MUZIKALE KRONIEK
„Oudwijfsche fabelen."
Dat zijn van die verhaaltjes die nogal eens opgeld doen als het over Calvinisme èn Kunst gaat. De ©en repeteert ze nog trouwer dan de ander of fantaseert eo- op zijn beurt weer wat bij. Zoo weet de heer Dr Bern et Rempers ta vertellen in het Tijdschrift der Ver. v. Nederl. Muziekgeschiedenis, Dl. XIII, bl. 39, onder: „Diei „Souterliedekens" des Jacobus Clemens non papa", dat, toen de Antwerpsche Uitgever Susato in 1556 de bekende Souterliedekens uitgaf, door Clemens op 3 stemmen gezet, deze in hoofdzaak rekende op ©en debiet onder de Calvinisten, doch dat di© een streep door zijn rekening haalden — maar laat ons DT K. zelf laten vertellen:
„Allerdings hatte Susato hier eine falsch© Berechnung gemacht: di© Kalvinisten batten sich der Lieder bemachtigt und dies© spurten, da sie, die Bdlderstürmer, ja jeder Kunst abhold waren, nicht das geringste Verlangen sie mehrstiramig zu singen, ging es ihnen ja nur darum di© Psalmen) auf irgendeine Wieise herunterzuleiern, da man, wie es heisst, wohl zusammen sïngen aber nicht zusammen sprechen kann. Sonst batten si© letzteres vi©lleicbt noch lieber getan."
Nu moet men weten dat de Souterliedjes, in 1540 voor het ©erst eenstemmig uitgeg©ven door Wm. V. Zuylen v. Ny©v©lt, niet bepaald Calvinistisch© liederen waren, geen zangen die speciaal de „Kalvinisten batten bemachtigt". Roomschen ©n niet-Roomschen, Lutherschen, Dooperschen en allerlei Sectaristen hadden er 'genoegen in ze te zingen, omdat deze verzameling aller belangstelling en instemming had, vanweg© haar doel: „de jongbe lieden (di© doch tot singen veel gheneyght zyn) ©en oorsake te geiven, om in di© plaets© van sotte vleesschelyck© lied©kens, wat goets te moghen singhen daer God door gheert ende si door gesticht moghen worden, haer ghenoechte ut ©enen gheestelifcen sanck soeppen moghen". Een streven, tusschen twee haakjes, waarbij zich ook voor den meerstemmigeai zang, de Antwerpsche uitg. Susato in 1551 bad aangesloten, toen hij zich voomam^ mei zijn Musycfcboekskens niet alleen „de vaderlandsche musyck© in onser nederlantsche moedertalen in 't licht te brengene", maar ook om te weeren „aU© on- ©erlyck© ende onbetamelycfc© woorden, daier duer© des© ©dele hemelsche konst v©ront©ert ende iong© geesten bevleckt end© verargert mochten wordeni die (ter contrarie) daer duer© tot deugdeilyckem exercitatien behoren geschickt t© worden©". Éénzelfde idealisme dat ook Corn. Buscop uit Delft voor oogen had in 1568, bij zijn ©veneens op' Souterliedekens-woorden vierstemmig gezette Psalmen "Davids, „hoepende" daarmee de konst van Musica „huydens daechs grotelick misbruickt tot wellustige, scandalos© end© ander© lichtveerdig© liedekens en danserien, waer duer sy oeck v©rsmaet wort bij veel verstandige ende geacht als een o©rsproncfc ende voetsel van aU© oncuysheiyt ende lasciuie" weder „tot zyn oude gebruick ©nd© floer t© brengen".
Er is dan ook g©©n kwestie van dat de Souterliedjes een uitgesproken Calvinistische zangbundel waren. Het waren hed©ren di© vanwege de woorden, ieder die om reformatie in volks-, kerk- en kunstgezang riep, aantrokken; die, zooals reeds gezegd, door allen die van go©d©n wille in Kerk en Kunst waren, gezongen werden; bedo©ld, zooals d© titel ook aangaf „Tot stichtingh© ende een gheestelik© vermakingh© van all© Christenmenschen", let wel: ALLE Christenmenschen!
Zoomin als d© door-en-door-Roomsch© Biuscop, di© zijn bewerkingen aan den niet minder goed- Roomschen Erick v. Brunsvryck opdroeg, r©kend© ook Susato op ©en debiet van de zijd© d©r CaJ- •vinisten, temeer daar deze zangen van Roomschfcerkelijk© zijd© r©eds van ouds van k©iz©rhjk!© go©dk©uring door Maria, Regentes der Nederlanden, zuster van Karel V, waren voorzien.
Is dus dit fabeltje van Dr B. K. over dien gedesillusioneerden Antwerpschen Uitgever gemakkelijk tot het rijk der v©rb©elding waaruit het komt, te verwijzen, nog lichter valt het, de zoogenaamde „Bilderstürmer" vrij t© pleiten van d© aantijging, als zoud©n z© wars van ieder© kunst, met name die der meerstemmigheid zijn geweest.
Want niet zoodra Calvijn's medewerkers gereed waren in 1562 met hun Psalmberijmingen en -melodiën, of van all© kanten kwamen de meerstemmige bewerkingen voor huiselijk gebruik zich aandienen.
Bourgeois, de Fer, Crassot, Sureau, Servin, Maréchal, Goudimel, Ie Jeune, Sweelinck — vooral de laatst© drie het meest in Nederland gekend — vonden overal, waar de Gene©fsch© zang^wijzen geliefd en bekend geworden waren, een warm en geestdriftig onthaal.
In het bijzonder die van Goudimel, waarvaJn Dr Karl Nef in zijn ^, 01© Collegia Musica in der deutschen reformi©rten Schweiz" schrijft: „Die Goudimel'schen Psalmen bildeten also di© Grundlage für die Ausbildung des Volksgesanges, ihre Einführung in Kirch© und Scbul© war aber auch, wie ich weiter mrten noch nachzuweisen v©rsuchen werd©, von wesentlichen Einfluss auf die Gründung der Musik-koïïegien und war es deshalb notwendig, di©s© Biemerkungen über den Kirchengesang d©r Geschichte der Collegia Musica vorauszuschictai".
En wat die van Sweelinck beteekend hebben voor d© huismuziekbeoefening onzer Nederlandsch© Calvinist©n, is hier ni©t zoo gauw met eeini paar woorden 't© vertellen, maar boekdeelen, spreekt, dat het juist de 'Ger©fO'rm©©rden geweest zijn, die Sweelinck t-wintig jaar in b©slag genomen hebbein om aan hun muziefc-enthousiasm© te voldoen, ja sterker nog, dat als zij er niet geweest waren met hun „Verlangen si© mehrstimmig zu singen", ze niet éénstemmig-„herunterzuleiern", er nooit sprake zou zijn geweest van onzen nationalan Jan Pz. Sweelinck I •
J.Z.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 2 augustus 1935
De Reformatie | 8 Pagina's