GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

KERKELIJK LEVEN

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

KERKELIJK LEVEN

16 minuten leestijd Arcering uitzetten

„Gereformeerd”. (IV.)

Tenslotte, Ik kan me voorstellen, dat een eenvoudig lezer tenslotte nog blijft zeggen: de naam „gereformeerd" is eenmaal zeer verschillend op te vallen, maar daar hebben we in dit geval geen last van, wijl hel congres niet over kerkelijke zaken loopt, hiel eens speciaal aan tlieologische vraagpunten zich wijden zal, doch zich dient uit te spreken óók over staatkundige en economische vragen. Wat heeft nu daarmee de theologische strijd over het Barlhianlsme te maken? Laat d^ theologen maar hun Iheologenkwestles uitvechten, doch geef aan juristen, economen, politici de volle vrijheid, te confereeren met menschen^ die de belijdenis der Gereformeerde Kerken willen onderleekenen, zonder dal zij verder rekenen met strikt theologische vragen, als bijvoorbeeld die inzake de dialectische theologie. En laat theologen zich niet hinderlijk-opdringerig maken, door in een zeer gemengd gezelschap van allerlei faculteit de aandacht van allen te willen boelen door hiin speciale Iheologische-facultelts-problemen, of m dal bonte gezelschap de keus van al of niet te noodigen personen te willen laten geschieden onder het aspect van speciaal hun problemen. H^t Barlhianlsme houdt de theologen terecht misschien bezig, maar wat hebben daarmee nu de andere faculteiten te maken?

Wie zóó spreekt, is evenwel ver van de nuchtere werkelijkheid af.

-Want-in. de eerste plaats: de dialectische theo-

logie raakt de problemen der openbaring aan, oeeft een openbaringsbegrip, dat alles omverwerpt, wat tot nu toe van gereformeerde zijde (in den ^, ruimsten" zin!!) dienomtrent gezegd is, stelt hiermee heel het Schriftgeloof, gelijk dit te allen tijde onder gereformeerden in ruimsten zin gegolden en ffewrocht heeft, disputabel niet alleen, maar stoot liet onvoorwaardelijk omver. Raakt de Schrift soms alleen de theologische faculteit? Wie dat gelooft, moet maar geen oden meer wijden aan de nagedachtenis van Groen van Prinsterer, en Dr A. Kuyper.

Bovendien, de directe toepassingen, die de dialectische theologie op heel het terrein van "t christelijk leven maakt, wijzen duidelijk uit, dat haar probleemstelling alle faculteiten aangaat. En tevens, dat haar grondstellingen, waarmee zij zelf staat of valt, allen faculteiten der Vrije Universiteit den bodem onder de katheder weghakt. Geen wonder dan ook, dat dr Miskotte de fundeeriug trachtte weg te schieten onder het werk der A. R. partij, en dat prof. Haitjema één van de ergste bestrijders der Vrije Universiteit is, die in Nederland ooit is opgestaan. Een der gevaarlijkste tevens, omdat hij van organiseeren weet, en zijn gedachten publiceert in verbintenis met anderen, die als cohfessioneele voorgangers het vertrouwen van het eenvoudige volk hebben^ of als ethische theologen met neigingen-naar-rechts voor velen de weldadige morgendauw zijn die over den akker der kerk trekt, een morgendauw, waarvan ze echter daarom iets goeds kunnen hopen, wijl ze vergeten, dat de dauw slechts op bezaaide aldcers nut doen kan; bij hen ontbreekt die bezaaide akker. Zoo ziet men prof. H. vandaag onder de ethischen, en krijgt daar vasten voet. En morgen onder confessioneelen, die het volk vertroosten, wijl zij „nog" „den Christus der Schriften" verkondigen. En intusschen gaan de Schriften van Christus bij hem teloor. Die Sdiriften, - ^-elke aan alle faculteiten der Vrije Universiteit ten grondslag liggen.

Men zal zich hier dienen uit te spreken. Over een studentenspel zijn jaren geleden heftige debatten geweest; over deze ingrijpende zaak schijnen velen zich niet te durven uiten. „De Wekker" wist haarfijn alles van Saul en David, en de Luthersche kerk aan het Spui mocht er ook van komen te weerklinken. Wat zeggen de heeren nu, nu ook Apeldoorn meedoet met het over-en-weer den gereformeerden naam communiceeren met prof. Haitjema? Wat zeggen de menschen, die een heele morgenvergadering hebben vervuld met fijgeroep over een studentenspel?

Ik heb het gevoel, dat we op een keerpunt staan. We zullen moeten aandurven de oude geloofsgedachte, dat wie het met Gods waarheid houdt, daardoor VERHINDERD wordt, in de secte en in het slop te komen; en we zullen in dat besef ons pantseren moeten tegen de menschen, die ons komen vertellen, dat we het gereformeerde leven laten verzanden, als we niet met allen, die gereformeerd willen h e e t e n, voeling houden op voet van gelijkheid. We zullen weer eens heel den pericoop moeten lezen, dien Prol. Ridderbos schreef in zijn Korte Verklaring (Jesaja) over Jesaja's geestelijk isolement. En dan daarbij bedenken, dat dat nou nog wel iets meer is dan preekstof voor dominees, en voor preeken, die alleen voor de ziel en zoo wat te zeggen hebben.

Verleden jaar schreef een der dialectische theologen uit hel buitenland mij, dat wij in Nederland wel heel veel konden aanmerken op de dialectische theologie, en diat onze critiek in 'Nederland bewees, dat we hier soms „scharfe Augen" hadden 'dat beteekende dus, dat hij er niets tegen in kon brengen). Maar — zoo vervolgde hij — in Nederland vergelen die gereformeerden, dat Calvijn al zoo veel eeuwen geleden leefde, dat we niet zoo maar ons bij hem konden aansluiten, en — dat onze eigen gereformeerde dogmatiek niet eens in Nederland meer indruk maakte.

Nu was dit laatste, stel, de man had gelijk, heelemaal geen argument, dat z ij n positie rechtvaardigen kon. liet had hoogstens waarde, wijl het de vraag opdringt: wie zou dit aan dezen theoloog zoo verteld hebben?

Maar meer dan dit alles beteekent het, dat deze bewering onwaar is. Het eenige, dat in de laatste 100 jaar in Nederland wat gedaan heeft, is de gereformeerde dogmatiek, hier genomen naar haar inhoud. M.a.w. de gereformeerde be lij de nis. Die gaf den stoot aan ons leven; velen leunen zoo'n beetje tegen ons bouwwerk aan, maar kunnen het ook alleen doordat ze nog met de leuzen van die gereformeerde belijdenis werken.

En wij zullen dan klakkeloos toezien, als het eenige, wat in Nederland iets groots tot stand brengen kon, zijn gereformeerden naam moet deelen met een slrooming, die niet eens vierkant er tegen IN gaat, doch, wat nog veel erger is, er onder weg-neemt elke onder-bouw, elke heipaal, elke fundeering? Men zal zich hier moeten verklaren: de molen moet nu maar eens even worden stilgezel voor een gesprek over het malen van de mulders.

(Slot volgt.)

„Een Gereformeerd predikant onder de geliikschakelaars". (iv.)

Teneinde dr Van der Vaart Smit volledig kans te geven, zijn zienswijze bekend te doen worden. wijzen we er op, dat deze hierop — in vrije navolging van zijn eigen verklaring — neerkomt:

Wanneer, aldus meent dr Van der Vaart Smit, wanneer iemand zou willen opmerken, dat „neen" en „ja" toch uitgewogen moeten worden, dan valt erop te letten, dal de Duitsche belijdenisbeweging daar niet vrij meer in is, tenzij ze zich vrijmaakt. Want — ze heeft de kerkgrondwet van Juli 1933 onderleekend, die „ja" zegt. Nu worstelt de oppositie daar wel mee, want ze voelt, hoe dit bindt. Maar ze herhaalt deze binding in elke publicatie. D'C innerlijke moeite die dit geeft dreef haar tot iets, dat volgens dr v. d. V. S. niet geheel eerlijk is. In de grondwet staat ii.l, dat de kerk (rijkskerk) wordt: één „Rund der gleichberechtigt neben ander stellenden B e k e n n t n i s s e" — ze maakt ervan (Barmer-Erklarung): Bekenntniskirc h e n (Bund der gleichberechtigt neben einander stehenden Bekemitnis k i r c h e n). Dat is een zéér groot onderscheid, waarbij de kerkleiding terecht zegt, dat de oppositie, en niet zij de grondwet der kerk breekt. De heeren Jaeger en Muller zeggen: Wij hebben altijd bedoeld, en met de oppositie samen bezworen, dat we maken en bouwen één rijkskerk, waarin de Bekenntnisse (2 of 3 — als men „geünieerd" afzonderlijk rekent) een „B u nd" aangaan. Die Bundis „rein aüsserlich". De Bekenntnisse vormen onder dezen aüsseren Bund (Kirchenleilung) eigen en in leer en liturgie onafhankelijke religie-gemeenschappen (gelijk thans aan de gereformeerden is toegestaan).

Inderdaad is dat onderteekend en bezworen door de gansche oppositie. De oppositie heeft onrecht, als ze nu verklaart, dat de rijkskerk feitelijk een Bond van Bekenntniskirchen (federatief) moet zijn, en Jaeger de Verfassung daarin breekt. Dat is eenvoudig niet waar. Dat heb ik overtuigend gezien. Zietdaar het JA, dat „verhangnisvoll" de oppositie absoluut bindt, tenzij ze absoluut daarin schuld bekent.

Tot zoover de meening van dr v. d. V. S. We komen nog later op de zaak terug, , maar geven reeds nu diens meening weer.

Voorts zij nog meegedeeld, dat het verleden week als eerste opgenomen stuk antwoord was op het als nr 2 geplaatste. Men lette daarop; de volgorde is even verkeerd geweest.

K. S.

Prof. Haitjema over een „wachter op Zions muren”. (I.)

Men weet, hoe van liberale en aanverwante zijde de „hybris" haar Kort Begrip pleegt op te voeren tot haar derde stuk: Van de Wachters op Zions Muren. Onderdeel: Van de Ouderlingen, die op de Leer zitten. Men is er aan gewend. Niet ieder evenwel is op de hoogte van het feit, dat er ook ijveraars zijn voor Kerkherstel, die het in dit Kort Begrip alzoo aangeduid beroep al even bedenkelijk vinden. Toch is het zoo. De hoogleeraar Haitjema, zijnde vóór het kerk-herstel, heeft oudergeteekendo in het Al te Kort Begrip van zijne Remonstranties tegen de gereformeerde theologie en in het Al te Magere Boek zijner zelfverdediging tegen de gerefonneerde bedenkingen, als wachter op Zions muren afgedaan. Het zij hem gegund.

Iets anders echter worde hem niet gegund. Het is dit.

In dezelfde passage, waarin hij dit praedicaat ver-geeft, beweert hij, dat ik — ik zal hem nog maar eens letterlijk citeeren, al doet hij het mij natiu'irlijk wéér niet, de verlegen i) man — „nog kort geleden weer ingespannen bezig ben geweest, om het z.g. actualileitsbeginsel van Barths theologie in verdenking te brengen, als zou dit openbaringsbegTip van het geloofskriticisme met zich mede brengen loochening van alle historische openbaring, ook van het historische Middelaarswerk van Jezus Christus". Dr Haitjema heeft nog meer beweerd, en ^k zal hem volledig van antwoord dienen. Tot nu toe heb ik dat steeds gedaan; niet om zijnenlwil, want ik vind zijn strijdwijze minderwaardig, reeds zoo vele jaren; maar terwille van de menschen, binnen „Zions muren", die ik door hem bedreigd zie. Terwille ook van hen, die ons gereformeerde leven Achteruit, en tevens den verkeerden kant uitbrengen, door dezen vroeger door prof. Hepp vrij fel bestreden hoogleer aar thans op dat „congres VAN gereformeerden" als gereformeerd aan te dienen.

Ik zal echter stuk voor stuk de opmerkingen bespreken.

Toen ik het bovenstaande las, dacht ik dadelijk: dat zal wel zien op mijn artikelen tegen dr Miskotte. Dr Miskotte is iemand, die, vanwege datzelfde barthianisme, dat prof. Haitjema nu al jaren lang van de gereformeerde theologie radikaal vervreemd heeft, het levenswerk van dr Colijn heeft móéten veroor deelen, door diens opstel in „Jezus Christus en het Menschenleven" fel op zijn grondslagen te bestrijden. En die tevens mijn opvatting over het cultuurleven heeft móéten veroordeelen. vanwege zijn barthianisme. Ik heb er indertijd breed over gesproken. Het is de man, die nóg met dr Haitjema samenwerkt, om via een uilgeversfirma, die ons al vaker op dwaalwegen leidt, beschouwingen van hen beiden, benevens van ethischen en een „hersteld-verbander"' populair te maken; en die dus de aandacht verdient van ieder, die het werk van dr Colijn, en onze christelijke levensactie liefheeft. De aandacht van den gewaarschuwden man, die, althans in de mythe, geldt voor twee. Een aandacht, die eiken propagandist van de A.-R. partij, en eiken werker op gereformeerd gebied, laat zeggen: pas op voor de meeningen van Miskotte, pas op voor diens jongsten patroon Haitjema. We werken toch niet voor niets? We propageeren toch niet als slaande in de lucht?

Ik dacht dus: dat zal op het geval-Miskotte zien. Want, zoo dacht ik erbij: de hoogleeraar Haitjema grijpt liefst (met verwaarloozing van zwaardere stukken) naar mijn allerlichtste lectuur, die dan, als hij nog eens een woordje over mij zegt, steeds wordt aangeduid, zonder eerlijke bronvermelding (ook hier weer niet), zonder letterlijk citaat (ook hier weer niet) en met negatie van de serieuze poging tot argumentatie. Hij komt er dan altijd makkelijk af; voor de oppervlakkigsten van zijn medestanders en de haastigsten onder zijn studenten heeft hij het pleit dan „gewonnen"; het schijnt dan, alsof hij nota nam van wat ik schreef; hetgeen natuurlijk niet het geval is. Dr Haitjema heeft van wat ik inzake zijn meeningen schreef nog geen honderdste deel ooit aangeraakt; en zoover hij het deed, gaf ik hem antwoord.

Evenwel, één ding was er, dat mij weerhield van het drukken laten van mijn vermoeden, dat inderdaad op het geval-Miskotte zou gezinspeeld zijn. Heeft niet de hoogleeraar Haitjema indertijd met het noodige vertoon van rust — meer rust, dan iemand voegde, dien ik publiek het klakkeloos napraten en overschrijven van grove fouten moest verwijten — heeft niet de hoogleeraar Haitjema na mijn artikelen-Miskotte (Ref. 5 Mei 1933, 12, 19, 26 Mei, 2 Juni) met het noodige vertoon-van-rust in „Onder Eigen Vaandel" beweerd, dat hij op die artikelen niet zou ingaan? (door mij beantwoord Ref. 28 Juli '33).

De herinnering daaraan bracht mij tot voorzichtigheid. Ik meende, dat de hoogleeraar Haitjema tenslotte te ernstig was, om van mijn artikelenreeks, die voorts op tal van andere publicaties, en op een dissertatie steunde (en zonder deze niet gelezen worden moest voor wie ze lezen kon) eerst te zeggen: we gaan daar niet op in; en dan later, als deze „houding" officieel aangenomen verklaard is, toch in een boek, zonder vermelding van litteratuur, er WEL met een enkele verdaclilmaking in een vaag verwijzinkje op terug te komen. Ik meende ook, dat hij er te veel „eergevoel" voor hebben zou.

Ik heb toen den hoogleeraai' Haitjema gevraagd, waarop hij doelde. Hij hèèft toen geantwoord: op de artikelen-Miskotte. Mijn vermoeden was dus juist.

En hiermee is weer een nieuw geval te constateeren van de on-mannelijke, minderwaardige manieren, waarop prof. Haitjema zich afmaakt van wat ik tegen hem aanvoer.

Ik laat er het volle licht op vallen. Niet, om den naam van dr Haitjema leelijk te maken. Maai-om aan die medestanders van hem, die goed willen, te doen beseffen, dat in den fheologischen strijd de hoogleeraar Haitjema nog nooit zich heeft kunnen redden tegen de gereformeerden. Want een pedant gebaar, een persoonlijke disqualificatie, en een later vaagjes wijzen naar een artikelen-reeks, die hij eerst onder een hulpeloos voorwendsel (zie Ref. 28 Juli '33) verzekerde niet te willen beantwoorden, dat is polemiek der wereldgelijkvormigheid.

Volgende week meer.

K. S.

^Rectificatie. Verleden week schreef ik iets, inzaJke de beweegredenen van Prof. Haitjema, dat ik liever terugneem, wegens zijn onbewijsbaarheid. Het is de passage, waarin ik het heb over het volk, dat door mijn ai-tikelen tegen Prof. H. gemengd is in de theologische debatten. Ik wil het verleden week gezegde liever vervangen door deze opmerkingen: a. Prof. Haitjema heeft van mijn hand veel bestrijding ondervonden; b. deze geschiedde deels in bladen, deels in andere geschriften; c. op wat ik schreef, ging hij nooit in zonder nieuwe fouten te maken (dat bewees ik), en nooit zonder eenige dédain-woordjes; d. steeds beantwoordde ik hem dan weer voor het volk, wijl ik dat broodnoodig vind; e. thans, nu hij in een boek bezig is met tientallen auteurs, wier boeken hij citeert, brengt hij van mij, blijkens eigen getuigenis, alleen maar een krantenartikel in geding, dat nog niet eens vermeld wordt; f. dit doet hij op minderwaardige wijze en met het gebruikelijke argument-vervangende dédain; g. hij kiest dus van anderen hun niet voor „het volk" bestemde boeken ter bespreking, van mij a 1-1 e e n maar een los krantenartikel; h. dit maakt op ieder nuchter mensch den indruk, dat... (enz. zie dan verder wat ik opmerkte).

K. S.

Niet eens samenspreken.

Algemeen is de verontwaardiging in onze pers over de Chr. Geref. synode, die den treurigen moed gehad heeft, zich op te werken tot het met algemeene stemmen aanvaarde besluit, dat men niet eens zou samenspreken met de Geref. Kerken.

Leiding des Heiligen Geesbes, zegt iemand. Capitulatie voor drogredenen van een niet-willende leiding, zegt een ander. We verspillen er geen woord meer aan.

We zouden alleen maar zeggen: we zijn toch in het minst hiel rouwig, achteraf, dat de Geref. Kerken dezen voorslag deden. Zijn we achteruit gegaan? Weineen: vooruit. De oogen van velen zijn opengegaan voor de nuchtere werkelijkheid. Velen dachten ze zich anders. Het is noodig, de konkrete situatie goed te zien. Een volgenden keer weer een brief sclirijven, dat lijkt me goed. Ook al wil men ginds dan weer niet, misscliien nog minder. Elkaar plaatsen voor den eisch. En zoo de oogen openen van de beter willenden. En van de aarzelenden, die o zoo vriendelijk praten, als ze een gereformeerüe zien, maar intusschen ook maar ja-stemmen bij zulke synodale overtredingen van de grondwet der christelijke samenleving. Of door hun zwijgen zich mee schuldig maken.

K. S.

Lectoraat Kampen.

Ds Kalkman komt in Goudsche kb. nog eens terug op de kwestie. Ik zou hem graag weer antwoorden, maar doe dat alleen, als hij me eerst eens even letterlijk citeert, als ik het hem deed. Nu staat zijn artikel vol onjuistheden. Ik weet, dat ik dat laatste waar moet willen maken, als ik het beweer. Ik ben daartoe bereid. Maai* dan moet ik eerst eens zelf geciteerd worden. Anders houd ik op.

K. S.

Dogmatisch belang Afscheiding.

Op recensies antwoordt men in den regel niet, 'wanneer het daarbij gaat over meer of minder geslaagd zijn van het pogen van den auteur. Wel kan men op een bezwaar antwoorden, of een misverstand wegnemen.

Daarom zij, in antwoord op een overigens vriendelijke opmerking van „De Heraut" inzake mijn jongste brochure even opgemerkt, dat het niet noemen van dr Kuyper in deze brochure allerminst bedoeld kan zijn als uiting van gebrek aan waardeering. Daarvoor heb ik te vaak over hem geschreven, en hem b.v. verdedigd tegen aanvallen uit den kring van hedendaagsche het gereformeerde volk j, voorlichtende" bepaalde leden van den Calvinistenbond. Ik heb niet eens Kampen geteekend, van 1854 tot 1934; elke schijn daarvan ontbreekt. Ik heb alleen gezegd, dat Kampen, dat zelf deze herdenking wilde, omdat het uit 1834 voortgekomen is, en dat 80 jaar bestond, het werk van Dordrecht overnam. Verder ging ik niet. Hoe iemand daarin eenzijdigheid kan zien, is mij niet duidelijk. Of eigenlijk: het is mij een raadsel.

K. S.


1) Ik schrijf dit nu eindelijk maar eens ronduit. Ik geloof, dat Prof. H. zich nog altijd pijnlijk verlegen voelt onder de situatie. De dialectische theologen-groep is hopeloos uiteengeslagen, en tegen wat van gereformeerde zijde tegen hem aangevoerd is, heeft hij zich nog nooit kunnen verdedigen. De door hem gemaakte fouten zijn ook al te groot. Dat is eenvoudig bewezen: ik verwijs naar wat ik schreef in den loop der jaren tegen dezen hoogleeraar.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 21 september 1934

De Reformatie | 8 Pagina's

KERKELIJK LEVEN

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 21 september 1934

De Reformatie | 8 Pagina's