GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

„De Gerdes van het z.g. H.V."

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

„De Gerdes van het z.g. H.V."

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

In „N.-H. Kbl." schrijft Ds Hoek over het bekende boek, dat de H.V.-pers, en Roel Houwink, en anderen, tóoo verheugt:

Misschien echter moet ik ook hier aan „bewustzijnsverenging" denken bij den auteur. Want hij is voor mij een. „raadsel". Immers iemand, die cum laude candidaats doet — ik ga uit van de gedachte, dat Ab de Jager zelf de auteur van dit boek is — en dan in het jaar 1933 schrijft, dat de Gereformeerden niet weten van toenemende heldei'heid in de Gods-Openbaring, die kan ook wel andere dingen scheef zien.

Als ik het adres van Willem Evers wist, zou ik hem graag eens inviteeren op de koffie. Dan konden wij samen op mijn studeerkamer eens de dictaten lezen van Prof. Bavinck over Historia Revelationis, over de Geschiedenis der Openbaring. En dan konden wij samen eens tal en tal van stukken lezen van Kuyper, waarin hij over dit onderwerp handelt. Misschien zou dan blijken, dat Ab de Jager, die wel erg afgeeft op de preeken van zijn vader en wel in scherpe woorden spreekt óver de „dorre dogmatische verstarring", voor zijn candidaats, dat hij cum laude aflegt, toch Kuyper niet heeft bestudeerd en zelfs met Bavinck's dogmatiek geen kennis heeft gemaakt.

Ik verhef mijn stsii) tegen dit boek. Omdat 't onwaar is_eii^aUes, .d2eE..flêB., gekleurd glas. laat zien.

Ik weet, dat er verscheiden namen worden gefluisterd, en dat enkele menschen, die eigenlijk niemand tot het schrijven van zulk een werk in staat zou achten, toch min of meer ervan verdacht worden. Daarom wilde ik, uit sympathie voor die allen, even eraan herinneren, dat volgens P. J. Risseeuw, Christelijke Schrijvers van dezen tijd (Kampen, J. H. Kok, 1930, bl. 206) „Willem Evers" eigenlijk heet: P. Korthuys, geboren te Rotterdam 11 Sept. 1898, leerling der kweekschool met den bijbel, bezitter der onderwijsakte, werkzaam geweest zijnde op een bankierskantoor, een tijdlang onder invloed van Dr v. d. Valk, verbonden geweest zijnde aan „Telegraaf", „Nieuwe Rotterdamsche Courant", nadien te Weltevreden in dienst van den Volksraad van Nedei-landsch-Indië.

De heer Korthuys heeft ook geschreven in „De Spiegel", „Opwaartsche Wegen" en „De Rotterdammer". De heer Risseeuw vertelt van hem, dat zijn jongensboek „Jeugdgeluiden" „door den eenen uitgever te Christelijk en door den anderen niet Christelijk genoeg werd bevonden"; en dat een andere novelle „Ontwaking" „niet Christelijk genoeg bevonden werd", door een jury, wel te verstaan. In een „Spieger'-wedstrijd werd hij, en thans ten derden male, „niet Christelijk genoeg" bevonden.

Jeugdgeluiden.

Ontwaking.

Dat zijn twee jeugd-motieven.

Indien de „niet Christelijk genoeg" bevonden „Spiegel"wedsti'ijd-bijdrage soms ook aan het motto van den „jongen" „ontwaker" met deszelfs „jeugdgeluid" mitsgaders „wijkende wegen" gewijd geweest is, dan is de roman, die thans het H.V. zoo blij maakt, de 4e proeve, welker „Christelijkheid" in discussie komt.

Wij zeggen niet, dat ze niet „ Christel ij k genoeg" is. Wij kennen hier geen recept-van-mengsel. Wij zien alleen, dat deze auteur onwaar is. Dat zijn boek dus niet Christelijk is.

Het woud van den Libanon.

Ds W. Bouwman schrijft in „Leidsche Kerkbode":

Een lezer, die Ds Berkhof f heeft gehoord, meldt ons, dat deze heeft beweerd, dat Jes. 11, en met name vers' 6—8 letterlijk zal vervuld worden in het Duizendjarige Rijk, gelijk Ds Berkhoff dat verwacht.

Onze vrager neemt dit alles niet zoo voetstoots aan, maar hij hoorde van anderen, die het er mee eens waren.

Nu vraagt hij een verklaring onzerzijds.

Ik weet niet of Ds Berkhoff zulk een letterlijke verklaring volhoudt en dus ook aanneemt, gelijk hoofd­ stuk 10 leert (waarvan hoofdstuk 11 een voortzetting is), dat vlak voor het Duizendjarig Rijk b.v. het woud van Libanon zal omgekapt worden en al dergelijke dingen meer.

De vrijzinnigheid van Panlus,

In „De Stroom" lezen we (onderteekening: H. A. v. Bakel):

Wie het evangelie van Jezus aanvaardt kan geen antagonist van Paulus zijn. Ik ben er zelfs verzekerd van, dat menig vrijzinnige, die nog meent te kunnen blijven bij een zoogenaamd synoptischen Jezus, consequent doordenkend belanden zal in Paulus' sfeer. Waartoe ook zouden vrij, evangeliepredikers, pleiten voor onze Schrift, wanneer wij 't getuigenis van den diepsten Christelijken denker, als zijnde niet congeniaal met Jezus' evangelie, ecarteerden, wanneer wij Paulus' prediking voor niets anders zouden kunnen houden dan voor een „orthodox" curiosum?

Met gerustheid zie ik dan ook de toekomstige ontwikkeling der vrijzinnige vroomheid tegemoet. En gaarne maak ik de woorden van Albert Schweitzer (Die Mystik des Apostels Paulus, p. 384) tot de mijne: „Paulus ist so gross, dass seine Autoritat niemandem auferlegt zu werden braucht. Alles wahrhaft sachliche und lebendige Denken über Jesum kreist von selber um das seine... Tont das Evangelium Pauli, des urchristlichen Mystikers, in unserem Glauben wieder, so klingt das Evangelium Jesu voll aus ihm heraus".

Tot zoover het citaat.

Men lette op den tweeden volzin.

En in dezen op het laatste woord.

Daar staat het befaamde: „sfeer".

Het woord „sfeer" zegt tegenwoordig vrijwel alles.

En daarom zegt dit citaat mij vrijwel niets.

Prof. Haitjema over de Afscheiding.

De „N. Prov. Gron. Gt" van 25 Jan. j.l. geeft een verslag van een rede, die Prof. Haitjema te Groningen hield over de Afscheiding. We lezen:

Gedenken dus in söhuldbesef mee, gedenken en iets laten merken van de hoop en verwachting dat er nog weer een Geref. kerkelijk leven 'kome, waarbij de mannen der afscheiding kunnen terugkeeren tot de kerk, die den Naam des Heeren onverkort belijdt. Maar dan moet de fout van 1834, van de acte van Afscheiding en terugkeer worden herroepen.

Spr. wilde — blijkens het verslag •— de Gereformeerden gaarne den strijd voor Kerkherstel (beweging in de Herv. kerk) zien meestrijden. Maar zal de hoop, waaraan hij blijkens de laatste volzinnen uiting gaf, niet beschamen, dan moet om te beginnen Prof. Haitjema, die thans confessioneel heet, confessioneel worden. En moeten we de woorden weer laten beteekenen, wat ze zeggen. Deeigenwilligheidinhet lezen en z.g. interpreteeren der belijdenis zal dan een einde moeten nemen. Want die eigenwilligheid van Prof. Haitjema zit de Kerk in den weg. Wij lezen wel verder:

Spr. zette vervolgens uiteen hoe het kerkelijk vraagstuk de afscheiding van 1834 opriep, om vervolgens te behandelen hoe de afscheiding z.i. het kerkelijk vraagstuk verkeerd aanvatte en op eigenwillige wijze tot een oplossing poogde te brengen

maar als we dat lezen, dan zegt dat verwijt van eigenwilligheid ons niets, zoolang het uit dezen mond komt. Prof. Haitjema noemt tot nu toe elke daad, die daad is, concreet en historisch, daad van gehoorzaamheid aan Gods Woord, eigenwiUig. En dat heeft hij later leeren beredeneeren op min of meer barthiaansche ma^ nier. Van deze bedient hij zich nog, zoolang het gaat. Maar wie eigenwilligheid in het LEZEN der belijdenis toepast, die kan met ons niet praten over eigenwilligheid in het HANDHAVEN der belijdenis. Hij moet eerst weer eens confessioneel de confessie LEZEN. Dan praten we verder.

De lichtpyramide.

Verleden week gaven we een gedeelte van een verslag van een rede van Prof. Cramer („Edesche Gt."). Onder herhaling van onze tegenover een spr. a 11 ij d billijke en noodzakelijke herinnering omtrent het niet-te-vereenzelvigen-zijn van rede en verslag, citeeren we dezen keer:

Spr. hield voorts nog eene nadere beschouwing over de zonde. De zonde behoort niet tot onze natuur. Was dat wel zoo, dan konden wij ons verbeteren. Maar zonde is veel erger. Zij is een macht, waartegen de mensch zich niet kan verbeteren. Men kan tegenover die macht slechts onder de lichtpyramide gaan staan, die vanuit den Hemel op aarde valt. Anders is het leven duister, dood.

„Lichf'-pyramide.

Indien er niet meer noodig is, dan het gaan staan onder de „licht-pyramide", dan zijn wij bang voor deze 16 e r-heiligheid. Wij hebben daar wel eens andere klanken over vernomen van ethische zijde.

/^ Heidenen en Christenen? Of: heidenen en Joden?

' Uit hetzelfde verslag knip ik:

Door Ghristus wordt — zoo predikt Paulus — de noiddehnuur des afsoheidsels gebroken. Heidenen en Christenen hebben den zelfden toegang tot God. De God-zoekenden behooren bij elkaar. Die eenheid wordt door Paulus krachtig verkondigd.

Heidenen en Christenen denzelfden toegang tot God?

Het z o e k e n de verbindings-term? 143

Paulus zegt het anders.

Bü hem staat het zóó, dat de Joden en de heidenen dezelfde rechten hebben om Christen te worden. En in dat Christen-zijn is het gevonden-zijn en gevonden-hebben de eenheid tusschen voormalige Joden en voormalige heidenen. Tusschen Christenen-uit-de-Joden en Ohristenen-uit-de-heidenen.

„Na de niizemets".

Charivarius van „De Groene Amsterdammer" werd onlangs besproken in een „Poëzie-kroniek", geschreven door A. J. D. van Oosten in , JJe Gemeenschap". We lezen daarover weer iets in , J)e Nieuwe Eeuw", welk orgaan uit de kroniek dit aanhaalt:

In het pas verschenen Januari-nummer van „De Gemeenschap" schrijft A. J. D. van Oosten een Poëziekroniek over Charivarius. Hij heeft waardeering, zoowel als critiek. De laatste, in den staart van zijn artikel, laten we voor het oogenblik maar achterwege.

„In de nieuwe bloemlezing, door Jan Greshoff zoo juist bij J. M. Meulenhoff uitgegeven: „100 gedichten van 100 dichters" komt ook een vers voor van Charivarius (Dr G. Nolst-Trinité), aldus Van Oosten. Het is een vers over een jeugdig sportenthousiast, die op alle vragen van eenigszins ideëelen aard, het stereotiep en afdoend antwoord geeft, dat hij naar een bepaald soort voetbalmatch op weg is, om daar een bepaald soort hoekschoppen te gaan bewonderen. Dit antwoord wordt dan door Charivarius in het volgende bloemige voetbal-Amsterdamsch aan ons meegedeeld: „Nei, ik mot na de ruize-mets, na de ruize-kornerkikken."

Het bedoelde rijm, dat we thans via „De Nieuwe Eeuw" wel mogen citeeren hier, luidt als volgt:

Mijn jonge, slanke, blonde knaap, vol jeugdig' idealen, Ga nu in 't heerlijk lenteweer langs veld en wegen dwalen. En droom, gij dichter, die gij zijt, en schrijf uw poëzie, Laat zich ontplooien uw talent, uw zin voor harmonie, Bezing der nachtegalen slag, 't gezang der leeuwerikken! — Nei, ik mot na de ruizemets, na de ruizekomerkikkenl Mijn jonge, slanke, blonde knaap, gij, die u kunt verheffen Op vleugelen van muziek, gij, die ons weet te treffen. Te roeren door uw zachte kunst aangrijpend door de macht Van uw gezang, uw snarenspel, met onweerstaanb're kracht. Zoolang het tijd is, speel of zing om 't harte te verkwikken! — Nei, ik mot na de ruizemets, na de ruizekomerkikkenl Mijn jonge, slanke, blonde knaap, gij, die tooneel kunt spelen. Ontwikkel deze gave Gods, begunstigd boven velen. Gij voelt de vreugde van het spel, van 't spel en van het woord, Wanneer de zaal u gadeslaat, en naar uw klanken hoort, Wanneer ge nu eens zacht ontroert, en dan weer fel doet schrikken — Nei, ik mot na de ruizemets, na de ruizekomerkikkenl Mijn jonge, slanke, blonde knaap, uw vader is verslagen. Omdat gij nimmer werken wilt, en hij van dag tot dagen U aanspoort, vraagt, bedreigt, bezweert te werken, zooals hij Om eens uw plaats u te verov'ren in de maatschappij. Doe wat hij zegt, en leer u naar zijn reed'lijk eischen schikken! Nei, ik mot na de ruizemets, na de ruizekomerkikkenl Mijn jonge, slanke, blonde knaap, uw moeder ligt te stei'ven. Moet zij de laatste dagen droef uw zonnig aanschijn derven? Ga, troost de kranke, koel haar 't hoofd, dat van den koortsgloed brandt. Zit aan haar sponde, spreek haar toe, streel haar • de rimp'le hand. Vertroost de stervende, verlicht haar laatste oogenWikken... Nei, ik mot na de ruizemets, na de ruizekomerkikkenl We laten nu verder de vraag naar de kunst-waarde van Charivarius onbesproken. Het was ons slechts om het vers te doen.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 2 februari 1934

De Reformatie | 8 Pagina's

„De Gerdes van het z.g. H.V.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 2 februari 1934

De Reformatie | 8 Pagina's