GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

KERKELIJK LEVEN

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

KERKELIJK LEVEN

14 minuten leestijd Arcering uitzetten

Eerhsplitsing een „geloofsstuk" en geen „waagstuk". Geen praat langer maar daad. (III.)

8. De diaconie.

Elke kerk heeft vanzelf een eigen diaconie. Dit is ©en moeilijker probleem, maar o.i. niet onoplosbaar.

'Het is nu reeds na te gaan, hoeveel er voor elke wijk noodig is en hoeveel voor de gansche kerk. Men heeft dan de verhoudingscijfers in den omgekeerd evenredigen vorm der in die wijk of buurtkerk benoodigde gelden, die ons de draagkracht der samenwerkende kerken op diaconaal gebied aangeven.

Bij deze wijzie van samenwerking blijven de diaconieën vrijwel zelfstandig, terwijl ze toch steeds elkaar tot hulp zijn. Het zal echter noodig zijn, ©en zekere norm vast te stellen voor elke „in aard overieenkomende igroep van ondersteuningen", opdat de ondersteuniiigen in de verschillende wijken zooveel mogelijk met elkaar overeenkomen. Onze tegenwoordige practijk op diaconaal gebied heeft feitelijk reeds zulk een norm geschapen.

Het spreekt echter vanzelf, dat niet alle gevallen onder een norm zijn te brengen. Afwijkingen kunnen ©chter, nauwkeurig to^egelicht, toegezonden worden aan de vergadering van een commissie uit al de gecombineerde diaconieën samen- .gesteld, die over de grootle der ondersteuning heeft te beslissen, gelijk het referaat van Rotter-

dam wijk 7 inzake parochievorming aangeeft. Zoo geschiedt het trouwens ook nu reeds met het oog op de verscliillende wijken.

Deze wijze van handelen Js o.i. de meest gewenschte met het oog op de organisclie eenheid van diegroote dorps- of stadskerk. Juist op het terrein van de diaconie komt de noodzakelijkheid van die eenheid het meest uit.

Aan het eind van elke maand zou de centrale diaconale vergadering (of haar moderamen, "bestaande uit den 'boekhouder — en secretaris als secundus — van elke diaconie) ©en begrooting kunnen opmaken van hetgeen van elke kerk, naar verhouding, in de ïoopende maand wordt verwacht, zal haar diaconie aan haar verplichtingen kunnen voldoen, ter bekendmaking aan de gemeenten. En elke week wordt er aan de gemeente meegedeeld welk deel er reeds is ingekomen. De gemeente moet voor de verantwoordelijkheid worden gesteld en men zal zien, dat de uitkomst verrassend zal zijn.

Ook de tehuizen voor weezen en ouden van dagen enz. komen onder een centrale commissie uit alle kerken, staande onder de centrale diaconale vergadering.

9. De kerkbode.

Om tot dit alles te geraken is het gewenscht, dat elke buurtkerk van de gemeenschappelijke kerkbode een geheele pagina ter beschikking krijgt om eigen belangen te bespreken (voor allen n.l. dezelfde pag., zooals „De Rotterdammer" een eigen pagina heeft voor Den Haag, Utrecht en Dordt, elk met een eigen hoofd). De verspreiding en financiering van dat blad in eigen ressort komt voor rekening van die kerk.

Deze kerkbode moet worden bezorgd b ij alle zelfstandig wonende doop- en bel ij dende leden der gemeente en ook aan de belangstellende kerkgangers als propagandamiddel. Een commissie, bijgestaan door eenige jongens en meisjes (die eens per jaar een feestje en'een boekje krijgen ter bemoediging) neemt de bezorging op zich, terwijl er tevens een !)usje wordt gepresenteerd en we vertrouwen, dat onder den zegen des HJeeren, de onkosten ruimschoots zullen worden gedekt, terwijl we nu werkelijk een orgaan hebben voor heel de gemeente -en niet alleen voor de gegoede meelevenden, terwijl degenen, die dit het meest noodig hebben, het niet ontvangen.

Nu kan ieder doop- en belijdend lid op de hoogte gebracht worden van de gemeentelijke aangelegenheden. Door de kerkbode moet geheel de gemeente worden voorbereid en warm gemaakt voor de kerksplitsing en het saamhoorigheidsgevoel worden opgewekt.

Het opnemen van de predikbeurten van de andere buurtkerken vervalt vanzelf, nu deze pagina ter beschikking komt van elk der kerken, die haar ieder voor ejgen ressort aanwendt. Dit zal het zwerven mede tegengaan.

10. Slot.

Hiermee meenen we aangetoond te hebben, dat kerksplitsing een geloofssluk is, maar geen waagstuk behoeft te wezen en beslist mogelijk is.

Natuurlijk zijn hiermee niet alle bezwaren opgeheven. We gaan er nog enkele na.

Hot ligt o.i. voor de hand, dat de wijkpredikant de Herder is en 'blijft van de moedergemeente. Hij is voor den arbeid in die wijk beroiepen. De dochtergemeente, uit haar ontstaan, zoekt zich een eigen berde]- te verwerven. 'Natuurlijk, zoolang die er nog niet is, is hij de dominee voor beide kerken, evenals in iedere andere gecombineerde kerk. Beroept de dochtergemeente hem voor haar, dan staat aan hem de keus.

Over het dominees naloopen moet men zich niet al te ongerust maken. Dat is immers niets nieuws. Het bestaat ook onder de tegenwoordige organisatie en het wordt door de nieuwe niet bevorderd, maar veeleer gekeerd. De gemeente moet bearbeid worden, zóó, dat ze leere den zegen van den Heere en niet van den dominee te verwachten.

Nog niet zoo heel lang geleden heeft men in het N. H. Kerkblad kunnen lezen, dat dank zij de geregelde bearbeiding van Dr de Vrijer, die door ruiling van beurten 30 maal per jaar kon preeken ia de eigen wijkkerk „de oude Amsterdamsche cathedraal het weer Hoet". De randgemeente Watergraafsmeer, losgemaakt van de rondprediking zag de avonddiensten met minstens 50 pet. toenemen. Amsterdam Noord daarentegen, als Evangelisatiepost met een eigen dominee een bloeiende gemeente geworden, ging kwijnen, toen de eigen dominee in den rondedans werd' opgenomen.

Heeft deze ervaring, in de Herv. Kerk opgedaan, ons niet wat te zeggen?

Het weglaten van de predikbeurten in de buurtkerkbode zal reeds invloed hebben ten goede. Nog meer zal men de gemeente aan de eigen kerk bindejn door de menschen in de gelegenheid te stellen gez'ins- en vriendenbanken te vormen^ die elk jaar of om de twee jaar Vierloot worden, met het oog op de groeiende en slinkende gezinnen, Welke plaatsen echter vervallen 5 min. voor de dienst aanvangt. Er blijven echter ook gereser­ veerde banken voor de slechthoorenden en een paar van de achterste banken voor de vreemden, die niet vooraan durven zitten.

Zoodra men een eigen gezin heeft, zullen de meesten ten minste gaan gevoelen, dat men ook een plicht heeft ten opzichte daarvan. Ook zal de betere bearbeiding van de gemeente haar vanzelf meer aan de eigen kerk binden. Men zou ook, eens om de twee, drie, of 4 weken de predikanten kunnen laten rondpreeken, met een oude preek, wat dan tevens de geschikte tijd is om de vacaturebeurten te vervullen. 'Vooral wat de Catechismusprediking betreft, zou men zeer geschikt elkander kunnen verbeurten.

Een nog betere oplossing i, s mogelijk deze, dat men de kerken, die vacant komen en de buurtkerken, die tot beroeping kunnen overgaan nu ook of geheel, wat in het begin wel het beste zal zijn om er de gemeente aan te wennen, öf ten deele losmaakt uit den kring van den rondedans, zoodat de predikant om den anderen Zondag een Catechismusbeurt elders waarneemt en om twee Zondagen een ochtendbeurl.

Ben weinig zelfverloochening zal er van predikanten en gemeenteleden wel worden gevergd bij deze regeling, maar... het is ten bate van de Gemeente van "Christus, voor welke Hij Zijn leven Het.

Men verlieze daarbij niet uit het oog, dat vele gemeenteleden ook aan een predikant wennen. Eein voordeel is het bovendien, dat er nu geen gebrek is aan predikanten, zooals enkele jaren geleden, maar een teveel, zoodat de noodige krachten er zijn en benut kunnen worden. Menige candidaat zal dan als hulpprediker dienst kunnen doen.

Of BETER nog: De geheel zelfstandige dochterkerk zou een jong predikant kunnen beroepen op een lager inkomen, maar met zulk een oplclimming, dal het op peil is, als de opvoeding der kinderen meerdere eischen gaat stellen. Aan dezen maatregel ligt trouwens een heel gezond beginsel ten grondslag.

Wel zal de malaise voor menige kerk een beletsel zijn om dadelijk tot beroeping over te gaan, maar toch niet voor alle.

En niets verhindert de andere kerken om alvast de voorbereidende maatregelen te treffen om straks te komen tot beroeping. Men kan nu reeds de ge e stel ij k e organisatie ter hand nemen, zoodat dit alvast ten goede komt aan de gemeente. Al de genoemde bezwaren verzinken dan ook Ln het niet, als we zien op de betere bearbeiding der gemeenten.

Dat wij CxEREFORMEERDEN, die er tenvolle van overtuigd zijn, dat er, (alle Evangelisatie-vereenigingen ten spijt) geen betere organisatie is ter bevordering van de komst van het Koninkrijk Gods, dan de Kerk, door onzen Heilanid zelf ingesteld, toch met alle kracht er naar jagen die kerk nu dan ook aan haar doel te doen beantwoorden, in plaats van haar te doen worden tot een ontrouwe moeder over haar kinderen. Gaan er in de groote steden (en ook dorpen) door de gebrekkige bearbeiding der massale kerken, menschelijkerwijze gesproken, met tafloos velen verloren? ... Bekommert het u niet. dat ze vergaan? Moest de liefde van Christus ons niet dringen, om alles te doen, wat we kunnen om hen te behouden? Is de kerk niet de moeder der geloovigen? Moet haar aan het behoud barer kinderen niet alles gelegen zijn?

Dat we toch in het diepst onzer ziel bewogen werden, als we zien, hoevelen er zijn, die onopgemerkt wegglijden. O zeker, we kunnen niemand behouden. Evenwel zullen hun zielen van onze band als herders geëischt warden, daar \vij over hen hadden te waken. Laten we dan niet rusten eer aan dien droeven on verantwoordelijken toestand een einde gemaakt zij!

Dan ook, is het niet treurig, dat een randgemeente zich zelfs heeft afgevraagd of ze de attestatie van de naburige groote stadskerk wel als zoodanig mocht aanvaarden, gezien de droeve ervaring, die men opdeed met die z.g. leden, die man overkreeg, waaronder zelfs een vrijgestelde van de S.D.A.P., wat men toch maar zóó niet wordt.

En dan, is het niet allerdroevigst, dat Ds Lindeboom in zijn bekende brochure verklaart, dat hij het Avondmaal haast niet bedienen durft, omdat hij niet weet, hoe het heilig te houden, daai- allerlei gecensureerden enz. kunnen aanzitten, zonder dat iemand er iets van weet (pag. 9, 10) en dat in onze Gereformeerde Kerk, die de pretentie heeft, de tucht te handhaven, naar de instelling van Christus.

Dat we niet aflaten, in de kracht des Heeren, biddend om Zijn Hcht, te zoeken naar een weg om te komen tot „KERKSPLITSING".

En geve de Heere, dat hetgeen we hier uiteengezet hebben, zoo niet DE, dan toch EEN goede weg moge blijken of althans leiden moge tot het vindein van DEN goeden weg, dan zullen we er den Heere voor danken, want om de eere ZIJNS Naam au om het heil van Zijn Zion, moet het ons immers alleen te doen zijn.

W. F. C. VAN HELSDINGEN.

H. I. Ambacht.

Een wensch van Prof. Greijdanus.

Onlangs lieefl bij het afscheid van Dr J. J. Esser, als lector aan de Theologische School, de rector. Prof. Dr S. Greijdanus, den wensch uitgesproken, dat bet lectoraat, hetwelk ook naar onze meening te onzaliger ure afgeschaft is, zou mogen herleven in den verbeterden vorm van een professoraat. 'Nu de curator, Ds F. C. Meijster, (waarvoor wij hem dankbaar zijn), in „Gereformeerde Kerkbode" van Rotterdam dit feit mededeelt, hebben wij er geen bezwaar tegen, den curator hierin te volgen. •

Dat Prof. Greijdanus' wensch ons in kwaliteit van pers-muskiet toelacht, zullen lezers van onze voorgaande artikelen reeds begrepen hebben.

Men heeft gemeend, dat bet onderwijs in de klassieke talen voor de propaedeuse der theologen wel kon vervallen. Wie echter weet, boezeer de kennis der klassieke talen al meer verzwakt wordt bij de leerlingen van gymnasia en lycea, en bovendien bedenkt, dat de beheersching van die talen toch noodzakelijk is om wezenlijk te kunnen studeeren (b.v. om kennis te nemen yan wat vroeger geschreven is), zal toegeven, dat dit onderwijs nog ter dege op zijn plaats is in deze propaedeuse.

Meji zal dan ook o.i. terug moeten kómen op het besluit tot loslating van deze propaedeutische studievakken. Om de belangen van de opleiding z, e\ï in de eerste plaats. Maar ooki, ; om trouw te bUjven aan de belofte, die — zakelijk — eens gedaan werd aan de Vrije Universiteit. Daar toch wordt dit onderwijs nog altijd gegeven aifn de propaedeutici der theologische faculteit. Welnu, wie de historie van het bekende beding nagaat, ziet daaruit onmiddellijk, dat de bedoeling ervan geweest is, vooral zorg te dragen, dat in Kampen geen gemakkelijker studiegang zou worden gevolgd dan in Amsterdam. Het heele rapport van Prof. Dr F. L. Rutgers uit die d^en wijst duidelijk in deze richting. Men zou dus zijn woord tegenover de Vrije Universiteit breken, als men in Kampen de studie verlichtte, zonder dat de Vrife Universiteit het deed.

De uitbreiding intusschen tot een professoraat, gelijk Prof. Greijdanus 'die bepleitte, is evenzeer gewenschi. Wanneer men bedenkt, dat de Qieologische faculteit der V. U. beschikken kan over hoogleeraren van andere 'faculteiten, dan is het alweer een eisch van billijkheid, dat ook te Kampen het onderwijs gegeven wordt door een aparten hoogleeraar, die dan daar het werk verrichten kan. dat in Amsterdam door andere hoogleeraren ten bate der a.s. theologen geschiedt. Over en weer diepit gelijkheid 'te zijn.

Hetgeen aantrekt in Prof. Greijdanus' voorstel, is ook dit, dat een nieuwe hoogleeraar zich kon specialiseeren op de studie der z, .g. patristiek. Inzake de studie van de kerkvaders, welke onder dezen naam aangeduid wordt, zijn wij grootendeels nog afhankelijk van andersdenkenden. Dit moet een einde, nemen. Voor den opbouw der dogmatiek, voor de studie der kerkgeschiedenis, ten deele ook voor de exegese van het Nieuwe Testament, om dan maar te zwijgen van de geschiedenis der filosofie, is het inderdaad noodizakelijk, dat de periode der kerkvaders goed wordt gekend. Heel wat begrippen, die de dogmatiek, de filosofiei, nog steeds hanteert, zijn in hun tijd aan de orde geweest. De polemiek, die Prof. Waterink geyoerd heeft over de ziel, is nog altijd een be)wijs voor de noodzaak van bestudeering der in de) discussie der kerkvaders optredende begrippen. Andere 'begrippen (b.v. hypostase) of problemen (b.v. twee naturen, natuur en genade, goed en kwaad) worden ook eerst door studie van de patres, d.w.z. de kerkvaders, langs gereformeerden weg benaderd en doorzichtig gemaakt. Wat Prof. Greijdanus wil is dus een verlangen van de eerste orde. ;

Geld? Wij kunnen bespreking daarvan als geloovigen slechts als „pim.t twee" op het agendum plaatsen. Het eerst e punt blijft steeds; wat is noodig voor het vervullen van onze taak? Eerst als dat punt afgehandeld is, kome punt twee aan de orde. En dan zal ook weer daarin wordien voorzien. Men moet wèl de 'kosten berekenen, vóór men den toren bouwt, doch niet vóór men uitspreekt, of hij altemet noodig is.

K. S.

ProL Leoerf en Prof. Doumergue.

Zie hierover „Buitenlandsche Kerken".

K. S.

Aan belangstellenden inzake Den Haag-'West.

Den Haag-West heeft in het openbaar gevraagd om niet-openbare samensprekingen.

Men weet de geschiedenis; en de reactie der gereformeerde pers daarop.

Nu is zulk een publiek verzoek om in de binnenkamer te gaan een gemakkelijke oorzaak voor legendenvorming.

Niet ieder blijkt even sterk geneigd, deze te helpen verhinderen.

Daarom leg ik thansj nu het de tijd ervoor is, en d ie w e n s c h e 1 ij k h e i d me gebleken is, de verklaring af, dat inzake de praealabele kwestie, öf aan het verzoek van Den Haag-West een dergelijke gang in een binnenkamer zal worden verbonden, voorzoover mij betreft, slechts in het openbaar zou worden geantwoord

op een (overigens zoover mij bekend nog bij niemand ingekomen of te verwachten) eventueel verzoek.

Hooren de lezers dus niets meer van mij, dan weten ze met zekerheid, dat van een voldoen aan wat Den Haag-West wilde, niets gekomen is. Tenzij men meenen mocht, dal Den Haag-West alleen maar aan anderen heeft gedacht dan aan ondergeteekende. Wat uil het stuk niet af te leiden viel.

Het leek me goed, waar Den Haag-West in het openbaar sprak, inzake deze praealabele kwestie evenzoo te handelen. Legendes zijn er al te veel.

En samenspreken heb ik natuurlijk al herhaalde malen gedaan, vóórdat Den Haaig-West het noodig vond, daarover zoo geruchtmakend te schrijven.

K. SCHILDER.

Kampen, 3 Juli 1935.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 5 juli 1935

De Reformatie | 8 Pagina's

KERKELIJK LEVEN

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 5 juli 1935

De Reformatie | 8 Pagina's