GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

PERSSCHOUW

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

PERSSCHOUW

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

Freudiauismen inzake het N. V.

„De Hervorming" (vrijzinnig) geeft een bespreking van Dr J. C. A. Fetter, Menschbeschouwing en zielzorg, 1933. Blijkbaar heeft de schrijver van Freud het een en ander met instemming gevolgd. De recensent. Ds Drijver, is daar niet zoo maar over te spreken. Hij schrijft o.m.:

Verklaart Dr Fetter veel van de grootmeesters der nieuwe zielkunde te hebben geleerd, zonder het daarom in alles met hen eens te zijn, de erkenning, dat vrij veel van hem geleerd hebben, houdt daarom geen bijval in op alle punten. Met name hebben wij bezwaar tegen de psychologische toelichtingen op enkele plaatsen uit het Nieuwe Testament, waar eene exacte theologische uitleg ons liever ware geweest. Staan wij hierbij even stil.

Dat Jezus goed deed met tot het volk in gelijkenissen te spreken, verklaart Dr F. uit de gave der eenvoudige volksziel, geestelijke waarheden te verstaan, indien deze in een beeld tot haar worden gebracht.

Maar de evangelisten zeggen juist, dat Jezus in gelijkenissen sprak, opdat degenen, wien het gegeven was, hem zouden begrijpen, terwijl de groote menigte zou hooren zonder te verstaan. Dit is precies het omgekeerde en hangt samen met den aard van de „masthal" (de gelijkenis) in de wereld der Joodsche apocalyptiek, waarin zeer vele der N. T.sche parabels thuisbehooren. Zij is de typische vonn om over de „verborgenheden van het Rijk Gods" te spreken, zóó dat de ingewijden het begrijpen, maar het aan de oningewijden ontgaat. Op dezelfde manier bedienen ook wij ons nog van beeldspraak in het bijzijn van kinderen, die niet alles behoeven te weten. Vader zal bijv. aan tafel aan moeder vertellen, dat mijnheer A. in een groot huis woont, doch dat er „zilveren pannen op zijn". Sapienti sat!

Freud's opmerking over Matth. IV : 4: de mensch zal bij brood alleen niet leven", moge psychologisch de moeite waard zijn, zij slaat op de traditioneelpopulaire uitlegging, niet op den oorspronkelijken, juisteh zin van Jezus' antwoord/Deze bedoelt te zeggen: et is niet noodig, dat de steenen in brood veranderen; want, zoo Hij dit wenscht, kan God de menschen voeden met alles wat zijn Almacht tot voedsel bestemt. (Zie aant. Leidsche Vert. op Deut. VIII:3, waaraan het woord ontleend is). Met sublimeering van de „libido" tot geestelijk streven, heeft dit niets te maken.

Een laatste aanteekening bij „het eigenaardig psychologisch licht" waarin Dr F. Lucas X : 27 ziet. Hij vermeldt de vier uitdrukkingen God liefhebben met geheel het hart, geheel de ziel, alle kracht en geheel het verstand, zelfs in het Grieksch. Wij hebben hier een aanhaling uit de Wet. (Deut. VI : 5) in het oorspronkelijke luidende: Gij zult God, Uw Heer, liefhebben met geheel uw hart, van ganscher ziel en met a 1 uwe kracht. Marcus en Lucas, dezen tekst aanhalende, voegen er met geheel uw verstand bij. M.i. niet uit eenige psychologische overweging, maar eenvoudig, omdat zij de plaats overnemen uit de Septuaginta (de reeds lang bestaande Grieksche vertaling van het O. T.), waarin het Hebr. woord voor hart vertaald wordt door een Grieksch woord, dat evengoed hart als verstand beteekent. Mattheus geeft: art, ziel en verstand, doch laat alle kracht weg. Wel een bewijs, dat de splitsing van hart in hart en verstand, niet geschiedt om eene vierdeelige zielsontleding te krijgen.

In ieder geval mag men niet verwijzen naar den Griekschen tekst bij Lucas zonder verder te kijken.

Onnoodig te zeggen, dat, indien reeds Ds Drijver bezwaar heeft, wij ze natuurlijk nog veel sterker hebben. Temeer daarom vond ik het aardig, den lezers dit citaat uit een vrijzinnig orgaan te kunnen overleggen.

Pauins, zich vergissende volgens Piof. Cramer.

In het verslag van Prof. Cramer's laatste lezing te Ede gehouden („Edesche Crt") lezen we:

Men kan zoo zien bij het gebruik van beelden, aldus de spreker, dat Paulus een stadsmensch is geweest. Zijn beelden zijn anders dan die uit het Evangelie; daarin ademt de natuur en het buitenleven. Paulus spreekt gemakkelijker met beelden van rechtbank, krijgsman, wedloop enz. En waagt hij zich al eens aan een landmanbeeld, dan vergist hij zich. Geen kweeker zal het „enten" van Paulus onderschrijven; noch eenige boer den uitroep: „zorgt een boer voor ossen!"

Dit laatste zal wel bedoeld zijn naar den tekst: Zorgt ook God voor de ossen? Maar dan is natuurlijk bedoeld bij Paulus: zorgt God, in een wetsartikel van bizondere openbaring, (nu alleen maar) voor de ossen? Of heeft oat, als hij het doet, hoogere beteekenis, breeder verband, dan alleen in die ossen te stellen is? Het gaat daar over de messiaansche beteekenis van Israels wettegi. welke messiaansche beteekenis tot den landbouw toe beheerschte.

En wat dat „enten" betreft: ik moet den kweeker nog ontmoeten, die Rom. 9—11 opzij praten kan.

De nitleggiug van het telegram.

We herinneren ons de wisseling van telegrammen tusschen de Geref. en de Chr. Geref. Synode. We herinneren ons, wat Prof. Visscher ervan zei, hoe „De Wekker" erover schreef, en hoe velen in onzen kring blij waren als een kind om den naar het scheen bemoedigenden, wijl naar gehooj-zaamheid neigenden, tekst van de Chr. Geref. Synode. Thans schrijft één der „Wekker"-redacteuren, verbonden aan de Apeldoomsche school:

B. B. te A. Uwe vraag omtrent de vereeniging aller Gereformeerden vindt u opgelost in de verklaring, welke de leden der Synode bij aanvang dier samenkomst afleggen. Dan betuigt heel de Chr. Geref. Kerk: „dat wij ieder in onze kerkelijke gemeenschap gaarne opnemen, die met deze belijdenis (De drie formulieren van eenigheid) instemt". De weg staat dus open voor alle Gereformeerden, die van harte instemmen met de leer onzer kerk. In-overeenstemming met die ver-^klaring en in dien zin zonden wij ons telegram naax de Synode van Middelburg en kan ik bidden om de eenheid aller Gereformeerden. Wij hebben dus een Synodaal uitgesproken standpunt der Chr. Geref. Kerk".

Men ziet het: dat hier een standpunt ingenomen wordt, dat nog al verschilt van wat velen onzer meenden te mogen zien ingenomen door de Chr. Geref. Synode. Natuurlijk vergeet ik niet, dat deze uitlegger tenslotte niet de Chr. Geref. Kerk is, maar wat hij zegt, zal toch wel gewicht in de schaal leggen. Het blijkt, dat er in Apeldoorn nog meer tegen-houders van den wagen zijn, dan we tot nu toe aangenomen hebben. „De weg staat open", — men ziet, dat wat ons blad aan concessies bereid was te geven, aan gene zijde der scheidslijn geen weerklank vindt. En als „onze" „ruimte" dezen leiders nog veel te „ruim" is, dan behoeft men niet eens te vragen, hoe men daar denkt over de eenheidsdroomen van andere geref. organen.

Wij herhalen: velen in de Chr. Geref. Kerk willen. Maar Apeldoorn wil niet. En waar blijft de stem, die in Indië sprak? We weten nu van twee Apeldoornsche leiders, hoe ze erover denken. Ook van enkele curatoren. Thans zouden we graag een concreet antwoord hebben van den man, die uit Indië naar Nederland is teruggekeerd, en zijn eenheidswoorden in daden kan omzetten.

Geduld, geduld. En niet vergeten, nuchter te blijven. _-Maar OK-der het €hr. Geref, .volk groeit verzet tegen deze leiding.

^ ^ „Geen politiek op den kansel"?

Men kent de leus van wie de kerk alleen maar in de ruimte willen laten praten. Inzake staking, etc. Ook in kwestie van politiek. Dr W. H. Gispen merkt hiertegenover op in „Delftsche Kb.":

Ja, als men de Kerk den mond kan snoeren, ook wanneer zij opkomt voor den Christus, dan laat eveneens het Duitsche nationaal-socialisme het niet.

Mag de Kerk zwijgen? Wanneer het Oude Testament wordt verworpen?

Wanneer de God van het Oude Testament wordt gehoond en lager gesteld dan Wodan? Wanneer de mensch wordt verafgood?

Wanneer de Staat wordt gesteld boven de Kerk? Wanneer het ras wordt verheerlijkt en de rassenkwestie zelfs in de Kerk een rol moet spelen?

Eir dit alles gebeurt op dit oogenblik in Duitschland.

En in Rusland worden de geloovigen vervolgd. Daarom worden, Gode zij dank, bij ons, ook op den kansel, de verderfelijke beginselen, die aan nationaal-socialisme, fascisme en communisme ten grondslag liggen, nog bestreden.

Het zou verzaking van plicht zijn, wanneer het niet, op gepaste tijden, geschiedde.

Beginselen bestrijden, en dan zoo ver dat kan, — dat brengt natuurlijk de consequentie mee, dat men ook zeggen kan, en móet: daar en daar en door dien en dien worden die beginselen gepredikt, tegen die en die praxis moet ge u dus te weer stelleö.

„Nog eens: „een kribbe."

De geleerden zijn het nog niet eens. We citeerden Dr Bouma, geven daarom thans ook het woord aan Ds De Bondt („Leidsch Kbl."):

3. Die lidwoorden-geschiedenis (niet „de", maar „een" kribbe, K. S.) is echter niet van die importantie, als de breedheid, waarmee Dr Bouma haar behandelt, zou doen vennoeden. Het volle accent komt hier op het zelfstandig naamwoord. De Heere Jezus is niet gelegd in 'n wieg, maar in 'n kribbe.

4. James Neil deelt mede, dat er minstens aan elke zijde van dat lager gelegen gedeelte een kribbe stond. Daarom mag men uit de lezing „de kribbe" in een HoUandsche bewerking van Neil, waarin de Statenvertaling geciteerd wordt, niet te veel afleiden.

5. Tegen de gedachte, dat de kribbe verplaatsbaar was, heeft niemand minder dan Zahn bezwaren ingebracht. Hij zegt: 't Was maar niet een verstelbare voederbak, zooals ge die voor herbergen nu hier dan daarheen verplaatst vindt, maar een in den stal ingebouwde krib.

6. Volgens de redeneering van Dr Bouma wordt het dus zóó, dat Jozef en Maria wel in de herberg zijn. Er is in die ruimte alleen geen wieg. En toen hebben ze een kribbe laten aanrukken, die wel ergens neergezet, of anders opgehangen kon worden.

Ik blijf dat een gewrongen verklaring vinden. En liever houd ik me aan de tegenstelling. Jozef en Maria waren niet in de herberg. Zij waren in een a n-dere ruimte, waar de kribbe thuis behoorde.

Immers wat voor idee iemand ook heeft van de „herberg", of dat nu een logement, een karavansera, of een logeerkamer was, ieder meende toch hierin de Schrift te verstaan, dat Jozef en Maria daarin zich niet bevonden om de heel eenvoudige reden, dat er voor hen geen plaats meer was.

Alleen Zahn laat het woord herberg op stal slaan. Hij handhaaft zeer sterk, dat het een veestal was. En omdat er in dien stal anders geen plaats was, legde Maria haar Kind in de kribbe.

Maar overigens maken, bij mijn weten, alle verklaarders deze tegenstelling: Voor Jozef en Maria geen plaats in de herberg en daarom gingen ze naar een andere ruimte, waarin een kribbe stond.

7. Als Dr Bouma dan ook opmerkt, dat hier van geen volledige tegenstelling sprake is, heeft hij daarin volkomen gelijk, maar zou de ook volgens Dr Bouma zoo uitnemende kenner van het Palestijnsche leven en de Palestijnsche huizen, James Neil, ons hierin nu niet kunnen helpen?

Het eenvoudige Palestijnsche huis bestond uit twee gedeelten. Een hooger voor de menschen, een lager voor het vee. Maar die twee gedeelten vormden samen het ééne huis. Daarom is er niet zoo'n volledige tegenstelling tusschen woonvertrek en vee-afdeeling.

Omdat er in het woonvertrek voor Jozef en Maria geen plaats was, vertoefden zij in die vee-afdeeling. Daar werd de Heiland geboren en Maria legde haar eerstgeboren Zoon in een kribbe, omdat voor hen geen plaats was in de herberg.

We voegen er niets aan toe, want we kunnen dat niet.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 2 maart 1934

De Reformatie | 8 Pagina's

PERSSCHOUW

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 2 maart 1934

De Reformatie | 8 Pagina's