zegene de Heere al onze lezers in 1934, het eeuwjaar der Afscheiding, met Zijn gunst en genade en beware de Koning der Kerk Zijn overblijfsel, dat in 1892 Eian de waarheid en ons beginsel trouw bleef, voor afwijken van de paden der Vaderen.

Ook dat geeft te denken.

Insinueeren.

De „Wekker"-redacteur, S. te A., heeft zich nog niet gebeterd onder de openbare bestraffing, die Ds J. D. Boerkoel (met anderen) hem gaf. We lezen — het gaat weer wat schuchter over onze nog-eenige-gezangen —• dat men zich toch afvraagt,

of de Synode van Middelburg wel een weerspiegeling is geweest van de Gereformeerde Kerken? Naar schriftuurlijk kerkrecht moet het dat zijn, maar hoe is men dan bevreesd over de rust der kerken?

Wat een redeneering! Ik kan bewijzen uit de Chr. Geref. pers, dat men daar aanvankelijk zeer bevreesd was voor de; gevolgen van de beslissing inzake den.toenmaligen Ds Berkhoff. Moeten w ij nu op onze beurt ook ens zóó gaan vreezen voor de Chr. Geref. synode en het Schriftuurlijk Kerkrecht?

Vervolgens schrijft dezelfde auteur:

Of begrijpt men beterdandatmenhetzegt, dat de beginselen en de geschiedenissen van den gereformeerden eeredienst een ander geluid laten hooren dan Middelburg?

„Beter dan dat men het zegt". Ik liet die insinuatie spatieeren.

Gelukkig dat wij niet met „zielen" en „zielsgeschiedenissen" te maken hebben als het over vereenigen gaat. Anders....

Al deze uitlatingen bewijzen, dat men in Apeldoorn de toenadering niet wil en zich schrap zet tegen de uitlsitingen van amderen in eigen kring, die een tikje nuchterder worden. De stem van Apeldoorn, die leest men in het volgend woord van den hoofdredacteur (dezelfde S. te A.):

• Ons kerkelijk beginsel wordt door ons blad verdui-• delijkt en voorgestaan met onverzwakte trouw, en wij zijn er diep van overtuigd, dat geen relatieve tijdsomstandigheden, hier van eenige beteekenis kunnen en mogen geacht worden om de waarde van ons kerkelijk beginsel te verdoezelen of te verkwanselen.

Hoe droef te moede moet wel de andere schrijver in De Wekker" zijn, die gewoonlijk onderteekent met: ISSE. Hij heeft nog pas in In di ë zooveel gesproken over de eenheid, en over die starre lieden in Holland, die aar altijd de geschillen aanwezen. Kom, gij andere „Wekker"-redacteur, Indië is nu voorbij. Schrijf nü eens in „De Wekker". Maar dan duidelijk. Zonder raadselwoorden.

Nog eens: de Gerdes van het „H.V."

Ds de Bondt sdhrijft dn „Leidsch Kerkbl." nog eena over het 'bekende boek van Willem Evers :

Het boek van Evers is geen gewone roman. Was dat maar waar geweest! Want heusch, die Evers kan best schrijven!

Maar nu m o e s t en nu z o u hij daar zoo'n geweldig conflict eens gaan behandelen. Een conflict, zooals Evers zegt, tusschen ouderen en jongeren. (Dat zegt Evers, let u daarop.)

Dat conflict wordt zóó geteekend, dat men den indruk krijgt: Dat is alles waar gebeurd. Dr Geelkerken schreef zelfs, dat een notulenschrijver het net eender zou zeggen.

Zie, daartegen zijn wij opgekomen. Vandaar, dat hier, in dit verband, gewezen moest worden op de onjuistheden.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 12 januari 1934

De Reformatie | 8 Pagina's

PERSSCHOUW

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 12 januari 1934

De Reformatie | 8 Pagina's