GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

PERSSCHOUW

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

PERSSCHOUW

15 minuten leestijd Arcering uitzetten

De intnitie,

Uit het in de „Edesche Crt." gegeven verslag van Prof. Cramer's laatste lezing over het reeds genoemde onderwerp:

Prof. Cramer betoogde voorts, dat er wel geen Christelijke zedewet is, maar er is een God, die den mensch van dag tot dag zijn geboden geeft. Evenals kinderen, ook zonder nadere uitspraken van hun ouders, best weten wat zij moeten doen en laten, zoo weten de kinderen Gods intuïtief ook heel goed, wat

hun Hemelsche Vader van hen eischt. /'^Geen „christelijke" zedewet. Misschien is bedoeld, dat wat als zèdéwetvobi-vele christenen geldt, uit IsWïël afkomstig is. Maar dan houden anderen vast, dat Israël als openbarings-volk, volgens denzelfden man, als die Efese schreef, zijn schatten heeft ingedragen in de kerk van het Nieuwe Testament. Geen „christelijke"? vragen die velen dan, om dan dadelijk op te merken: neen, ook geen nederlandsche, ook geen arische. Maar wel een zedewet vóór en nu van de Christelijke kerk.

Natuurlijk kan door den spreker ook aan andere dingen gedacht zijn („zedewet"). Maar wij vragen slechts, hoe de menschen zulke opmerkingen lezen.

Overigens zal, wie de wet der openbaring kent, en eert, voor die „intuïtie" bang zijn.

Geen theorie, maar persoon.

Uit hetzelfde verslag:

Prof. Cramer betoogde in dit verband, dat hij zicb niet vast hield aan een belijdenis, aan een leer, aan een theorie, maar aan een persoon, aan Jezus Chnstus. Onze tijd is — aldus spr — wars van alle dogma^ tische gevecht, van allen kerkdijken strijd, vvelke zien - b.v. uit bij kerkelijke verkiezingen, waarbij het w gebeurt, dat men als de „partij" b.v. met 2 stemmen meerderheid uit de bus komt, triomfantelijk uitroept: „Wij hebben het gewonnen!"

„In den hemel" — aldus Prof. Cramer — „lachen ze over alle menschen, die uit de bus komen!"

Tot zoover het citaat. Geen theorie, maar „een" persoon. En dat is ook een theorie.

En hoe ze in de practijk mogelijkheden van heusche beantwoording daaraan vindt, daarover zijn er wéér theorieën. In dit opzicht huldig ik de theorie, dat geen theorie hier waarheid spreekt. Of houvast geeft.

Overigens zullen we nog eens aan dat stembusje, en aan den hemel denken, als we de ethische bladen zich hooren weren tegen den tijd, dat er ergens een professor aan een rijksuniversiteit uit de bus moet komen. In die dagen schijnt de hemel volgens hen vast en zéker om geen stembus of stemming te lachen Ik denk aan de dagen, waarin Prof. Dr A. Noordtzij benoemd werd, < jf benoemd worden zou. En aan latere ethische toomuitstortingen.

De hoogten van Germania.

Uit de „Times" (wie geen Engelsch kent, moet zijn buurman maar eens vragen):

•5k; > , , : .> .: ..; !4; u.; .ï, : ; s PSALMS OF TEUDT

A Neo-Teutonic Anthology

From our own cprrespondent v> ; j35'-BERLIN, Feb. 5

„The Lord loveth thé'heights of Germania : more than foreign places"; so runs the Psalm 87 as rendered in the latest production of a would-be Germanic Christian. He calls his book „God-Songs for German People"; people have always spoken of springsongs and war-songs, he pleads, why not therefore introduce the word „God-song". He has pruned, compressed, joined together, and in some cases rewritten the originals, and the result is 75 German songs in place of 150 Jewish Psalms. In his preface the author, Herr Wilhelm Teudt, justifies the production of this Teutonic anthology.

He declares that the Old Testament, though not to be rejected altogether, should be purified of its Jewish elements; Jewish place-names and family names, he says, „lend an unnatural flavour to our intercourse with God"; hence the absence of all names, even that of David, from the new text; only in the case of the 87th Psalm has Herr Teudt given a Teutonic flavour to the text and retained names. Verse 4 now runs: „I will make mention of the Odenwald and the oak of the Baltic; of the Volga, Euphrates, and Ganges". He is also careful to hide from the singers of his songs the worldliness of parts of the Psalms and in his index attaches asterisks to any song which specially deals with the subject of „Volksgemeinschaft" (National community).

Profeteeren van de orgelbank.

„Nieuwe Zondagsbodé""cïféêrt'de Heer"Jan'Zv^art een uitspraak van hetzelfde orgaan, gedaan in een vorig nummer:

„Nu voor orgelspel na de preek, als een kleine onderbreking van den dienst, ook meerdere belangstelling bestaat, beteekent dit voor den organist direct een , vraag: wat te spelen? Speelt men een of andere orgelcompositie, dan wordt de aandacht der gemeente direct verlegd op iets anders dan het gesproken woord, wat toch niet de bedoeling is en zal het dus daarom moeten zijn: een onderstreeping, een uitnoodiging, een bede, een Hallelujah, enz. enz. Er is een groot aantal zeer bekende melodieën, die, op zulk een moment gespeeld, een ongeloofelijk diepen indruk maken.

Het is mij uit de practijk gebleken hoe men dit waardeert Trouwens elke organist voelt direct onder zijn spel, of er contact tusschen hem en de luisterende gemeente is, zooals elke voorganger dit onder zijn preek zal opmerken."

P. HOYTINK.

De heer Zwart geeft daarop volgend antwoord:

„Wat te spelen? " wordt hier gevraagd. „Profetie!" zouden vrij zeggen. Dat deden onze eerste Gerefor-; meerde Kerkspelers ook. Niet direct! Uit het Roomsche dienstwerk gekomen, spraken ze in den beginne nog in „vreemde talen" — „contrepunt", „gregorian", Praeambulen en Terzetten.

Vandaar, dat onze Vaderen ze op den eerste weg wilden doen, „volgende de Leere Pauli 1 Cor. 14 : 19". , Ma, a.r ik wil liever in de gemeente vijf woorden spreken met naijn verstand, opdat ik ook anderen moge onderwijzen, dan tien duizend woorden in een vreemde taal."

„Maar dra daarna begonnen ze te „profeteeren", met orgelkoralen en variaties, door den gezongen psalm „in alle vaten van de konst te vergieten, met verscheiden registeren" „en de melodieën verscheij delijk zwierende."

Zoo ook moeten wij doen! , , „Profeteeren" om en bij den Kerkdienst, voor en na de preek, in een taal, die het Volk verstaat, de gemeente „tot stichting, vermaning en vertroosting"! Die een vreemde taal spreekt — zegt Paulus — (d.i. die de absolute, op zichzelfstaande orgelmuziek uitdraagt), die sticht zich zelve, den enkele, maar die „profeteert" (d.i. die de relatieve, de in betrekking tot het Woord staande orgelkunst brengt), sticht de gemeente, de menigte.

Ook vrij moeten willen wat Paulus wel wil, dat allen „in vreemde talen spreken" (d.i. de geheele orgellitteratuur beheerschen en laten hooren), maar meer, dat allen „profeteeren" (d.i. in koraal-en lied-bewerkingen uitmunten), want die profeteert is meerder dan die Treemde talen spreekt.

Echter voor dat in vreemde talen spreken in verborgenheden, hebben vrij onze orgelbespelingen. Voor dat profeteeren, onze kerlcdiensten.

Zonder op „de exegese" in te gaan, geloof ik te mogen neggen, dat de heer Zwart hier de lijn zuiver trekt.

Maar in de practijfc isda kw|E!stiei.w.elke taal vers t a a t „ m e n "? ^: ? mmmWm> <

Hoever gaat hei verstaan?

Toen ik mijn eersten kerkdienst bijwoonde in Duitschland, w^as aan de orde de perikoop van den Goeden Herder (Joh. 10).

De organist speelde aan 't eind: „Er weidet seine Herde", de bekende aria.

Viel dat nog binnen de profetie? Zélfs in Duitschland vraagt men zich af: hoeveel hebben er de taal verstaan? Ongetwijfeld procentsgewijs veel meer dan bij ons het geval zou geweest zijn. Maar overigens

Trouwens, als ik het goed begrijp, wil de heer Zwart zóó iets ook niet.

Ik spreek hem niet tegen, doch vraag. Juist, omdat ik geloof, dat hij hier in het trekken van de groote lijn den spijker op den kop slaat.

Overigens: zulk een losse vraag bedoelt geen invitatie te zijn tot een reeks van ingezonden stukken. Mocht de heer Zwart mijn vraag willen beantwoorden, dan zal ik daar graag naar uitzien.

Hoe de Chr. Geref. jengd opgevoed wordt.

Ei" zijn — men weet het — in d^ Chr. Gerei Kerk menschen, die gelukkig de scheur leeren zien als kwaad, er zijn er anderen, die met geweld tegen die betere gedachten strijden. In „Luctor et Emergo" schrijft voor de Chr. Geref. jeugd een Chr. Geref. predikant:

De herdenking van dit hoogst belangrijk feit (de Afscheiding, K. S.) geeft aan de Gereformeerde Kerken mede aanleiding om aan onze Christelijke Gereformeerde Kerk het verzoek te richten zich met haar te vereenigen. En op onze Synode, die dezeii zomer wederom te Zwolle vergaderen zal, zullen we zeker van Gereformeerde zijde een vrij uitvoerig schrijven over deze belangrijke kwestie ontvangen. Van meer dan ééne zijde is dan ook reeds over deze vraag naar vereeniging gesproken. Nu is het opmerkelijk, dat van de overzijde altijd maar beweerd wordt, dat we toch één in belijdenis zijn en derhalve de twee-heid zonde is. Af gedacht nu van de historisch-kerkrechtelijke geschillen, die ons scheiden, schijnt het toch ook waar te zijn, dat we één zijn in belijdenis. Immers de Gereformeerde Kerken hebben, zoo goed als wij, de 37 Artikelen des Geloofs, de Heidelberger Catechismus en de 5 Artikelen tegen de Remonstranten als de uitdrukking van haar geloof.

Als zoodanig s c h ij n e n we wel één te zijn in belijdenis. Maar er kan bij een schijnbare eenheid in belijdenis toch zulk een verschil in de uitlegging en toepassing dier belijdenis zijn, dat er van tweeërlei leer gesproken moet worden. Wij kunnen dit met een ander voorbeeld verduidelijken. Al de Protestantsche Kerken hebben met de Roomsche Kerk de 12 Artikelen des Geloofs als belijdenis aanvaard. Hoe één, zult ge zeggen, zijn dan nog de Luthersche, Gereformeerde en Anglikaansche Kerken met die der Roomsch Katholieke! Maar als ge ziet hoe verschillend door al die Kerken de 12 Artikelen uitgelegd en toegepast worden, dan bemerkt men terstond, dat er zelfs een groot verschil in leer bestaat, en dat zelfs de zoo sterk Roomsch getinte Anglicaansche Kerk van Engeland nog niet één kan worden met de Kerk van Rome.

Welnu, zoo is er ook wel tusschen ons Christelijke Gereformeerden en de Gereformeerden schijnbaar een eenheid in belijdenisschriften, maar in waarheid sluit dit verschil in leer niet uit.

Loope de jeugd nu storm bij dezen leider, om hem den tekst te vragen, dien de Chr. Geref. Kerk heeft vastgesteld voor haar nieuwe belijdenis. Want ook die andere, hier genoemde Kerken, hebben zulke eigen belijdenisschriften.

De leeraar vervolgt:

We vinden dit altijd zoo'n goedkoop volkspraatje van gereformeerde zijde, vooral voor eigen menschen, zoo men ook soms nog van den kansel beweert: er is geen verschil in belijdenis. Want: houdt daarop de menschen eens voor: welnu, komt tqt ons over, dan zijn we één, o wat is Holland dan in last. Als we zoo één zijn in belijdenis, waarom is het dan toch zoo'n groote zonde, als een jongen of een meisje met zijn of haar verloofde naar de Christelijke Gereformeerde Kerk terugkeert.

Waarom?

Wel natuurlijk: omdat zulk huwelijksgestoethaspel'de brandende kwestie nog meer bagatelliseert, afgedacht nu van veel andere dingen. Natuurlijk weet de schrijver dat allemaal wel. Men lette overigens op dat „terugkeeren".

Goed onderscheiden inzake de gezangen.

Tegenover het niet-onderscheiden tusschen „gezangenzingen" en „bepÈièilde-gezangen-zingen", aan welke zondevan-nalatigheid „De Wekker" zich schuldig maakte, verblijdt wat thans „De Waarheidsvriend" schrijft:

Men zal goed doen de brochure van Prof. Dr J. Severijn te lezen. Dan kan men zien, dat het volstrekt niet Gereformeerd is, om te zeggen, dat er in de Gereformeerde Kerk nooit Gezangen naast de Psalmen z ij n gezongen en ook nooit mogen gezongen worden. Prof. Severijn geeft daarover mooie beschouwingen, die men in onze Gereformeerde Bondskringen eens ernstig ter harte moet nemen. Maar dan moeten het Schriftuurlijke liederen zijn, d.w.z. liederen, die een Schriftuurlijken inhoud hebben. Onze Gereformeerde Vaderen hebben nooit gezegd, dat dat „liedjes" zijn. En de Gereformeerde Kerk, die uit haar belijdenis leeft, zal dan ook begeeren, om zoowel in de prediking, als in gebed, als in de sacramentsbedie-f ning, alsook in het lied der Gemeente van Christus ' uit de schatten van het Nieuwe Verbond te leven. Een Nieuw-Testamentische Kerk, die niet bij de vervulling van Gods beloften vertoeft in Bethlehem, op Golgotha, bij Jozefs graf, in de opperzaal op 't Pinksterfeest enz, en niet van den Heiland en Zaligmaker zingt, mist iets; neen, mist véél, héél veel, waarbij een ziel, die niet slechts bij menschelijke meeningen leeft, maar uit het leven, dat in Christus geopenbaard is, 't telkens voelen zal, dat de Kerk van Christus niet staat waar zij moet staan.

Masir wat heeft men nu ten onzent gedaan? In het begin van de 19de eeuw, de meest slappe en laffe tijd, dien we ooit gehad hebben, is men begonnen aan de Hervormde Kerk een bundel Gezangen op te leggen, waarbij men tien en twintig maal verzekerde (zie het Voorbericht van den ouden Gezangenbundel), dat men in niets was afgeweken van de belijdenis der Gereformeerde Kerk (waarin dus een bewijs ligt, dat onze Hervormde Kerk bij den overgang van de 18de naar de 19de eeuw belijdende Kerk was, met een eigen belijdenis en erkende kerkelijke belijdenisschriften!) doch die ook maar even den ouden Gezangenbundel inziet, bemerkt, dat men het allerminst nauw genomen heeft met de belijdenis der Kerk en dat men verre afweek van de Gereformeerde waarheid, welke in de Hervormde Kerk behoort verkondigd te worden. Men was zelfs afgedaald tot het allerlaagste peil van het laffe rationalisme, waarmee de Gerefonneerde waar lieid scherp in 't aangezicht wer3 géslagéii. Efi' — in'éti moest den bundel gebruiken, men moest Gezangen laten zingen, anders werd men gestraft!

Had men ooit dwazer en lichtvaardiger en tyrannieker kunnen handelen? En dat deed het oud-liberalisme, dat zoo verdraagzaam was, maar intusschen de Gereformeerde waarheid haatte als de pest!

Men gaf ons liederen als: Mijn God! wat ooit in mij verdoov', dat ik altijd aan U geloof, aan deugd en eeuwig leven" (Gez. 53 : 1). Of: De deugd, o ja! ik vind ze schoon, zij strekt zich zelv' ten groeten loon. Ik volg haar pad met vreugd en moed; ik weet, dat, die geen zonde doet, die zijne plichten niet vergeet, met reden hoogst gelukkig heet". (Gez. 74 : 2). En dan Gez. 89 over: de voortreffelijkheid van Jezus' leer", waar, naar rationalistisch voorbeeld, de leer van Jezus wordt gehuldigd, waarvan men in Groningen zei: dat deze zoo goed en zoo alleraangenaamst was" (Muntinghe). Gez. 89 zegt, dat de leer van Jezus ons opvoedt voor de eeuwigheid en ons eenmaal engelenwaarde schenkt. „God gaf ze door Zijn Zoon aan d' aard, om menschen tot Hem op te leiden; zij wijst, bij al den aardschen druk, den zeek'ren weg tot waéir geluk". „Lacht u hier ware grootheid aan, gij kunt z' op uwe levensbaan, alleen van haren invloed wachten; Z'is juist geschikt voor uwen stand, staat met uw aanleg in verband, en is berekend naar uw krachten: ensch! zoo zij u geen' bijstand biedt, bereikt gij uw bestenuning niet." '

Is het niet fraai? En de politie moest er voor zorgen, dat de Gezangen werden gezongen! Wat dunkt u van dit fraaie kleppermanslied? 't Is Gezang 177: „Looft Hem, visschers aan het strand! Steekt gerust en blij van land! Vreest geen onrust op de zee. Alles, alles is in vree". , Jl, and-en veemani looft nu God, Juicht in uw gezegend lot! Zendt uw rund'ren in de wei, Drijft uw schapen op de hei." „Stedelingen, looft den Heer! Hoopt op d' oude welvaart weer; Voor den koopman druk vertier. Nering voor den winkelier." En dan de schoone toepassing: „Mocht voorvaderlijke deugd in de Nederlandsche jeugd, met den godsdienst weer herleven! Mocht hier spaarzaamheid en vlijt wonen, als in vroeger tijd! dat zou hoop op welvaart geven".

Als het niet zoo in-treurig was, zouden we om dezen burgermans-onzin eens hartelijk lachen. Maar daar is het te laf en te naar en te ongelukkig voor. Voor een kleppermans-nieuwjaarswensch is het nog te onbenullig, hoewel „en den koopman druk vertier, nering voor den winkelier" wel een paar centen voor den klepperman, lantaarnopsteker of vuilnisman op Nieuwjaarsdag waard zijn.

De Gereformeerden hebben zich nooit in deze Gezangen kunnen vinden. En de dwang der liberale kerkmeesters heeft den tegenstand niet doen verminderen. Zulke onverteerbare kost beliefden ze niet te slikken en zulke grove onwaarheden vrilden ze niet onder de menschen, in handen van jongen en ouden, brengen.

Natuurlijk zijn bij de bespreking en behandeling van de Gezangen-kwestie bij de tegenstanders wel eens verkeerde beschouwingen ten beste gegeven. Maar hun tegenstand is alleszins verklaarbaar in onze Hervormde Kerk. En intusschen hebben we ons te beraden (in den geest van het boekje van Prof. Severijn) wat in deze kwestie nu Gereformeerd is en wat niet. De Gereformeerden in en buiten de Hervormde Kerk hebben in deze een roeping en taak én om den wille van zichzelf èn om den wille van anderen.

„Geen liedjes."

Prof. Visscher hoore, — want dit gaat natuurlijk tegen hém.

Onkerkelijkheid en vr^zinnigheid in de Herv. Kerk.

We wezen in vroegere artikelen over de plurifonniteit der kerk op het presente, actueele „vergaderen" van dèn levenden Christus, waarvan Zondag XXI spreekt. En wij spraken uit, dat men daarmee rekening houden moet in het bepalen van wat kerk is, liever dan zich te baseeren op constante grootheden als: vroomheidsresten, predikingsgehalte, enz. In verband hiermee treft ons volgende opmerking van Ds C. B. Burger in „Kerkopbouw". Hij geeft statistieken over de onkerkelijkheid, en concludeert dan:

Wanneer men de moeite neemt bovenstaande cijfers even oplettend te bekijken en op de kaart te volgen, ziet men aanstonds, dat de onkerkelijkheid juist in die streken gewoed heeft, waar de Ned. Herv. Kerk overheerschend was en nog ten deele is. De verliezen

zijn dus hoofdzakelijk voor haar rekening. Verder, dat het juist die gebieden zijn, waar de vrijzinnige richting het meest vertegenwoordigd is. Hierbij is echter de conclusie, dat de vrijzinnigheid de kerk ontvolkt, hoewel vaak van orthodoxe zijde gemaakt, niet geheel gerechtvaardigd — het omgekeerde, n.l. dat gemeenten, die al om andere redenen onkerkelijk zijn, liever vrijzinnige dan rechtzinnige dominee's beroepen, kan van dit verschijnsel ook de oorzaak zijn.

Alweer een bewijs, dat men, om uit te maken waar ergens een „ware kerk" is, niet moet vragen: hoeveel vromen wonen er nog in, hoe staat het met de phaenomenen van het statisch opgevatte leven der goedbedoelende vromen? Maar: waar VERGADERT, brengt bijeen, de Christus. Heden? Hier?

K. S.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 23 februari 1934

De Reformatie | 8 Pagina's

PERSSCHOUW

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 23 februari 1934

De Reformatie | 8 Pagina's